sluiten

Verhaal: Voer voor het vee in de polder 1945

Als de Polder Mastenbroek in april 1945 bevrijd wordt, staat het land nog steeds onder water. Het gemaal moet aangezet worden om de 8000 hectare land droog te pompen. Maar… er is geen brandstof. In de laatste Oorlogswinter was er aan alles een gebrek, ook aan brandstof. De kolen van het gemaal zijn verdwenen… Daarom koopt het polderbestuur stro, zodat het vuur in de ketels van het gemaal kunnen branden. Dat stro komt per schip naar Genemuiden en de boeren moeten helpen om het bij het gemaal te krijgen.

Vee elders onderbrengen
Als het land drooggemalen is, kunnen de beesten nog niet direct naar buiten: er groeit immers nog niets. De Rijksdienst Landbouwherstel, opgericht door de Nederlandse regering in augustus 1945, houdt zich bezig met het beheer van landbouwgronden en het afhandelen van bezettingsschade. Hier valt ook onder water gezet land onder. De Rijksdienst brengt vee onder brengen bij boeren die aan de rand van de polder wonen en wiens land droog gebleven is. Niet alle boeren werken vrijwillig mee, soms moet er enige dwang uitgeoefend worden. Er gaat vee uit Mastenbroek naar de Mandjeswaard en naar het Kamper eiland. Waarschijnlijk wordt dit door de overheid vergoed.

Voer voor het achtergebleven vee
Een ander probleem is het voer voor de koeien die in Mastenbroek achtergebleven zijn. Er groeit nog niets in de polder en omdat de polder in september 1944 onder water gezet is, is er ook minder geoogst. Het bestuur van de ‘Stoomzuivelfabriek Genemuiden’ in Genemuiden regelt eind mei, begin juni met de Rijksdienst voor de Noordoostpolder dat er veevoer voor de boeren in Mastenbroek geleverd wordt. De stoomzuivelfabriek huurt 30 ha. rode klaver voor zes boeren van de Kamperzeedijk. Zes boeren van de Nieuwe Wetering kunnen hooien bij Kuinre. Dat is wel een hele onderneming: twee boerenwagens met daarop maaimachines en daarachter twee hooimachines (gecombineerden) vertrekken naar Kuinre. Voor de wagens lopen twee paarden. Een moeizame tocht omdat de wagens de hele winter in het water hebben gestaan. De boeren leveren allemaal man-, paardenkracht en wagens aan. Via ‘De Krieger’ naar Vollenhove, dan de polder in over de nieuwe weg die ongeveer evenwijdig liep met de oude weg over Blokzijl en Blankenham richting Kuinre. Er gaan ook fietsen mee, want op zaterdag gingen de mannen weer naar huis, naar de Kamperzeedijk. De paarden konden dan bij een ‘directieboer’ blijven. Een directieboer had het opzicht over 500 ha. Door de week eten en slapen de mannen in kamp Luttelgeest 2.
De rode klaver staat een halve meter hoog! De mannen maaien het en omdat het prachtig weer is is de klaver met twee, drie dagen droog. Het wordt aan mijten gezet, onder de begeleiding van een deskundig mijter die het werk goed in de hand houdt. Na twee weken staan er maar liefst vijf grote klavermijten! In het najaar wordt de klaver in balen van 50 kg geperst en met de hulp van legerwagens naar Mastenbroek gebracht.

Land voor de pinken
Voor de pinken heeft de Genemuider Stoomzuivelfabriek, net als de andere ‘melkfabrieken’ die de melk van de boeren uit de polder afnemen, land geregeld in de polder. Een ploeg ‘verzorgingsmannen’ gaat alvast naar de polder om de weiden daar ‘in het draad te zetten.’ Deze mannen blijven ook in de polder om voor de pinken te zorgen. De pinken worden voorzien van een schets met aftekening, een blikje in het oor en de afkorting van de voor- en achternaam van de eigenaar wordt in de hoeven gebrand. Dan worden de pinken met de veeboot van de familie Visscher (de Pieten) naar Kuinre gevaren. Vanaf Kuinre worden ze nog een paar kilometer verder gedreven naar de klaverweide.

Het vee weer terug
Toch is het vee niet lang in de polder geweest. Eind augustus 1945 komt het bericht dat er pinken uitgebroken zijn in dat ze in “het Lemster Hop” lopen, een gebied tussen Kuinre en Lemmer. Om verdere moeilijkheden te voorkomen geeft het bestuur van de Genemuider Stoomzuivelfabriek opdracht om het jongvee terug te halen. De pinken worden bij elkaar gedreven en over dezelfde route naar huis gebracht. Tussen ‘de Noorde’ en het veer worden de pinken tegengehouden. In zes of zeven vaarten worden de 500 pinken overgezet en tijdelijk ondergebracht op de algemene weide aan de Achterweg in Genemuiden. De volgende dag halen de eigenaren ze daar op.
Dat het een hele tocht was om het vee lopend uit de polder op te halen, bleek wel dat verschillende boeren de klompen versleten hadden en op kousenvoeten het laatste stuk naar huis liepen.

Bron(nen): 
Bron: Peter van der Horst
Foto: internet