Kruispunt: Ruimzicht
Ligt dit kruispunt voor de polder Mastenbroek in één van de hoeken, eerder was de route langs Ruimzicht dé verbinding met Zwolle voor de mensen uit Genemuiden. Door de ontwikkeling van Stadshagen is dit veranderd. De naam van dit kruispunt komt van het huis Ruimzicht, dat in de oksel van de Nieuwe Wetering en de Milligersteeg staat. Van hieruit heb je ‘ruim zicht’ op Hasselt, Genemuiden en vroeger ook op Zwolle.
In de 17e eeuw woonde hier waarschijnlijk de burgemeester van Zwolle.
De tramhalte
Jentje van Gerner staat voor het raam en glimlacht. Ze is blij met haar wasmachine, de was wappert al lekker in de harde polderwind aan de lijn om te drogen. Ze kijkt naar het oude schuurtje, waar vroeger de halte was van de stoomtram die van Zwolle naar Bloklzijl reed. Ze herinnert zich nog goed dat, toen ze nog niet zo lang verkering had met Anton, ze vroeg wat dat toch voor schuurtje was. De tram reed toen al niet meer. Anton heeft haar verteld waarom dit schuurtje bij hen op het erf stond en dat zijn moeder, zijn tante – die met zijn oom bij hen op hetzelfde erf woont – en zijn zussen daar samen de was doen. In een soort grote fornuispot wordt de was hier opgekookt. In het schuurtje zit zelfs nog een huussie, een buiten wc: een plank met een rond gat waar je je behoefte op kunt doen.
Ze heeft haar schoonvader weleens horen vertellen dat ze vroeger op vrijdag altijd met de tram naar Zwolle naar de markt gingen. Zelfs het vee ging dan weleens mee in de tram. In 1934 stopte de tramdienst van Zwolle naar Blokzijl, die toch zes keer per dag heen en weer ging. Nu kan ze met de bus naar Zwolle, ook wel gemakkelijk. Maar kom, ze moet weer aan het werk, Anton zal zo wel komen voor koffie.
Koeien versloan
Als Anton even later binnenkomt moppert hij een beetje. Het land is veel te nat, hij kan er niet met een tractor in dus hij is met de juk op de schouders naar het vee geweest. Dat werkt natuurlijk veel onhandiger dan normaal, ook omdat hun land her en der verspreid ligt in de polder. Jentje geeft hem gauw een warme kop koffie!
“Morgen moeten we de koeien naar een ander weiland brengen,” zegt Anton. Jentje knikt, “dat is goed”, zegt ze. “Om zeven uur dan maar? Anders is het al zo druk op de Hasselterweg.” Ja, ook daar moeten ze tijd voor uittrekken, want het vee moet dan eerst uit de polder gehaald worden en dan naar een perceel land aan de andere kant van de Hasselterweg, die steeds drukker en drukker wordt. Dus zorgen ze maar dat ze een beetje voor het verkeer aan zijn met de koeien ‘verslaon’, zoals ze hier ook wel zeggen.
De stoomtram wordt na jaren van voorbereiding uiteindelijk in 1914 in gebruik genomen en loopt van Zwolle naar Blokzijl. Zwolle is het station op de Veeralle het begin- en eindpunt. In de dertiger jaren, als er volop crisis is, kan de dienst, die zes keer per dag op en neer gaat, niet meer uit en wordt de lijn opgeheven en overgenomen door een busdienst.
De strenge winter van 1979
“Wat is er aan de hand, ben je nu al terug,” vraagt Jentje van Gerner als Anton, haar man, met natte benen de keuken weer binnenkomt. “Ja, de stroom is uitgevallen, ik kan niks beginnen!” Hij loopt meteen door naar de telefoon en belt de elektricien. Even later komt hij de keuken weer binnen. “Hij kan niet eerder komen dan rond de middag,” zucht hij. “Die arme koeien,” zegt Jentje, ze weet dat de koeien altijd staan te springen om gemolken te worden ‘s morgens. “En dan ook net met dit weer…”
Het is allemaal een beetje onhandig, het vee staat al op de nieuwe stal, zo’n honderd meter verderop bij de kolk aan de Milligersteeg. Hun huis is nog niet klaar, dus ze wonen nog op Ruimzicht, waar ze weg moeten vanwege de ruilverkaveling. Maar nu er zoveel sneeuw ligt, moet Anton lopend – of liever gezegd wadend door de sneeuw - naar de stal en als hij dan ook nog niet kan melken…
Een paar dagen later halen ze opgelucht adem: de sneeuw is weer zover weg dat ze er fatsoenlijk door kunnen naar de stal. Alles is weer op regel, gelukkig is de stroom niet weer uitgevallen.
