sluiten

Verhaal: Ruilverkaveling Mastenbroek - deel 2

Aangevraagd 1969
Gestemd 1973
Begin Uitvoering 1975

De ruilverkaveling in Mastenbroek is wel de ingrijpendste verandering geweest sinds de inpoldering in 1364 door Bisschop Jan van Arkel van Utrecht. De polder werd toen in grote blokken verdeeld en ontsloten, op een manier die 600 jaar stand heeft gehouden en tot op heden nog in stand is.

De polder heeft vele tegenslagen moeten verwerken. Eerst rooftochten door middeleeuwse bendes, later veeziekten, overstromingen en oorlogen. Van september 1944 tot april 1945 heeft de Duitse bezetter zelfs de polder onder water gezet om de oprukkende geallieerden te hinderen.
Het waterschap had in de polder een grote invloed en genoot ook waardering van de bewoners: de dijkgraaf en hoofdingelanden hadden meer aanzien dan burgemeester en wethouders.
De polder Mastenbroek viel onder verschillende gemeenten: IJsselmuiden, Genemuiden, Hasselt en Zwollerkerspel. Het waterschap was in de jaren 1965 van mening dat men in moeilijkheden kwam om de polder te beheren, de kosten zouden te hoog op lopen.
De wegen en bruggen waren bijna allemaal aan een grote onderhoudsbeurt toe.
De polderwegen waren in eigendom van het waterschap en niet van de gemeenten.

Na de vraag voor subsidie om dit voor elkaar te maken kreeg men het advies een verkaveling aan te vragen waarin alles kon worden ondergebracht: een betere ontwatering, ontsluiting van de wegen en kavelruil. Door de jaren heen was er zo vaak grond verkocht dat vele bedrijven meerdere kavels hadden en soms een heel kleine huiskavel. En door de snel ontwikkelde landbouw was er behoefte aan efficiëntie, om maar bij te kunnen blijven en de bedrijven te kunnen ontwikkelen.

Door bedrijfsverplaatsingen kon ruimte gemaakt worden voor grote huiskavels. Daardoor kwamen er boerderijen langs wegen waar nog nooit iets had gestaan.
De openheid van de polder werd een beetje aangetast. De wegen aan beide zijden van de drie hoofdweteringen werden vervangen door één weg. Maar door een bijzonder plan - Het plan Vallen - kon de wetering blijven bestaan, al was het wel aan wisselende zijden van de weg. Hierdoor bleef het zicht op de speciale terpboerderijen gespaard.

De nieuwe wegen werden aangelegd op een tot op het zand uitgegraven tracé en vervolgens met zand uit de zandwinplas aan de Kerksteeg opgehoogd zodat er stevige ondergrond was voor het zware verkeer van nu. De oude wegen waren in de jaren aangevuld met puin en grind maar nooit was er de zachte ondergrond verwijderd, met als gevolg dat ze bleven verzakken.

Maar niet iedereen zag dat zitten in de polder !!
Het wordt veel te duur, dat kunnen we nooit meer opbrengen, werd er gezegd. Vele vergaderingen en voorlichtingsbijeenkomsten zijn er geweest om een goed oordeel te vormen. Ook moest iedereen zo nodig zijn of haar invloed laten blijken. Zo werd de toenmalige voorzitter van de Boerenpartij, Koekoek, door tegenstanders naar het Trefpunt in Mastenbroek gehaald om meer tegenstemmers te werven.
Op die avond zat het Trefpunt nokje vol. Maar na een uurtje wachten was de heer Koekoek er nog niet, waarop de voorstanders zeiden: “Geen wonder, hij kan het heus niet vinden waar hij moet wezen met al die smalle weggetjes in Mastenbroek.”

Dat de wegen smal waren ondervond ook een delegatie van de cultuurtechnische dienst uit Utrecht die per bus kwam kijken of het wel noodzakelijk was om hier een verkaveling te houden. De bus reed over de Bisschopswetering toen er een auto uit tegengestelde richting kwam en de chauffeur geen kant meer uit durfde, hangend boven de Wetering met zijn bus.

