sluiten

Verhaal: Kerstmis

Kerstmis is het feest van licht in de duisternis. Niet gemakkelijk voor te stellen tegenwoordig, maar in mijn jeugd, zo’n zeventig jaar geleden, was dit heel duidelijk te zien. Wij moesten ons behelpen zonder elektriciteit, waardoor alles maar matig was verlicht. Vooral in de donkere dagen voor dit grote feest. Op Kerstmorgen kwam hier duidelijk verandering in, want dan werden er extra kaarsen voor de dag gehaald, om ook de kerstkribbe in ’t volle licht te zetten. Moe wekte de kinderen die nog warm tussen de vochtige dekens lagen te snurken en stuurde hen naar de koude pomp op de deel om de slaap uit hun ogen te wassen. Wij hoorden daar duidelijk waar Va gehaast de koeien aan ’t melken was. Hij moest opschieten om op tijd in de Nachtmis te komen. Hij moest zijn beste pak nog aantrekken, het paard uit de stal halen, de lantaarns op de ‘tentwagen’ aansteken, enzovoort. Eten was er niet bij, want hij moest ‘ter communie’, dus nuchter blijven.

Soms konden wij meerijden met de buren die een wat duurdere en meer comfortabele ‘brik’ hadden om ons naar de kerk te vervoeren. Wij vonden dit niet zo geweldig vanwege de naar kamfer geurende oude buurvrouw. Zij had, om het feest extra luister bij te zetten, haar beste krakende kleren en Saksische hoofdtooi uit de kast opgediept en zat daar dan, in kamfergeuren gehuld en zonder een woord te uiten, naast ons in de wagen met haar voeten op een rokende turfstoof geplant. Je kon alleen maar een klein stukje zien van de donkere, smalle dijk als we zo rond vijf uur in de vroege morgen op de lichtjes van ’t verre Hasselt afdraafden.

Bij de kerk aangekomen, werden wij geloosd, waarna Va wegreed om het paard ergens te stallen. De geuren van brandende kaarsen, stoven met smeulende turf, wierook, kamferballen, en goedkope eau de cologne sloegen je tegen het lijf als je de kerk binnenkwam. De kribbe stond al in volle glorie te wachten op de gelovigen om een kaars op te steken. De vrouwen moesten links en de mannen rechts in de banken zitten, staan of knielen. Bijna iedereen had daar een vaste plaats, waarvoor ieder jaar een bijdrage moest worden betaald. Het duurde meestal niet lang voordat Va al prevelend en met de rozenkrans in zijn koude bevende handen, door al de vermoeienissen in slaap sukkelde. Even ontwaakte hij dan bij het begin van de speciale Kerstpreek, maar tegen de tijd dat de pastoor probeerde duidelijk te maken dat de wereld maar slecht en zondig was, was hij meestal alweer vertrokken.

Ik heb nooit begrepen of Va zich ook maar enigszins schuldig voelde als de pastoor stond te verkondigen dat wij eigenlijk allemaal heel wat fouten op ons geweten hadden en Jezus zich genoodzaakt had gevoeld om op Kerstmis naar de aarde te komen om ons uit de brand te helpen. De nadruk werd altijd gelegd op de noodzaak om vooral ‘kuis’ te leven, op het afschuwelijke van onreine gedachten, handelingen en verlangens. Vermaningen die het leven (vooral ’s nachts tussen de vochtige dekens) voor veel godvrezende toehoorders niet gemakkelijker maakten.

Het gebruik was dat je na de Nachtmis bleef zitten. De organist begon dan kerstliedjes te spelen die door de gelovigen uit volle borst werden meegezongen. Va was dan wat bijgeslapen en liet zich niet onbetuigd. Voor ons was het overduidelijk dat dit voor hem het hoogtepunt van de mis betekende. Intussen (waarschijnlijk om tijd te besparen, want de gelovigen begonnen behoorlijk hongerig te worden) begon de ‘Dageraadsmis’ al, die in stilte en in vliegende vaart werd ‘gelezen’. Hierna volgde de ‘Dagmis’, maar deze werd alleen nog maar bijgewoond door enkele bijzonder vrome zielen die niet van ophouden wisten, aangevuld met enkele vers aangekomen gelovige langslapers, die kennelijk geen behoefte hadden aan gepreek en gezang. Va had er tegen die tijd wel goed genoeg van en spoorde ons aan om zo vlug mogelijk de benen te nemen.

