sluiten

Verhaal: Hooien op zondag

Op een zondag begin jaren '30 werd deze foto gemaakt op de Molenwaard in Hasselt.

Tijdens de kerkdienst van de Rooms-Katholieke Kerk in Hasselt (deze stond toen nog aan de Hoogstraat in Hasselt) kwam door een noordwesten wind het water opzetten in het Zwarte Water. Dit was na de dienst het gesprek van de dag. Het land zou onderlopen en daardoor kwam de hooi-oogst in gevaar. Toen werd aan de pastoor gevraagd of ze het hooi die dag mochten ophalen. De pastoor gaf hen dispensatie van de zondagsrust en met burenhulp werd het hooi binnengehaald.

Waar nu de jachthaven ligt, was vroeger de Molenwaard.

Bron(nen): 
Tekst: Bernard Reuvekamp
Bron: familie Haverink
Foto: familie Haverink
sluiten

Verhaal: Kienhout of stobben

Als het zomers lang droog is of wanneer de bodem inklinkt door ontwatering komen er nog regelmatig zulke kienstobben naar boven. Bertha en Egbert Kanis, die vroeger bij de Papekop woonden, vertellen dat het heel wat messen van maaibalken gekost heeft. Want als je gras ging maaien en je mes kwam tegen zo’n harde punt, was het kapot. Later met de cyclomaaiers ging het beter. Uit 3,5 hectare land die Egbert en Bertha midden jaren ’70 in de buurt gekocht hadden zijn zo’n 150 stukken kienhout uitgegraven.

Problemen
Ook Bernard Reuvekamp, die een boerderij bij ’t Werkel had (die inmiddels is opgegaan in Stadshagen) herinnert zich dat er eens loonwerker bij hem op het land aan het werk was. Hij had de machinist goede instructies gegeven. “Als je hout raakt, laat het gewoon zitten en werk er omheen!” Als Bernard Dat ging prima, totdat er een andere machinist aan het werk was. Toen Bernard even naar huis was geweest en weer terug kwam, hoorde hij een machinemotor tekeer gaan. Waar hij bang voor was, was gebeurd. De man had een grote stronk naar boven gehaald en stond er trots bij. Het probleem van Bernard was dat het grote gat dat achterbleef, weer aangevuld moest worden met zand!

Wim Blankvoort, boer aan de Oude Wetering, vertelt dat hij ’s zomers, als het wat langer droog is geweest, in het land kan zien waar houtresten in de bodem zitten. Het gras verkleurt daar roodbruin, doordat de wortels van het gras op het hout zitten en ze geen krijgen voeding meer krijgen.

Bron(nen): 
Bron: fam. Kanis, Bernard Reuvekamp, Wim Blankvoort
Auteur: Annet Jonker
Foto: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Mastenbroek één groot bomengraf

“Voordat Mastenbroek ontstond heette het ook wel ‘Woud van Ongenade’, niet alleen omdat er wilde dieren leefden maar ook omdat er onbarmhartige mensen woonden,” aldus J. Kroes van de Nieuwe Wetering die zich in de historie van Mastenbroek verdiept heeft, in een interview in 1992.

“In 693 was er een aardbeving die gepaard ging met een vloedgolf uit de Noordzee, die gevolgen had voor het dit gebied. Het hele bos werd door natuurgeweld geveld. Het bos werd moeras en in het stilstaande water ontstond planten- en struikengroei, waardoor het veen zich begon te ontwikkelen. Tot het jaar 1877 overstroomde de polder maar liefst 22 keer bij stormrampen.

De bisschop van Utrecht, Jan van Arkel, bond in 1363 de strijd met het water al aan: hij liet een ringdijk om Mastenbroek heen aanleggen ter bescherming. Ook was deze bisschop de eerstverantwoordelijke voor de verkaveling van het gebied. Na de indijking en verkaveling werden er ook meer boerderijen gebouwd, vooral langs de rand van de polder.”

Werden de boerderijen in het begin gewoon op het maaiveld gebouwd, als gevolg van de vele overstromingen ging men de hoeven op terpen bouwen. Toen hij zelf graafwerkzaamheden uitvoerde, stuitte hij op restanten van vroegere boerderijen. Het ging om brandlagen. In één daarvan trof Kroes een speerpunt aan, die afkomstig bleek te zijn van de roofridder Zweder van Voorst, die vele eeuwen geleden de boeren in Mastenbroek beroofde. Wanneer de boeren niet wilden meewerken, werden zij gebrandschat, wat inhield dat de boerderijen in brand gestoken werden.

De graafwerkzaamheden toonden verder aan dat tot 1950 de terp, waarop ook nu nog de boerderij van Kroes staat, acht keer is verhoogd, elke keer met 30 centimeter. Kroes is ervan overtuigd dat Mastenbroek altijd op haar hoede moet blijven voor het water. Hij wijst op 1988, toen het water in de IJssel zo hoog kwam te staan dat het kritiek werd voor Mastenbroek. De oorzaak is volgens Kroes de kanalisering, de drang in Nederland om smelt- en regenwater zo snel mogelijk af te laten vloeien naar de Noordzee.