Ook kregen de natuurverenigingen te veel te vertellen en moesten de bewoners te veel grond inleveren ten behoeve van nieuwe natuur (een weidevogel reservaat “Het Jutjesriet”).
Dat was een heel gevecht want de clubs hadden toen ook al veel te vertellen. Wat niet door iedereen werd gewaardeerd, aldus Bernard Reuvekamp. “Er werd door anderen over onze grond beslist en dat waren we niet gewend!”
Al met al werd er eind 1973 gestemd en met overmacht stemde men VOOR de verkaveling: 1368 stemmen voor en 113 tegen. Dus 74 procent voor en 26 procent tegen.

Eerste schop:
Na een lange voorbereiding (vanaf 1969) werd in 1975 daadwerkelijk de eerste schop in de grond gezet.
De voorbereidingscommissie werd benoemd tot verkavelingscommissie, die eensgezind met behulp van deskundigen het een en ander in goede banen leidde. En wat verbaasde de commissie: op de eerste zitting in het tijdelijke kantoor dat stond aan de Bisschopswetering te ’s-Heerenbroek meldde een van de grootste tegenstanders zich aan voor verplaatsing. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, moet hij gedacht hebben.
Maar dat was wel de beste oplossing voor allemaal en dus geschiedde het.
Maar of het allemaal zo vlotjes verliep zal niemand beamen. Er was veel overredingskracht en geduld nodig om alles in goede banen te leiden. En er werd wel eens een deur hard dicht geslagen, maar zover men weet zijn geen gewonden gevallen!
Een woord van dank aan de aanvragers en uitvoerders van de verkaveling is volgens de schrijver dan dit artikel wel op zijn plaats. “Aan hen is het te danken dat we nu een bijzonder mooie polder hebben waar het goed wonen en werken is. Waar de natuur ook volledig aan zijn trekken komt en waar de bewoners ook trots op zijn.
Samen hebben we de polder sterk gemaakt en daar mag iedereen nu van genieten.
Een oude polder in een nieuwe jas, die hem nog vele jaren zal passen.”

Kosten:
De kosten van de verkaveling worden voor overgrote deel door het rijk betaald. Voor de grondeigenaren bleef er ongeveer 50 tot 100 gulden te betalen per hectare per jaar gedurende 30 jaar. Dit word door de belastingdienst geïnd, de zogeheten ruilverkavelingsrente. Begin jaren ’90 is men begonnen te betalen.
In januari 1988 was de regeling van de kosten gereed: er werd omgeslagen naar het verschil bij de eerste schatting (aan het begin van de verkaveling) en de tweede schatting op 1-12-1983 als rechtsgeldige. Waarbij werd gekeken naar de herschatting ( dempen sloten, in cultuur brengen van vervallende wegen en dergelijke). Nuts bepaling waterbeheersing, ontsluiting, verkaveling. Verrekenposten ondergrondse leidingen, overwegen, enzovoort .
Dit alles werd via een puntensysteem verrekend en zo kwam men tot een omslag
per bedrijf per hectare.
“Alles met elkaar was dit best wel een bewogen tijd, want toen het begon was het een onbekend fenomeen. Wel was er veel voorlichting geweest maar als het op uitvoering aan komt dan heb je er zelf mee te maken”, kijkt Bernard Reuvekamp terug. De vele wisselingen van gebruik van grond, veelal tijdelijk omdat men op enig moment ruimte nodig had voor de werkzaamheden aan wegen, sloten en weteringen.
De beginschatting was geweest. Dit was als uitgangspunt heel belangrijk want daarnaar werd later alles weer naar toegerekend. En dit punt is wel eens onderschat.
Daarnaast werd ook veel op de buurt gelet: er werden nogal wat grond aankopen gedaan om zo een denkbeeldige kavel te volmaken, maar hier had je niet zoveel tijd voor (tot 1 december 1982). “Maar over het algemeen ging het vrij geruisloos, de weg aanpassingen en het verplaatsen van de boerderijen was de grootste klus. Maar naar verloop van tijd werden de bulten grond minder.”
Ook van de voormalige tegenstemmers kreeg de commissie te horen dat deze verkaveling een goede zaak was en dat ze blij waren dat het was doorgegaan, al zagen ze het eerst niet zitten.

