Verhaal: Moord in Mastenbroek
Zoals men weet is de ontginning van Mastenbroek niet zonder slag of stoot geschied. De eigenaar van het gebied, de bisschop van Utrecht, wilde het zo rechtvaardig mogelijk verdelen tussen de omringende steden en dorpen, die het tot dusverre als zomerweide hadden gebruikt. Maar hij werd gedwarsboomd door zijn rebelse vazal, de heer van Voorst. Die wilde, net als zijn neven op de Buckhorst, kasteel Rechteren en huis Almelo, vanuit zijn sterke burcht bij Westenholte het veengebied beheren als zijn exclusief domein.
Tweemaal werd er een heuse oorlog gevoerd, en pas de belegering, inname en verwoesting van 'de Voorst' met behulp van de drie Overijsselse steden in 1362 kon een begin worden gemaakt met de uitvoering van het ontginningsplan. Frederik Stoeveken, gezworen landmeter van de bisschop, maakte een revolutionair ontwerp, dat zo goed in elkaar zat dat men zich nog eeuwen later verbaasde over de perfecte regelmaat in het Mastenbroeker landschap. Het zou tweeënhalve eeuw duren voordat de Amsterdammers erin slaagde om in de Beemster een vergelijkbare prestatie te leveren.
Vaklieden uit alle windstreken
Toen de landmeter en zijn helpers nog bezig waren om met hun meetkettingen de lijnen uit te zetten, kwamen de poldergasten al van heinde en verre aangezet. Waar ontgonnen werd, was werk: met bijl en fakkel werden bomen en ruigte verwijderd, en vervolgens met spa, draagberrie en kruiwagen weteringen en kavelsloten gegraven, looppaden gemaakt, huisterpen en dijkjes opgeworpen. Goede timmerlieden konden flink verdienen aan de bruggen, zijlen en sluizen. En natuurlijk hoopten velen dat ze na afloop van de werkzaamheden een stukje grond kregen toebedeeld in het nieuw ontgonnen landbouwparadijs.
We kennen de namen van veel van die kolonisten; ze noemden zich vaak naar de plaats van herkomst. Ze kwamen van dichtbij, en heetten 'van Millingen' (bij Dalfsen) of 'Heyne' (Heino), of van verder, en droegen de herkomstnaam 'van Loenen' (in het Nedersticht) of 'Catreep' (Catrijp, bij Schoorl in Kennemerland). Anderen werden naar hun streek van herkomst 'Hollander' genoemd, of 'Overlander'; de laatste categorie bestond uit lieden die de Rijn waren komen afzakken, en uit het hele 'bovenland' tussen Kleef en Keulen afkomstig konden zijn.
Arrogant Kampen
Met zoveel mensen bij elkaar gebeurde er wel eens wat; ruzies en opstootjes, ongelukken, misschien wel een staking als het loon niet op tijd kon worden uitbetaald. In 1381 ontstond er een grote controverse tussen de initiatiefnemers, waar de Drie Steden naast de bisschop de belangrijkste rol in speelden. Nu stond Kampen tegenover de rest. De stad was destijds afgekocht door omzetting van de rechten op Masten¬broek in de vorm van de snel aanwassende eilanden in de IJsselmond. Maar arrogant als het was door zijn enorme rijkdommen die het uit de Oostzeehandel had vergaard, was het op eigen houtje begonnen met het graven van een nieuwe wetering.
Strijd
De oude landmeter Stoeveken reisde af naar Zwolle om plechtig te verklaren, dat er destijds was afgesproken dat er drie weteringen zouden worden aangelegd. Die waren al geruime tijd klaar, en iedereen kende ze: de Oude Wetering naar Veneriete, de Nieuwe Wetering naar Genemuiden en de Bisschopswetering naar Westendrecht. Nu wilde die Kampers dwars door Mastenbroek een vaarverbinding naar Hasselt graven! Ondanks de protesten van de andere be-langhebbenden ging het werk door.
Het enige dat werd bereikt, was dat de wetering niet door eigendommen heen gegraven werd, maar dat de grenzen van de kavels en de blokken werden gevolgd. Zo herinnert het hoekige verloop van deze vaarweg nog altijd aan het compromis dat als vroeg voorbeeld van het Nederlandse 'polderen' in zijn overdrachtelijke betekenis kan gelden.
Moord
Maar waarschijnlijk was de toon nu gezet. De verhoudingen waren verhard, de oude tegenstellingen van vóór de verdeling kwamen weer aan het licht. Drie jaar na de moeizame onderhandelingen over de Kamper Wetering moest er opnieuw groot alarm worden geslagen. Daarvoor kwam ditmaal de landsheer in hoogst eigen persoon naar het Oversticht. Er was een moord gepleegd. Het slachtoffer was Rembolt die Hollander, Zwols gerichtsman, eigenaar van een kavel in het Windesheimer Slag. Men zei dat Dirc Arndssoen, gerichtsman te Genemuiden, bij de dodelijke vechtpartij betrokken was geweest. Maar hij was samen met zijn handlanger, Andries die Overlander, gevlucht.