Thuis aangekomen stookten we de kachel op om onze verkleumde ledematen te warmen en Moe dekte intussen verwonderlijk snel de tafel. Voordat we aanvielen om onze hongerige magen te vullen, moesten we echter opnieuw bidden, maar dan was ’t toch eindelijk echt feest voor ons. Ook omdat Moe dan jarig was. Haar verjaardag werd op 2e Kerstdag nog eens extra gevierd met een feestelijke maaltijd. Meestal waren ook enkele ooms en tantes dan van de partij, maar die kwamen alleen maar als ’t goed weer was en zij zonder problemen over de dijk konden fietsen. Bij deze bijzondere gelegenheid kwam er altijd ‘sterke drank’ op tafel en Va mocht dan met instemming van Moe de jenever en brandewijn voor de dag halen. De vrouwen vergenoegden zich met advocaat, ‘boerenjongens’ en slappe zoete wijn. De stemming was dan meestal erg opgewekt. Ook al door de humoristische grappen en grollen van vooral ome Kees en ome Jans, die af en toe op de vingers werden getikt door Moe of één van de tantes, die dan waarschijnlijk nog erg sterk onder de indruk waren van de ernstige vermaningen van ‘meneer’ pastoor. Bij Va was hiervan maar weinig blijven hangen. Hij geloofde het wel!

Bron(nen): 
Verhaal: Frans van de Vegte
sluiten

Verhaal: De laatste burgemeester van Zwollerkerspel

Mr. Willem Jacob Elias Crommelin en zijn vrouw Pauline Renée van de Poll en hun kinderen namen in 1963 hun intrek in de buitenplaats Boschwijk in Wijthem.
Mr. Crommelin werd op 7 februari 1963 geïnstalleerd als laatste burgemeester van de gemeente Zwollerkerspel. Boschwijk was de ambtswoning van de burgemeester en in een van de vleugels werd de raadszaal ondergebracht. Eén van de zonen kan zich nog herinneren dat tijdens raadsvergaderingen de klompen bij de kapstok stonden, er glaasjes sigaren op tafel stonden en dat in de loop van de avond de raadszaal in een dikke blauwe walm werd gehuld.

De gemeente Zwollerkerspel bestond destijds uit de dorpen en buurschappen Berkum, Cellemuiden, Frankhuis, Genne, Haerst, Harculo, Herfte, Hoog- en Laag-Zuthem, Ittersum, Langenholte, Oldeneel, Schelle, Spoolde, Streukel, Voorst, Westenholte, Windesheim, Wijthmen, Zalné en Mastenbroek.
Op 1 augustus 1967 werd de gemeente Zwollerkerspel opgegeven en verdeeld over de volgende gemeenten: Genemuiden (1050 hectare – 92 personen), Hasselt (4013 hectare – 1080 personen), Heino (213 hectare – 183 personen), IJsselmuiden (1369 hectare – 403 personen) en Zwolle (7866 hectare – 12857 personen).

Voor de installatie van de burgemeester werden inwoners van de buurschappen uitgenodigd. De basisschool in Mastenbroek had ook een uitnodiging gekregen, en er werd geloot welke kinderen er naartoe mochten. Een groep inwoners van Mastenbroek gaf acte de présence in klederdracht. Daarvan werden deze twee prachtige foto’s gemaakt. Mocht u de ontbrekende namen weten, of denkt u dat er een andere naam bij een persoon hoort, wilt u dat dan aan ons doorgeven? Alvast bedankt!

Bron(nen): 
Tekst: Berendien Duitman
Foto's: archief familie Van Gerner, Ger Dekkers (uit Zwollerskerspel rond)
Bronnen: Wikipedia, www.crommelin.org, Hannie Knol
sluiten

Verhaal: Knieperties bakken

In veel gezinnen in de polder Mastenbroek werden op Oudejaarsdag knijpertjes gebakken. Het zware, zwarte ijzer werd ingevet door het met een vork met daaromheen een flanellen lapje dat in olie gedrenkt was, over de binnenkant van de ijzers te gaan. Daarna werd er een lepel beslag op de ene kant gegoten, het ijzer dichtgeklapt en in het kachelvuur gehouden. Later werd dit ook wel boven de gasvlam van het fornuis gedaan.

Symbolen
Als het knijpertje gaar was, werd het meteen opgerold of opgevouwen. Een opgerold knijpertje betekende: het jaar is voorbij, dicht. De opgevouwen knijpertjes toonden het nieuwe jaar, dat nog open lag.

Jantina Landman heeft het knijpertjesijzer van haar moeder nog. Ze bewaard het in een oude krant met een enveloppe erbij waarop haar moeder het recept voor knijpertjes geschreven heeft.

Bron(nen): 
Bron: Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Het Mastenbroeker volkslied

Tot grote verrassing van de werkgroep Mastenbroek Toen blijkt er een Mastenbroeks volkslied te bestaan, gedicht door Henk Pelleboer, toen Bisschopswetering West 32 ( is nu Bisschopswetering 86). Hannie Knol vond een krantenartikel van 19 mei 1994 waarin mevrouw B. Henniphof-Schaapman vertelt over de polder en dat er een volkslied bestaat. In het krantenartikel wordt het volkslied helemaal afgedrukt. Mevrouw Henniphof vertelt hoe zij er aan komt: ‘er was eens een feestavond in ‘Het Trefpunt’, zo’n 25 jaar geleden. Ik weet niet meer welk feest het was, maar wel herinner ik me nog dat ik een papier kreeg aangereikt waarop het Mastenbroeker Volkslied stond afgedrukt. Het was de bedoeling dat we het als feestgangers in koor zouden zingen’, wat dan ook gebeurd is.