Maar er kwam een ander gevaar op zetten: de expansie drift van de gemeenten heeft ook voor Mastenbroek grote gevolgen. Genemuiden en Hasselt willen grond voor de industrie en Zwolle voor woningen in “Stadshagen”. Maar daar lijkt nu de grootste honger van over te zijn en zal de polder weer in rustig vaarwater terecht komen.
Maar stilstand is achteruitgang wordt wel eens gezegd, dus ontwikkelingen zullen er blijven.

Bron(nen): 
Tekst: Bernard Reuvekamp
Foto's Boxem: Fam. Landman
sluiten

Verhaal: De Reussies - Toen en Nu

De Reussies aan de Bisschopswetering 84

Toen
De Reussies werd rond 1836 gebouwd. De zwart-wit foto is rond 1913 genomen. Op de foto ziet u van links naar rechts: Harmpje Riezebosch (1904), Johanna Riezebosch (1909-1977), Harmpje Riezebosch-Pelleboer, Lubbert Riezebosch, een buurmeisje, de dienstbode en de knecht.

Johanna Riezebosch trouwde met Hendrik Burgers Dekker van de Kamperzeedijk en ze gingen in Ittersum wonen. Daar had Johanna een handwerkwinkel en Hendrik werkte als monteur in de Renault-garage tegenover het station in Zwolle. In Ittersum werden drie kinderen geboren: Evert, Harmpje en Hendrik Johan. Eerst zat de oudere zus van Johanna, Harmpje (getrouwd met Marten Schouten) op de boerderij in Mastenbroek, maar zij verhuisde later met haar man naar de Kamperwetering. Toen konden Johanna en Hendrik boer worden in Mastenbroek en daar werden nog twee kinderen geboren: Lubbert en Aaltje.

Alie (Aaltje) trouwde in 1964 met Peter Kamphof en zij trokken in de salonwagen die op het erf stond. Daar werden hun dochters Helma en Joan geboren. In 1969 verhuisden Alie en Peter van de salonwagen naar het woonhuis, en daar zagen Jan, Hetty, Han en Remco het levenslicht.

Van palen en koppen
Tijdens de ruilverkaveling werd het grondwaterpeil verlaagd, en daar was menigeen niet blij mee. Ook Hendrik Burgers Dekker niet. Hij groef grote gaten om te kijken of de koppen van de palen onder het huis en de stal nog onder water stonden en hoe hun conditie was. Hij kwam tot de ontdekking dat ze droog kwamen te staan. Hij ging naar de dijkgraaf om dit aan te kaarten, maar werd daar niet erg serieus genomen. Het was allemaal onzin en hij moest maar grind om het huis leggen i.p.v. stenen. Omdat hij er niet gerust op was heeft Dekker daarna een paar ijzeren buizen in de grond geslagen: 1 voor het huis en 1 naast het huis. Geregeld gooide hij de tuinslang erin om zo te proberen het waterpeil hoog genoeg te houden. Maar later bleek dat het huis toch steeds meer begon te verzakken. Iets wat bij oude huizen op terpen vaker voor komt.

Nu
Waarschijnlijk rond 1926 is aan de linker kant van het woonhuis een gedeelte bijgebouwd, zodat het huis geschikt was voor 2 gezinnen. En zo ziet het huis er nu nog uit (zie kleurenfoto).
Op De Reussies (ook het hele gebied achter de boerderij heet De Reussies) heeft altijd melkvee gestaan, en soms een aantal varkens. In 2000, het jaar dat Peter 65 werd, zijn ze gestopt met het melkveebedrijf. Daarnaast waren Peter en Alie altijd al bezig met de paardenfokkerij, en ook nu staan er nog paarden op de deel.

Bron(nen): 
Bron: Peter en Alie Kamphof
Tekst: Berendien Duitman
Foto 1913: Peter en Alie Kamphof. Foto 2015: Berendien Duitman.
sluiten

Verhaal: Mastenbroek één groot bomengraf

“Voordat Mastenbroek ontstond heette het ook wel ‘Woud van Ongenade’, niet alleen omdat er wilde dieren leefden maar ook omdat er onbarmhartige mensen woonden,” aldus J. Kroes van de Nieuwe Wetering die zich in de historie van Mastenbroek verdiept heeft, in een interview in 1992.