Bevroren water
Maar net als een paar dagen geleden, komt Anton weer veel eerder de keuken binnen dan normaal. “Nu is het water bevroren,” zegt hij, “ik ga er zo meteen met de tractor naar toe met bussen water, anders hebben de beesten niks te drinken.” Jentje zucht, maar ja, het is niet anders. Dat het ook net nu zo koud moet zijn! “We moeten maar vooruitkijken en niet te lang stil blijven staan bij nu,” zegt ze dan. “Straks hebben we het land mooi dichtbij, dan hoeven we niet meer zo ver om naar het vee toe te gaan en het gras te maaien. Als we de verhuizing achter de rug hebben, hebben we het mooi voor elkaar!” En dat klopt, na de ruilverkaveling is het wat dat betreft een stuk prettiger werken.
Toch kunnen ze niet in het nieuwe huis, dat ze hebben laten bouwen omdat ze niet op Ruimzicht konden blijven na de ruilverkaveling, blijven wonen. Twintig jaar later moeten ze er weer uit omdat het land opnieuw op de schop gaat: er wordt een nieuwe weg aangelegd van Zwolle naar Hasselt. Anton en Jentje verhuizen tijdelijk naar de Nieuwe Wetering, maar als ze daar nog maar net wonen, overlijdt Anton. Jentje komt uiteindelijk weer terecht naast Ruimzicht!
De Stormvloed van 1825
Op Ruimzicht woonde in 1825 de familie van ‘t Spijker. In februari van dat jaar stormde het zo hard dat van ’t Spijker het niet vertrouwde en tegen zijn vrouw zei: “ik haal mijn zus en zwager op, wij zitten veel hoger dan zij”. Samen met de knecht spande hij twee paarden voor de wagen en reed de Milligersteeg op richting de Boxem. Vlakbij dit kruispunt woonde zijn zus met haar man, Hendrik van den Berg, en hun kinderen. Van ‘t Spijker nam zijn zus en de kinderen mee naar Ruimzicht, maar Hendrik wilde bij zijn vee blijven. Het water steeg zo hard dat op het dak van de hooiberg klom, dat door het stijgende water en de harde wind losraakte en werd meegevoerd naar Dieze. De man is daar verdronken, in maart werd zijn lichaam daar gevonden.
Ook van ‘t Spijker had grote moeite om met de paarden en wagen op Ruimzicht te komen. Het water kwam zo hard aanstromen en had grote, bevroren schuimkoppen dat de paarden niet meer over de weg konden lopen. Ze zwommen naar de achterkant van de boerderij van Milligen omdat er aan de Milligersteeg teveel bomen en struikgewas stonden, en kwamen daar uiteindelijk veilig aan land, op de huisbeld (of terp). Juist doordat er zoveel bomen en struiken stonden is dit huis toen bewaard gebleven.
BN’ers
Kent u familieleden van de familie van ‘t Spijker, die vroeger op Ruimzicht woonde? Nee? Misschien toch wel. Professor W. van ‘t Spijker is vrij bekend in christelijk Nederland en Sjoukje van ‘t Spijker zong zich als Maggie McNeal - samen met Mouth - naar de derde plaats van het Eurovisiesongfestival in 1980.
‘Losse’ boeren
De percelen land aan de zuidkant van de Milligersteeg werden vroeger bewerkt door zo’n 25 verschillende boeren uit de omgeving van de polder Mastenbroek, uit Spoolde, ’s Heerenbroek en Harculo. Dit bracht met zich mee dat het ’s zomers op de Milligersteeg een drukte van belang was. Half juni, als het een hele week mooi weer was geweest en het hooien begonnen was, reden de volgeladen hooiwagens op zaterdagsavond de Milligersteeg af. De wagens moesten niet te breed beladen zijn, anders pasten ze niet tussen de muurtjes bij de Boxem door.
Als het gras dan weer een beetje aangegroeid was, brachten deze boeren hun koeien hier naar toe. Ze liepen dan met drie à vier man achter elkaar aan, elk met drie koeien bij zich: een hele uittocht. Die koeien moesten natuurlijk gemolken worden. Daarvoor kwamen de boeren twee keer per dag op de fiets naar hun vee. De Milligersteeg stond dan vol met melkbussen, die door de melkrijder die daar reed, opgehaald werden. Wegwerker Harm Landman hield ook een oogje in het zeil: regelmatig tuurde hij door zijn verrekijker om de beesten te tellen en te controleren dat er niet een paar weggelopen waren.
Later kwamen de boeren met de tractor of de auto. In deze zomerse drukte kwam er bij Milligen, waar de weg bochtig was, weleens een auto tegen een wilg of in de sloot terecht.