Verhaal: Gras maaien
Het maaien van het gras om in de winter en het voorjaar veevoer te hebben, was een tijdrovend en zwaar werk. Tot het eind van de 19e eeuw werd dit met de hand gedaan, met de zeis.
Na het maaien van het gras moest het gras door de zon drogen tot hooi. Als er niet voldoende zon was of het duurde de boer te lang voordat het gemaaide gras gedroogd was, dan werden de ‘zwadden’ gras met de hooihark gekeerd en met de hooivork losgeschud. De zwillen hooi werden met behulp van een teemplank aan een lang touw, getrokken door paarden, op hopen of oppers bij elkaar gemaakt.
De hooioppers werden later van het land gehaald met paard en wagen. Het hooi werd omhoog gestoken of geschoten en de wagen werd heel precies opgeladen.
Eerste machines
Rond 1900 kwam de eerste grasmaaimachine, een maaibalk – ook wel vingerbalk genoemd – die getrokken werd door één of twee paarden. Dit was al een hele vooruitgang. In dezelfde tijd werden er machines uitgevonden, o.a. de gecombineerde. Deze machine kon het gemaaide gras keren en als het droog was bij elkaar harken, op ‘zwillen’ (lange rijen) leggen. De gecombineerde werd ook door paarden getrokken.
De ontwikkelingen stonden niet stil en rond 1950 werd de ‘Lely’ uitgevonden, die zowel door paarden als door een tractor getrokken kon worden. Midden jaren ’50 werd het hooi ook wel in kleine baaltjes gemaakt, met de pick-up, tot in ca. 1970 de opraapwagens kwamen.
Door de komst van de tractoren kwamen er meer machines om alles te doen: het maaien, schudden, harken en opladen ging een stuk gemakkelijker. Er kwamen opraapwagens, die het hooi direct uit het ‘zwil’ omhoog en in de wagen brachten.
Inkuilen
Hierna kwam men op het idee om het gras in te kuilen. Het gras hoefde dan minder droog te zijn als het hooi. Met de opraapwagen werd dit gras van het land gehaald en gelost bij de boerderij totdat er een grote bult gevormd was. Dit werd goed aangedrukt door er met tractoren overheen te rijden, ‘vast te rijden’. Doordat er op die manier minder lucht en zuurstof in het gras was, conserveerde het beter. Hierna werd en wordt de persbult afgedekt met een plastic zeil en een laagje zand voor de druk. Het persvoer wordt er door de boer met een tractor met kuilvoersnijder afgesneden en de stal in gebracht.
Dit is ook nu nog de belangrijkste manier om wintervoer voor het vee te winnen en te bewaren.
Nieuwste ontwikkeling
Begin jaren ’90 kwamen er persen, die grote ronde of vierkante balen konden maken met plastic eromheen. Ook hier wordt het voer geperst, om het langer houdbaar te maken. Hoe steviger geperst, hoe langer houdbaar. Dit nam snel toe, toen er machines kwamen die de grote balen (350 – 600 kg per stuk) konden tillen. De allernieuwste ontwikkeling is het hakselen van het gras, zo van het land, dat kleingesneden in de wagen wordt geblazen. Dit wordt weer in een kuil gereden. Het grote voordeel is dat het snel gaat, beter geperst wordt en gemakkelijker te verwerken is met het voeren.