“In 693 was er een aardbeving die gepaard ging met een vloedgolf uit de Noordzee, die gevolgen had voor het dit gebied. Het hele bos werd door natuurgeweld geveld. Het bos werd moeras en in het stilstaande water ontstond planten- en struikengroei, waardoor het veen zich begon te ontwikkelen. Tot het jaar 1877 overstroomde de polder maar liefst 22 keer bij stormrampen.

De bisschop van Utrecht, Jan van Arkel, bond in 1363 de strijd met het water al aan: hij liet een ringdijk om Mastenbroek heen aanleggen ter bescherming. Ook was deze bisschop de eerstverantwoordelijke voor de verkaveling van het gebied. Na de indijking en verkaveling werden er ook meer boerderijen gebouwd, vooral langs de rand van de polder.”

Werden de boerderijen in het begin gewoon op het maaiveld gebouwd, als gevolg van de vele overstromingen ging men de hoeven op terpen bouwen. Toen hij zelf graafwerkzaamheden uitvoerde, stuitte hij op restanten van vroegere boerderijen. Het ging om brandlagen. In één daarvan trof Kroes een speerpunt aan, die afkomstig bleek te zijn van de roofridder Zweder van Voorst, die vele eeuwen geleden de boeren in Mastenbroek beroofde. Wanneer de boeren niet wilden meewerken, werden zij gebrandschat, wat inhield dat de boerderijen in brand gestoken werden.

De graafwerkzaamheden toonden verder aan dat tot 1950 de terp, waarop ook nu nog de boerderij van Kroes staat, acht keer is verhoogd, elke keer met 30 centimeter. Kroes is ervan overtuigd dat Mastenbroek altijd op haar hoede moet blijven voor het water. Hij wijst op 1988, toen het water in de IJssel zo hoog kwam te staan dat het kritiek werd voor Mastenbroek. De oorzaak is volgens Kroes de kanalisering, de drang in Nederland om smelt- en regenwater zo snel mogelijk af te laten vloeien naar de Noordzee.

Bij de ontwikkeling en het bouwrijp maken van de wijk Stadshagen, kwam een heel veenbos naar boven. De Zwolse Stadsarcheoloog Hemmy Clevis (zie foto) zegt eind jaren ’90 in een interview dat het ‘heel uniek is in Nederland dat zo’n groot veenbos in oorspronkelijke staat uitgegraven is’. Door een storm of overstroming aan het begin van onze jaartelling is het eiken- en elzenbos omgevallen in de zachte veengrond en afgedekt door een dikke laag klei, waardoor het perfect bewaard is gebleven. “Boomresten en veenbodem in deze originele combinatie kunnen heel veel duidelijk maken. Tot en met een vrij nauwkeurige klimaatreconstructie aan toe,” zegt één van wetenschappers die zich destijds in deze opgraving verdiept heeft in hetzelfde krantenartikel. Ook het landschap en met name de flora van rond het begin van de jaartelling kan veel beter geduid worden. Uiteindelijk is de opgraving weer afgedekt met grond en bouwzand en is de wijk Stadshagen erop gebouwd.

Bron(nen): 
Krantenartikelen uit archief Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto: bij krantenartikel / Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Tegen de ruilverkaveling

“Heb je gehoord wat ze willen? Ze willen hier een ruilverkaveling! Maar daar ben ik het niet mee eens”, zegt Klaas Hengeveld tegen zijn vrouw. “Hoe komen ze op dat idee”, vraagt zijn vrouw zich af. “Het Waterschap Mastenbroek heeft ruilverkaveling voorgesteld. Dan hoeven ze de wegen en bruggen niet meer te vernieuwen, dat doet de gemeente dan. Het heeft allemaal achterstallig onderhoud en het is behoorlijk duur om het allemaal te renoveren. Maar verkaveling is ook duur, let op mijn woorden!” Als Mies Blankvoort aan de deur komt om handtekeningen te verzamelen tegen verkaveling zet Klaas de zijne er graag bij!

