sluiten

Verhaal: Melken van de koeien

‘s Morgens om 5 uur stond je op om de koeien te melken. Iedereen hielp mee, behalve de boerin. Het dienstmeisje moest wel mee. Zij moest goed kunnen melken. Elk jaar werd een nieuw dienstmeisje gekozen, tenzij ze zelf wilde blijven of wanneer ze niet beviel bij de boer.

De koeien de gemolken werden, werden vastgezet; een touw kruislinks aan de achterpoten gespannen, zodat de koe niet weg kon.
Gemiddeld leverde een koe 10 tot 15 liter melk op per melkbeurt. Er werd twee maal daags gemolken. Het was vaak 10 liter ’s morgens en 10 liter ’s avonds.
Als koeien pas gekalfd hadden, was de melkproductie hoger.
Tegenwoordig met machines is de melkopbrengst per koe veel hoger; zo’n 25 liter per keer.

Tegen een uur of 7 was het melken klaar en ging men een boterham eten, de kalfjes voeren of een zieke koe verzorgen en de melkemmers werden schoongemaakt.
Rond 8 uur, na deze werkzaamheden, werd echt gegeten.

Elke morgen, behalve ’s zondags, kreeg je karnemelkse pap. Wel met stroop, want anders was de pap te zuur.
Niet op elke boerderij aten ze karnemelkse pap.

De melk werd verzameld in melkbussen. Voordat de melk in de bussen werd geschonken werd het door een zeef gehaald, de teems, om het vuil eruit te halen. Er zat een wat in, een ronde schijf, waarmee het vuil werd opgevangen.

De bussen melk werden elke dag opgehaald; ’s zomers zelfs twee keer per dag, alleen op zondag één keer. En de melk voor de kalfjes kwam weer terug.

De hooiberg, met daarvoor, op de kar, de melkbussen en de pullen (deze werden op de uiers van de koe gezet).

De omslag van melken met de hand naar machines was in de jaren 50, maar ook nog in de jaren 60, vaak afhankelijk van het aantal koeien op de boerderij.

Bron(nen): 
Roelie Kok