sluiten

Verhaal: Grond en gewassen

De grond in den polder bestaat aan de randen uit klei waaronder veen, geleidelijk wordt de kleilaag naar binnen dunner en komt het veen hooger. Waar de minste klei voorkomt is evenwel lang niet altijd het slechste gras bestand, daar treft men zelfs nog prima wei en hooilanden aan welke op sommige plaatsen van de klei, nog wel eens zoek zijn. De meeste grond, vooral die waar de kleilaag niet heel dik is, verdraagt het zonder eenig bezwaar om bij een matige kunstmestbemesting, zonder stikstof achtereenvolgens tweemaal ‘s jaars gehooid te worden. In doorsnee wordt er nog te weinig kunstmest gebruikt vooral op het weiland. Zelfs daar wordt door bijna allen stikstofhoudende kunstmest nog als verderfelijk beschouwd. De grassen die in de polder groeien, zijn in de eerste plaats honinggras, te veel, en dan beemdlangbloem en veldbeemd, vervolgens op de klei ruwbeemd en op het veen reukgras, en ook te veel, daartussen eischen goede en minder goede grassen hun plaats op alsook van de klavers allereerst de witte en minder goed onderhouden en schrale landen nemen sekgrassen, russchen, bunt en ratelaar een beduidend gedeelte van den grond in beslag.

Bron(nen): 
J.W. Holtland, in Landbouwblad 24-8-1928, n.a.v Landbouw Tentoonstelling “Zwolland” , 1928 in Zwolle