Verhaal: Zelfvoorzienend op het eigen erf
Het erf was vroeger een heel belangrijk onderdeel van het boerenbedrijf en was met veel hout beplant. Dit leverde het benodigde bouwmateriaal, het gebruikshout en de brandstof. Maar het had ook nog tot taak om zoveel mogelijk te beschermen bij stormvloeden. Ook riet werd zoveel mogelijk op eigen erf geteeld.
Verder was een belangrijk gedeelte van het erf voor bouwland of tuin bestemd, waar het benodigde voedsel en fruit verbouwd werden. Toen de aardappel kwam, ging men die op eigen erf verbouwen en dit vormde samen met de vele bonen die men zelf verbouwde een belangrijk onderdeel van het voedselpakket. Er is ook nog een tijd geweest waarin ieder bedrijf zijn eigen vlas verbouwde voor de benodigde kleding. De wol had men van de schapen en spinnen hoorde er gewoon bij. Elk bedrijf was zoveel mogelijk zelfvoorzienend.
Met gras en hooi werden de koeien, paarden en schapen gevoed. Het zaad dat in de winter uit het hooi kwam werd gezeefd, met water of karnemelk vermengd en aan de varkens gevoerd. ’s Zomers moest het vee, dat alleen voor eigen behoefte gehouden werd, zoveel mogelijk de eigen kost zoeken op het land.
De melk werd tot boter bereid in houten emmers, vaten en kuipen en vanzelfsprekend de houten karn. De boter werd in vaatjes verpakt en in de kelder, die meestal aan de noordkant van de boerderij gebouwd was, bewaard. Veel van de boter werd verkocht en per trekschuit naar de markt in Zwolle of Kampen vervoerd. Daar werd ze gekocht door opkopers die het meeste weer vervoerden naar de markt in Amsterdam. Vooral in het midden van de polder is dit lange tijd de belangrijkste bron van inkomsten geweest.
Ieder bedrijf had naast het eigen gezin veel personeel omdat alles met de hand moest worden gedaan. In de zomer werd dit vaste personeel nog aangevuld met de hannekemaaiers of pikmeiers, zoals ze in deze streek genoemd werden. Ze zwermden in Nederland overal uit om enkele weken gras te maaien bij de boeren. De twee achterste banken in de kerk van Mastenbroek herinneren er nog aan, want dit waren de pikmeiersbanken. De andere zitplaatsen in de kerk waren verhuurd.
Met hard werken en sober leven vonden de mensen hier een bestaan, ook wel eens weer afgewisseld met wat betere tijden. Veel ellende en leed hebben de bewoners meegemaakt, vooral door de stormvloeden, die telkens weer toesloegen. Het is wel gebeurd dat twee keer in één jaar alles onder water liep, dat daarbij vele mensen en dieren het leven lieten en dat soms alles door de golven werd weggeslagen.