sluiten

Verhaal: Waterschap Mastenbroek: wegen en dijken

Waterschap Mastenbroek: de wegen en dijken
Normaal gesproken hoorden de wegen niet bij het Waterschap. Maar omdat dit in de polder Mastenbroek vanaf de drooglegging al zo was, waren de wegen in Mastenbroek eigendom van het Waterschap. Dat hield in dat de gemeente of het rijk niets aan het onderhoud van de wegen betaalde. Dat moesten de inwoners van Mastenbroek zelf doen.

De wegen
Lang werd het meest over het water vervoerd. Het verkeer over de weg kwam eeuwenlang op de tweede plaats. Tot begin 20e eeuw waren de wegen onverhard. Langzamerhand kwam hier verandering in: stukje bij beetje werden de wegen verhard met steen, puin en met sintels (overblijfsel van de steenkool waarmee de fabrieken gestookt werden). Later kwam er grind over deze verharding. Maar lang niet overal tegelijk. Tot in het begin van de twintiger jaren werd de weg aan de ene kant van de Wetering de witte kant werd genoemd en de andere kant de zwarte. Dit naar de kleur van de verharding. Dit werd allemaal over het water aangevoerd. Toen de wegen eenmaal goed verhard waren, moest het vervoer over het water het afleggen tegen het vervoer over de weg.

Kostenpost
De wegen en het onderhoud moest door de bewoners zelf betaald worden en waren dan ook een grote kostenpost. De inwoners waren er dan ook zuinig op. Reden er tot 1950 maar enkele auto’s in de polder, na 1960 veranderde dat. In 1960 komt de schaalvergroting en daarmee ook het zwaardere vervoer op gang. Voor Mastenbroek betekende dat de paard en wagens, die rond de drie ton konden vervoeren en waar de wegen en bruggen op afgestemd waren, vervangen werden door tractoren en vrachtwagens met veel zwaardere vrachten.

Vergunningen
Daarom was het voor particulieren die niet in de polder woonden, niet toegestaan met de auto de polder in te rijden. Er stond bij elke toegangsweg van de polder een bord: verboden voor auto’s. Hier werd ook nadrukkelijk op gecontroleerd. De politieagenten stonden aan de Driebruggen, Het Vosje en Kruisvliet (kruispunten in de polder) te controleren en als je geen ontheffing had, moest je gewoon betalen. Als polderbewoner kon je met een vergunning de hele polder door. Als er tractoren en later vrachtauto's de polder door moeten, moest hier een speciale vergunning voor worden aangevraagd. Als je van buiten de polder kwam kreeg je alleen ontheffing van het verbod voor de route die je rijden moest. Je vroeg dat aan bij het kantoor van het waterschap en de provincie gaf hem af.

Ruilverkaveling
Ondanks deze maatregel konden de wegen in Mastenbroek, grindwegen op veengrond, het zwaardere vervoer niet aan, evenals de smalle houten bruggen die hier niet op berekend waren. Verder waren de weteringen ondiep en vol modder door achterstallig onderhoud. Daarom vraagt het waterschap een ruilverkaveling aan, om de wegen kwijt te raken aan de gemeente en om subsidie te krijgen voor andere zaken zoals een nieuw gemaal. In 1973 wordt er gestemd en het voorstel wordt aangenomen en zo wordt de ruilverkaveling in gang gezet.
Tot de ruilverkaveling waren de bruggen eigendom van het waterschap. Die moesten elke zomer geteerd worden, zowel de boven als onderkant. De firma Mol uit Genemuiden kwam met bokken en die zorgde ervoor dat het onderhoud gebeurde. De leuningen werden geverfd met aluminiumverf door de wegwerkers.

Waarschuwingen
Als er gevaar was met hoog water, werd vroeger de stormlantaarn, die heel ver scheen, op een hoog punt opgehangen. Er waren allemaal ijkpunten: Hasselt, Genemuiden, ’s Heerenbroek en nog meer. Dit om elkaar te waarschuwen hoe de toestand van de dijken was, want er was nog geen telefoon. Men vroeg dan: zijn er al lichten? Eén licht betekende: waarschuwing, twee lichten: spannend, drie lichten: dijk doorgebroken.
Na de oorlog is de Kamperzeedijk grotendeels afgegraven en de weg verbreed. De Afsluitdijk was gelegd in 1933 en daardoor was het gevaar voor overstromingen veel minder groot. De zgn. slaperdijk ligt er nog wel.

Trechter
Het waterschap Mastenbroek was helemaal omringd door dijken om het water van het Zwarte Water, het Zwarte Meer, de Vecht en de IJssel buiten de polder te houden. In 1980 ging het Waterschap Mastenbroek op in Waterschap IJsseldelta. IJsseldelta is het zinkputje van Overijssel, het laagste punt. Het water van de Vecht, de IJssel en het gemaal bij Zwartsluis, Zedemuiden, waar het water uit Drenthe terecht komt, komt allemaal bij IJsseldelta terecht. Dus moesten de dijken wel goed voor elkaar zijn. De Noordoostpolder en de Flevo-polder werden aangelegd. Als je op de kaart kijkt heb je eigenlijk een grote trechter naar Kampen toe. Bij Noordwesterstorm stuwt de wind heel veel water de trechter in richting Kampen en Mastenbroek. Vandaar ook de bouw van de Balgstuw bij de Ramspol.

Bron(nen): 
Bron: Albert van Ittersum, J. Kroes (knipsel uit Deltapost uit archief fam. Knol)
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit het archief van Albert van Ittersum, Annet Jonker