Het Mastenbroeker volkslied
Zingen op de wijs: My Bonny is over the Ocean

We zijn met elkaar Mastenbroekers
We zijn op elkander gesteld.
We delen met vreugd onze armoe
Als ’t anders niet kan ook ons geld.
Mannen, vrouwen helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee.

Als voorjaars de zon en de bloemen
elkander begroeten met vreugd
dan vieren we hier bruiloftsfeesten
we doen dat in ere en deugd.
Mastenbroekers helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee

Is ’s winters het water bevroren
dan zwiert Mastenbroek langs de baan
Dan vinden de jongens de meisjes
en ieder roept lachend haak aan.
Mastenbroekers helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee.

Er is veel zorg in de wereld
Maar elders is ’t erger dan hier
We houden als goed Mastenbroekers
toch altijd een beetje plezier.
Mannen, vrouwen helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee.

Bron(nen): 
Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
foto: Het Oversticht
sluiten

Verhaal: Visites, kraamvisites en burenplicht

Bij de geboorte van een kind werden de naaste buurvrouwen gevraagd. Deze vrouwen kwamen gedurende 10 dagen twee keer per dag moeder en kind verzorgen. Een gezellig praatje met een kop koffie of thee hoorde er ook bij.
Zo hadden de vrouwen in 1934 al een baan, geen betaald werk, maar burenplicht. De buurvrouw had een hele drukke dag met een familiebezoek, maar het kind van de buren ging voor.

De vrouw die net een kind had gekregen moest verplicht 10 dagen in bed blijven.

Als iemand ziek werd was er ook nog weleens burenplicht, kinderen bleven na school vaak op de boerderij, studeren zag je zelden. Dus als er iemand ziek was bij de buren, gingen ze gewoon helpen.

Een buurtkraamvisite was in die tijd een aangelegenheid voor de buurvrouwen.
Ongeveer een maand na de geboorte.
Die werd dan in de namiddag gezamenlijk gebracht. Zo ook op Oude Wetering 16, waar een eerstgeborene naamdrager (mannelijk) was geboren. Dag Grade. Gefeliciteerd. Dag Jouk, dag Stijn, dag Stien, Willempje, Alie, Hendrikje, Femmie etc.

In de opgestookte opkamer (februari) rond de grote tafel, werd na de thee de baby getoond en herkenning gezocht. Om de tijd goed te besteden hadden enkele vrouwen hun breiwerkjes meegenomen. De kraamvrouw vond dat er wel wat stemming mocht komen. ‘ Brandewijntje met suiker misschien?’ Ja-ja! (Kort na de oorlogsjaren).

Gehaast haalde de kraamvrouw de aldus geëtiketteerde fles uit de kelder en diende de ‘brandewijn’ op. En warempel, de tongen kwamen los! Kort voor het afscheid kwam de inwonende schoonvader ten tonele. Na een slokje uit zijn glas keek hij verschrikt naar de fles. Maar met die fles heb ik pas wijwater (gezegend water RK) uit de kerk gehaald. Wat een sof, voor de dag ermee! ‘ Het spijt me maar het is geen brandewijn maar wijwater. Ik heb de verkeerde fles gepakt.’ Wijwater? Hoezo? Oh, wat jammer van je wijwater! Er zou niet geklaagd worden. Tja, inwonende schoonouders maar een kater voor de kraamvrouw. Volgende keer (volgend jaar) beter!

Bron(nen): 
Hannie Knol, Wim Blankvoort
sluiten

Verhaal: Knechten, meiden, boeren en burgers

Er was wel verschil in de polder, bijvoorbeeld tussen boeren en niet boeren, knechten & meiden en de boerenzonen & –dochters.

Hier was veel afstand, absoluut. In de polder had je ook knechten en meiden dagen en vrije dagen voor boerenzonen en boerendochters. Dat was bewust, daar zat regie achter. Het was de bedoeling dat de boerenzonen en de boerendochters verkering kregen en dan konden de knechten en de meiden gaan melken. De knechten en meiden kregen ook wel een vrije dag, en dan was het de bedoeling dat die met elkaar gingen en dat het niet teveel mixte, al gebeurde dat wel.

Er waren ook niet-boeren. Dan had je zes boeren op een rij zitten en dan was er een bij die was geen boer. Zij werden dan apart uitgenodigd op een buurvisite. Dan had je buurvisite met vijf boeren, en één familie apart.

Bron(nen): 
Marco van de Vegte
Subscribe to RSS - feesten