Geen verliezers
Als er op 21 december 1973 gestemd wordt, blijkt een ruime meerderheid van maar liefst 80 procent vóór verkaveling te zijn. Mopperend lopen een aantal mensen uiteindelijk de zaal uit. “Ja ja, geen verliezers zal de insteek zijn, ik moet het allemaal nog zien!”
Klaas is heel tevreden. Als één van de eersten heeft hij zijn land bij huis, omdat ze zijn land bij de kerk nodig hebben voor het zandzuigen. Het land is getaxeerd en het blijkt dat het land bij zijn huis aan de Oude Wetering maar heel iets beter is dan het land bij de kerk.
Hij moet lachen als hij hoort dat één van de grootste tegenstanders van de ruilverkaveling als eerste bij het kantoor stond om verplaatsing aan te vragen. ‘Je moet wel zorgen dat je meekomt nu het eenmaal zo besloten is’, zou hij gezegd hebben. Gelukkig stelt de overheid de eerste tien jaar een groot bedrag rentevrij beschikbaar en alleen als je 70 tot 80 procent van je land bij huis krijgt moet je meteen betalen. Anders wordt het uitgesmeerd over dertig jaar.

Wegen geasfalteerd
Een ander voordeel van de verkaveling is dat de wegen geasfalteerd worden nu de overheid die in beheer heeft. Als halverwege de jaren zeventig de ligboxstallen in opkomst zijn, zijn de grindwegen in Mastenbroek kapot als de ligboxenstal klaar is. Klaas zegt er nu over: “we waren verkeerd bezig om tegen de ruilverkaveling te zijn. Het heeft ons veel gebracht, de polder – en daarmee de bedrijven in de polder - had zich nooit zo kunnen ontwikkelen als er niet verkaveld was. Als wij zelf de wegen hadden moeten betalen en het vervangen van de bruggen, was het nooit zover gekomen!”

Bron(nen): 
Klaas Hengeveld
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker, Waterschap IJsseldelta
sluiten

Verhaal: Waterschap Mastenbroek: wegen en dijken

Waterschap Mastenbroek: de wegen en dijken
Normaal gesproken hoorden de wegen niet bij het Waterschap. Maar omdat dit in de polder Mastenbroek vanaf de drooglegging al zo was, waren de wegen in Mastenbroek eigendom van het Waterschap. Dat hield in dat de gemeente of het rijk niets aan het onderhoud van de wegen betaalde. Dat moesten de inwoners van Mastenbroek zelf doen.

De wegen
Lang werd het meest over het water vervoerd. Het verkeer over de weg kwam eeuwenlang op de tweede plaats. Tot begin 20e eeuw waren de wegen onverhard. Langzamerhand kwam hier verandering in: stukje bij beetje werden de wegen verhard met steen, puin en met sintels (overblijfsel van de steenkool waarmee de fabrieken gestookt werden). Later kwam er grind over deze verharding. Maar lang niet overal tegelijk. Tot in het begin van de twintiger jaren werd de weg aan de ene kant van de Wetering de witte kant werd genoemd en de andere kant de zwarte. Dit naar de kleur van de verharding. Dit werd allemaal over het water aangevoerd. Toen de wegen eenmaal goed verhard waren, moest het vervoer over het water het afleggen tegen het vervoer over de weg.

Kostenpost
De wegen en het onderhoud moest door de bewoners zelf betaald worden en waren dan ook een grote kostenpost. De inwoners waren er dan ook zuinig op. Reden er tot 1950 maar enkele auto’s in de polder, na 1960 veranderde dat. In 1960 komt de schaalvergroting en daarmee ook het zwaardere vervoer op gang. Voor Mastenbroek betekende dat de paard en wagens, die rond de drie ton konden vervoeren en waar de wegen en bruggen op afgestemd waren, vervangen werden door tractoren en vrachtwagens met veel zwaardere vrachten.