Bij de ontwikkeling en het bouwrijp maken van de wijk Stadshagen, kwam een heel veenbos naar boven. De Zwolse Stadsarcheoloog Hemmy Clevis (zie foto) zegt eind jaren ’90 in een interview dat het ‘heel uniek is in Nederland dat zo’n groot veenbos in oorspronkelijke staat uitgegraven is’. Door een storm of overstroming aan het begin van onze jaartelling is het eiken- en elzenbos omgevallen in de zachte veengrond en afgedekt door een dikke laag klei, waardoor het perfect bewaard is gebleven. “Boomresten en veenbodem in deze originele combinatie kunnen heel veel duidelijk maken. Tot en met een vrij nauwkeurige klimaatreconstructie aan toe,” zegt één van wetenschappers die zich destijds in deze opgraving verdiept heeft in hetzelfde krantenartikel. Ook het landschap en met name de flora van rond het begin van de jaartelling kan veel beter geduid worden. Uiteindelijk is de opgraving weer afgedekt met grond en bouwzand en is de wijk Stadshagen erop gebouwd.

Bron(nen): 
Krantenartikelen uit archief Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto: bij krantenartikel / Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Grond en gewassen

De grond in den polder bestaat aan de randen uit klei waaronder veen, geleidelijk wordt de kleilaag naar binnen dunner en komt het veen hooger. Waar de minste klei voorkomt is evenwel lang niet altijd het slechste gras bestand, daar treft men zelfs nog prima wei en hooilanden aan welke op sommige plaatsen van de klei, nog wel eens zoek zijn. De meeste grond, vooral die waar de kleilaag niet heel dik is, verdraagt het zonder eenig bezwaar om bij een matige kunstmestbemesting, zonder stikstof achtereenvolgens tweemaal ‘s jaars gehooid te worden. In doorsnee wordt er nog te weinig kunstmest gebruikt vooral op het weiland. Zelfs daar wordt door bijna allen stikstofhoudende kunstmest nog als verderfelijk beschouwd. De grassen die in de polder groeien, zijn in de eerste plaats honinggras, te veel, en dan beemdlangbloem en veldbeemd, vervolgens op de klei ruwbeemd en op het veen reukgras, en ook te veel, daartussen eischen goede en minder goede grassen hun plaats op alsook van de klavers allereerst de witte en minder goed onderhouden en schrale landen nemen sekgrassen, russchen, bunt en ratelaar een beduidend gedeelte van den grond in beslag.

Bron(nen): 
J.W. Holtland, in Landbouwblad 24-8-1928, n.a.v Landbouw Tentoonstelling “Zwolland” , 1928 in Zwolle
sluiten

Verhaal: Het landbouwbedrijf in 1928

De verkoopprijs van enigszins gunstig gelegen grond varieert van twee tot drie duizend gulden per H.A, soms word het dubbele of meer betaald. Door de polder loopen smalle, lieve grintwegjes, die uitstekend in orde zijn en niet stuk worden gereden door auto’s waarvan een enkele bij hoge uitzondering er op wordt geduld. Het zal dan ook zeker nog heel wat voeten in de aarde moeten hebben eer het zoo ver is dat het goed wordt gevonden dat de Mastenbroeker boer met eigen auto gebruik mag maken van den weg die naar zijn erf leidt. Hoewel men aan den rand van den polder op sommige plaatsen nog al tuingrond heeft, te IJsselmuiden wordt jaarlijks voor meer dan ƒ150000 aan groenten geveild, bestaat de binnenpolder bijna uitsluitend uit wei- hooiland. Idere boer houdt daar gemiddeld 20 tot 30 melkkoeien. De Mastenbroeker koe, zwartbont, niet overgroot , met dun vel iets wat zwakke achterbeenen en uitstekend uier. Steeds meer melk is het ideaal van den Mastenbroeker boer! Toen de melk niet meer op eigen boerderij verwerkt behoefde te worden is de hooiverkoop langzamerhand verminderd en word er zo veel mogelijk melkvee gehouden; de kleinheid van de grootte opstallen is ten slotte nog het beletsel om de rundveestapel nog meer uit te breiden. De melk wordt grotensdeels coöperatief verwerkt, toch gaat het niet doelmatig,en een beduidend kwantum naar speculatieve fabrieken. Bijna alle boeren hebben hun eigen boerderij, waarvan de opstallen tot voor kort op hoogten werden gebouwd, welke laatsten steeds ter bescherming tegen eventueel stormwater en drijvende ijsschotsen aan de noord- west zijde met opgaand hout gewas werden bepoot, ’t welk bij elke boerderij nog aanwezig is.

Bron(nen): 
J.W. Holtland, in Landbouwblad 24-8-1928, n.a.v Landbouw Tentoonstelling “Zwolland” , 1928 in Zwolle
Subscribe to RSS - klei, veen en nattigheid