sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 5

Deel 5

Dominees

Volgens Jan Hoekman was er in de jaren zeventig een overvloed aan dominees. Hoewel de afgelegen polders helemaal niet zulke aantrekkelijke kerkelijke gemeentes waren, kan hij zich een periode herinneren dat er maar liefst twaalf afgestudeerde theologen een proefpreek kwamen houden in Mastenbroek. Als in een soort talentenjacht preekten de jonge theologen naar beste kunnen, in de hoop er te worden beroepen.
Maar voor de gelukkige winnaar van de ‘prekenwedstrijd’ viel het wonen in de polder vaak helemaal niet mee. Ze waren niet gewend in dergelijke afgelegen gebieden te wonen. Vooral de wintermaanden zorgden voor eenzame periodes. De gemeenteleden probeerden dan ook goed voor hun dominee en zijn vrouw ‘de juffrouw’ te zorgen, zodat ze het er een beetje konden uithouden.

In de herfst werd de jonge juffrouw door enkele boerinnen bijgestaan bij de inmaak van bonen, kool enzovoort. De dominee moest ook een koe slachten, want wie zou hem in de winter vlees bezorgen? Zo kochten bijvoorbeeld vier boeren een vette koe op zijn orders. Samen met hun vrouwen gingen ze dan naar de dominee om te slachten. De koe van de dominee viel altijd mee, veel vet en zwaar gewicht. De mannen moesten slachten, afhakken, zouten enzovoort. De vrouwen zorgden voor de worstmakerij. Zo had men daar minstens twee dagen pret, dit bracht dominee en gemeenteleden nader tot elkaar. Zij brachten veel bezoeken en de omgang werd zeer hartelijk.

Doordat niet iedere dominee goed aarde in de afgelegen polder, vertrokken enkelen ook weer erg snel zodra elders een gemeente vacant was. Zo waren er jonge ongehuwde dominees die wel een relatie hadden, maar wier verloofde niet wilde wonen op een plek met zoveel water en zulke slechte wegen. Ook gebeurde het wel dat de dominees die al wel waren getrouwd, alsnog vaak alleen in de polder zaten. Als bijvoorbeeld hun echtgenote zwanger was, verbleef zij weken bij haar ouders in afwachting van de bevalling.

Wordt vervolgd!

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.