Vergunningen
Daarom was het voor particulieren die niet in de polder woonden, niet toegestaan met de auto de polder in te rijden. Er stond bij elke toegangsweg van de polder een bord: verboden voor auto’s. Hier werd ook nadrukkelijk op gecontroleerd. De politieagenten stonden aan de Driebruggen, Het Vosje en Kruisvliet (kruispunten in de polder) te controleren en als je geen ontheffing had, moest je gewoon betalen. Als polderbewoner kon je met een vergunning de hele polder door. Als er tractoren en later vrachtauto's de polder door moeten, moest hier een speciale vergunning voor worden aangevraagd. Als je van buiten de polder kwam kreeg je alleen ontheffing van het verbod voor de route die je rijden moest. Je vroeg dat aan bij het kantoor van het waterschap en de provincie gaf hem af.

Ruilverkaveling
Ondanks deze maatregel konden de wegen in Mastenbroek, grindwegen op veengrond, het zwaardere vervoer niet aan, evenals de smalle houten bruggen die hier niet op berekend waren. Verder waren de weteringen ondiep en vol modder door achterstallig onderhoud. Daarom vraagt het waterschap een ruilverkaveling aan, om de wegen kwijt te raken aan de gemeente en om subsidie te krijgen voor andere zaken zoals een nieuw gemaal. In 1973 wordt er gestemd en het voorstel wordt aangenomen en zo wordt de ruilverkaveling in gang gezet.
Tot de ruilverkaveling waren de bruggen eigendom van het waterschap. Die moesten elke zomer geteerd worden, zowel de boven als onderkant. De firma Mol uit Genemuiden kwam met bokken en die zorgde ervoor dat het onderhoud gebeurde. De leuningen werden geverfd met aluminiumverf door de wegwerkers.

Waarschuwingen
Als er gevaar was met hoog water, werd vroeger de stormlantaarn, die heel ver scheen, op een hoog punt opgehangen. Er waren allemaal ijkpunten: Hasselt, Genemuiden, ’s Heerenbroek en nog meer. Dit om elkaar te waarschuwen hoe de toestand van de dijken was, want er was nog geen telefoon. Men vroeg dan: zijn er al lichten? Eén licht betekende: waarschuwing, twee lichten: spannend, drie lichten: dijk doorgebroken.
Na de oorlog is de Kamperzeedijk grotendeels afgegraven en de weg verbreed. De Afsluitdijk was gelegd in 1933 en daardoor was het gevaar voor overstromingen veel minder groot. De zgn. slaperdijk ligt er nog wel.

Trechter
Het waterschap Mastenbroek was helemaal omringd door dijken om het water van het Zwarte Water, het Zwarte Meer, de Vecht en de IJssel buiten de polder te houden. In 1980 ging het Waterschap Mastenbroek op in Waterschap IJsseldelta. IJsseldelta is het zinkputje van Overijssel, het laagste punt. Het water van de Vecht, de IJssel en het gemaal bij Zwartsluis, Zedemuiden, waar het water uit Drenthe terecht komt, komt allemaal bij IJsseldelta terecht. Dus moesten de dijken wel goed voor elkaar zijn. De Noordoostpolder en de Flevo-polder werden aangelegd. Als je op de kaart kijkt heb je eigenlijk een grote trechter naar Kampen toe. Bij Noordwesterstorm stuwt de wind heel veel water de trechter in richting Kampen en Mastenbroek. Vandaar ook de bouw van de Balgstuw bij de Ramspol.

Bron(nen): 
Bron: Albert van Ittersum, J. Kroes (knipsel uit Deltapost uit archief fam. Knol)
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit het archief van Albert van Ittersum, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Ruilverkaveling Mastenbroek - deel 1

De ruilverkaveling in het kort:
Aangevraagd in 1969, gestemd in 1973. De uitvoering begon in 1975.

De ruilverkaveling in Mastenbroek is wel de meest ingrijpende verandering geweest sinds de inpoldering van Mastenbroek in 1364 door de bisschop Jan van Arkel van Utrecht. Dit gebeurde na een overwinnen op ridder van Voorst en Frederik van Hekeren die veel te zeggen hadden in dit gebied.

Na deze overwinning werd de polder in grote blokken verdeeld en ontsloten, op een manier die 600 jaar stand heeft gehouden tot op de dag van vandaag.

