sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 6

Deel 6

Kerkelijke cultuur

De kerkelijke cultuur was behoudend en werd op een bepaald moment zelfs nog veel behoudender. Ontwikkelingen werden argwanend gevolgd. Zo moest er de nodige tegenstand worden overwonnen, voordat er een orgel in de kerk kwam.

In de kerk in Mastenbroek is in 1886 op 24 februari voor de eerste maal een avonddienst gehouden bij petrolie verlichting. Nu ontbrak nog een orgel. Meester Annouw leidde tot hiertoe de kerkzang en sloeg elke regel aan. Toen kwam dominee Kornelis van der Werfhorst, op de kansel. Die was een voorstander van een orgel. Maar nu moest veel tegenstand overwonnen worden. De meeste leden der kerkenraad waren oude mannen, welke steeds werden herbenoemd. Een werd gewipt, die had op zaterdag een koe gesmokkeld en zondagmorgen gezouten en toen aan het nachtmaal deelgenomen. Dat was lang niet, ‘geeft des Keizers wat des Keizers is’. In de notabelenbank zaten veelal jongere mannen. Bij de benoeming zocht men de gemeente af naar personen welke maar zelden in de kerk verschenen om trouwer opkomst te bevorderen.
Maar nu naar het orgel terug, sommigen vonden het niet gepast de stichtelijke kerkzang door muziek te verhogen, anderen meenden dat al was er nu geen veepest, toch de kerk deze uitgave niet gedoogde. Dominee zeide ‘kerk en armen mochten elkaar bijstaan’. Uiteindelijk werd besloten een orgel aan te schaffen. Maar nu, hoe groot en hoe duur? Dominee zeide: ‘voor harmonie is de kerk veel te groot’. Toen zeide een oude boer: ‘o nee nee, dominee gien herremonika in de kerk loaten speulen’. Na veel gescharrel werd een orgel aangeschaft. En de nu reeds lang overleden meester Annouw werd ontslagen als voorzanger.

Einde.

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.