De rechtszitting
Op de dag van de Heilige Catharina (23 november) van het jaar 1384 arriveerde bisschop Floris van Wevelinkhoven in Zwolle. Vier dagen later vond het 'heymael', de rechtszitting, plaats. De landsheer liet zich bijstaan door een Raad van notabelen. Daartoe behoorden jonker Frederik van Wevelinkhoven, zijn broer, Goswinus van Rossum, ridder, en Henric die Zuer, knaap, schout van Salland. Ook zag men Egbert Hake van Rutenberg, schout en kastelein van Vollenhove, Wolter Stelling, dijkgraaf van Mastenbroek, en Godert van Oestenwolde, gerichtsman en gezworene in de polder. En tenslotte zaten bij de rechtzitting aan Henric van Criekenbeke, knaap, die later amtman van Salland zou worden, en Hugo Duwer, schepen van de stad Zwolle. Velen van dezen waren gegoed in Mastenbroek, en hadden dus een persoonlijk belang bij het handhaven van de vrede en het bevorderen van de welvaart in het gebied.
De getuigen
Er waren veel getuigen van de moord. Zij werden opgeroepen om voor het heymael te getuigen, en met hulp van twaalf volgers onder ede hun onschuld aan het gebeurde te bevestigen.
De eerste getuige bleef anoniem in het protocol; laten we hem Jan noemen. Hij nam tien volgers mee die in Mastenbroek zelf woonden, en twee die onder Zwollerkerspel vielen. Eén van deze helpers was Peter Catreep, die net als zijn broer Jacop Catreep een boerderij bezat in het Windesheimer Slag, tussen de Nieuwe Wetering en de Zwartewaterdijk.
Vervolgens kwam Johan van Loenen naar voren, die eveneens met twaalf helpers zijn onschuld betuigde. Ook onder hen waren er tien Mastenbroekers en daarnaast twee inwoners van Zalk.
Een aantal getuigen had nog geen twaalf helpers om zich heen kunnen verzamelen, en kreeg veertien dagen respijt. Het ging om Dirc van Bijmen, Henric van Loenen met zijn zoons Willem, Derc en Jacob, en om zekere Bartelomeus.
Marselijs Gerijtssoen had aanvankelijk ook uitstel bedongen, maar kon nog tijdens de zitting met twaalf volgers terugkeren en met hen bezweren had dat hij geen schuld had aan Rembolds gewelddadige dood.
Voorkomen van bloedvetes
De verdachten waren zoals gezegd voortvluchtig. De aanklagers in de zaak, Reijnken die Maelner, Alert Wiggerssoen en Peter van Marcken, moesten beloven dat zij niet buiten de landsheer om tot een zoen of een vonnis zouden besluiten. Een vonnis in een dergelijke zaak betekende vrijwel zeker de doodstraf voor de daders, maar een 'zoen' was minder hard. In zo'n geval werden niet alleen de daders en de directe nabestaanden van het slachtoffer, maar ook beide families door middel van een officiële plechtigheid met elkaar verzoend, en moesten de eersten aan de laatsten ook een materiële en immateriële genoegdoening geven.
Dat kon neerkomen op betalingen in geld of natura (paarden bijvoorbeeld), of op het instellen van een fonds waaruit missen konden worden betaald voor het zieleheil van de overledene. Dit systeem was ingesteld om de ook in onze gewesten veel voorkomende bloedvete te voorkomen, waarbij families generaties lang op voet van oorlog met elkaar bleven. Het werkte goed, en heeft ertoe bijgedragen dat het rechtssys¬teem door de overheid, in dit geval de landsheer, gereguleerd werd en voor alle onderdanen in beginsel gelijkelijk zou gaan gelden.
Gissen
Helaas weten we niet hoe deze zaak is afgelopen. Sterker nog: we kennen zelfs de toedracht van deze doodslag niet. Rembold was gezien zijn functie zeker een man van enig gezag. Heeft hij onenigheid gekregen met zijn Genemuider collega, en is dit op een fatale ruzie uitgelopen? Gezien de hoeveelheid directe getuigen, negen man, de drie aanklagers en de twee vermeende daders, moeten er behalve Rembold tenminste twaalf mensen aanwezig zijn geweest toen het gebeurde. Hield het verband met die eerdere ruzie over de Kamper Wetering? Dat is niet waarschijnlijk, want geen van de in het protocol genoemde personen heeft aanwijsbare connecties met die stad. Mogelijk heeft het incident zich dus ergens in het zuidelijk deel van Mastenbroek, in 's-Heerenbroek of ergens bij de Hoge Brug afgespeeld. Sporen heeft het niet in het landschap achtergelaten. Tegenwoordig wordt door nabestaanden wel eens een monu¬mentje op de plaats van het drama opgericht, en dan vaak in de vorm van een kruis.
Maar de naam 'Kruisvliet' bij de Mastenbroeker kerk zal toch wel een andere herkomst hebben.