De polder heeft vele tegenslagen moeten verwerken; rooftochten door de middeleeuwse bendes, veeziekten, overstromingen, oorlogen en reformatie. De polder werd door toedoen van de Duitsers in de laatste oorlogswinter (september 1944 tot april 1945) onder water gezet om de oprukkende geallieerden te hinderen.

De wegen, dijken en bruggen in de polder vielen onder het Waterschap. De wegen, tot aan de ruilverkaveling van grind, waren niet meer berekend op het gemotoriseerde verkeer dat sinds begin jaren zestig toenam, evenals de smalle houten bruggen. Verder waren de weteringen ondiep en vol modder. Het Waterschap stelde daarom voor om ruilverkaveling aan te vragen en subsidie te krijgen, zodat alle problemen in een keer konden worden aangepakt. Bovendien werd hierdoor de, door verkoping en vererving, versnipperde kavels land herverdeeld.

In 1975 worden eerst de wegen en weteringen aangepakt: er wordt 71 kilometer verharde weg aangelegd en 137 kilometer aan waterwegen aangepakt en 330 km. kavelsloot gegraven. Er werden elf nieuwe boerderijen gebouwd en drie bedrijven werden verplaatst naar de Flevopolder. Er is een nieuw gemaal gebouwd (twee oude werden gesloten) en door een andere kavelindeling konden 27 spoorwegovergangen worden afgesloten. Om de boerderijen optimaal bereikbaar te houden zijn er 42 karakteristieke houten bruggen gebouwd en werden er vier nieuwe verkeersbruggen gerealiseerd. Totale kosten van het zogenoemde 'Plan Vallen': ruim 61 miljoen gulden

Op 2 november 1987 is de akte van toedeling in het Hervormd Verenigingsgebouw in Wilsum gepasseerd, het juridische sluitstuk van de verkaveling. De akte wordt ondertekend door rechter-commissaris mr. J. Ph.M. Freijters, notaris mr. D. Klein, de voorzitter en de secretaris van de Landinrichtingscommissie, E. Knol en H. Rumph.

Daarna wachtte de ruilverkavelingscommissie de taak om zich bezig te houden met de kostenverdeling. De verwachting was in 1987 dat de ingelanden tussen de vijftien en achttien miljoen gulden op zouden moeten brengen. Hiervoor waren wel veel verbeteringen doorgevoerd.

Bron(nen): 
Folder Kadaster informatie ruilverkaveling Mastenbroek, krantenknipsel van Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto: Folder Kadaster informatie Ruilverkaveling Mastenbroek en privé archieven
sluiten

Verhaal: Onderhoud aan de polder

Het waterschap had ten tijden van de ruilverkaveling een grote invloed en een hoge waardering van hun bewoners. Voor de bewoners had de dijkgraaf en hoofdingelanden meer aanzien dan burgemeester en wethouders. In 1965 was het waterschap van mening dat ze in moeilijkheden kwam om de polder te beheren omdat de kosten te hoog zouden oplopen. De wegen en bruggen waren bijna allemaal aan een grote onderhoudsbeurt toe. Polderwegen waren in eigendom van het waterschap en niet van de gemeentes (de polder viel onder de gemeenten IJsselmuiden, Genemuiden, Hasselt en Zwollerkerspel).

Na de vraag om subsidie voor het onderhoud kreeg men het advies een verkaveling aan te vragen waarin alles kon worden ondergebracht. Hierdoor konden een betere ontwatering, ontsluiting van de wegen en kavelruil (door de jaren heen was er zo vaak grond verkocht dat vele bedrijven meerdere kavels hadden en soms een hele kleine huiskavel) mogelijk worden gemaakt. Ook door de snel ontwikkelde landbouw was behoefte aan efficiëntie; om bij te kunnen blijven en om de bedrijven te kunnen ontwikkelen.

Door bedrijfsverplaatsingen kon ruimte worden gemaakt voor grote huiskavels. Daardoor kwamen er boerderijen langs wegen waar nog nooit iets had gestaan.
De openheid werd een beetje aangetast; de wegen aan beide zijden van de drie hoofdweteringen ‘zuid-noord’ werden vervangen door één weg, maar door een bijzonder plan kon de wetering blijven bestaan, al was het wel aan de wisselende zijden van de weg, en bleef hierdoor het zicht op de speciale terpboerderijen gespaard.

