Verhaal: Onderhoud aan de polder
Het waterschap had ten tijden van de ruilverkaveling een grote invloed en een hoge waardering van hun bewoners. Voor de bewoners had de dijkgraaf en hoofdingelanden meer aanzien dan burgemeester en wethouders. In 1965 was het waterschap van mening dat ze in moeilijkheden kwam om de polder te beheren omdat de kosten te hoog zouden oplopen. De wegen en bruggen waren bijna allemaal aan een grote onderhoudsbeurt toe. Polderwegen waren in eigendom van het waterschap en niet van de gemeentes (de polder viel onder de gemeenten IJsselmuiden, Genemuiden, Hasselt en Zwollerkerspel).
Na de vraag om subsidie voor het onderhoud kreeg men het advies een verkaveling aan te vragen waarin alles kon worden ondergebracht. Hierdoor konden een betere ontwatering, ontsluiting van de wegen en kavelruil (door de jaren heen was er zo vaak grond verkocht dat vele bedrijven meerdere kavels hadden en soms een hele kleine huiskavel) mogelijk worden gemaakt. Ook door de snel ontwikkelde landbouw was behoefte aan efficiëntie; om bij te kunnen blijven en om de bedrijven te kunnen ontwikkelen.
Door bedrijfsverplaatsingen kon ruimte worden gemaakt voor grote huiskavels. Daardoor kwamen er boerderijen langs wegen waar nog nooit iets had gestaan.
De openheid werd een beetje aangetast; de wegen aan beide zijden van de drie hoofdweteringen ‘zuid-noord’ werden vervangen door één weg, maar door een bijzonder plan kon de wetering blijven bestaan, al was het wel aan de wisselende zijden van de weg, en bleef hierdoor het zicht op de speciale terpboerderijen gespaard.