Bron(nen): 
Bernard Reuvekamp
sluiten

Verhaal: Nieuwe wegen in de polder, het plan Vallen

Niet iedereen in de polder zag het Plan Vallen zitten, dat bedoeld was om de wegen in de polder drastisch te verbeteren.
‘Het wordt veel te duur.’ ‘Dat kunnen we nooit meer opbrengen!’
Vele vergaderingen en voorlichtingsbijeenkomsten zijn er geweest om een goed oordeel te vormen. En iedereen moest zo nodig zijn of haar invloed verkondigen.
Zo werd de toenmalige voorzitter van de Boerenpartij, Koekoek, door tegenstanders naar het Trefpunt in Mastenbroek gehaald om tegenstanders te verwerven.
Op die avond zat het Trefpunt nokvol. Maar na een uur wachten was de heer Koekoek er nog niet, waarop de voorstanders zeiden: ‘Geen wonder, hij kan het heus niet vinden waar hij moest wezen met al die smalle weggetjes in Mastenbroek.’
Dat de wegen smal waren ondervond ook een delegatie van de cultuurtechnische dienst uit Utrecht. Zij kwamen per bus om te kijken of het wel nodig was om hier een verkaveling te houden. De bus reed over de Bisschopswetering toen er een auto in tegengestelde richting kwam en de chauffeur geen kant meer uit durfde, hangend boven de Wetering met zijn bus.

Bron(nen): 
van Ittersum, vm dijkgraaf
sluiten

Verhaal: De laatste ruilverkaveling

'Vroeger schudden de koffiekopjes op tafel'

‘De natuurverenigingen kregen veel te vertellen en moesten te veel grond inleveren ten behoeve van nieuwe natuur (een weidevogelreservaat ‘Het Jutjesriet’). Dat was een heel gevecht, omdat de clubs toen ook al veel te vertellen hadden wat niet door iedereen gewaardeerd werd. Er werd door anderen over onze grond beslist, dat waren we niet gewend!'

Al met al werd er eind 1973 gestemd en met overmacht stemde men vóór de verkaveling; 1368 stemmen voor en 113 tegen, ofwel 74 procent voor en 26 procent tegen.
Er werd, na lage voorbereiding (vanaf 1969), in 1975 daadwerkelijk de eerste schop in de grond gezet. De voorbereidingscommissie werd benoemd tot verkavelingscommissie, die eensgezind en met behulp van deskundigen het een en ander in goede banen leidden.

En wat de commissie verbaasde: op de eerste zitting in het tijdelijke kantoor aan de Bisschopswetering te ’s Heerenbroek meldde een van de grootste tegenstanders zich aan. Voor verplaatsing. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, moet hij hebben gedacht.
Dat was de beste oplossing voor allemaal, en zo geschiedde het.
Maar of het allemaal vlot verliep zal niemand beamen. Er was veel overredingskracht en geduld nodig om alles in goede banen te leiden.

Bron(nen): 
de vm dijkgraaf A. v. Ittersum
sluiten

Verhaal: De polder wordt in cultuur gebracht

Reeds in het jaar 1364 liet Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, onder opzicht van zijn landmeter Hendrik Stouwen, door de boeren uit den omtrek den ringdijk van Mastenbroek opwerken, die wel niet dadelijk de hoogte en kolossale dikte van thans zal hebben gehad; in het volgend jaar werden de weteringen gegraven, die den polder toen al in vele van de tegenwoordige blokken verdeelden. Mastenbroek had toen al enkele goede, hoogere grasgronden en bestond verder uit boschachtige streken , waarvan de namen Westenholte en Oosterholt herinneren, veenplassen, moerassen en meren. In 1597 werden bij Hasselt, Genemuiden, Kamperzeedijk (veeneriete) en Kampen vier grote watermolens gebouwd. Deze werden evenwel in 1650 weer verkocht, vermoedelijk omdat de bedienaren ervan, die door de gunstige omstandigheden wel visschers moesten worden, als ze het al niet waren, meer hun eigen belang dan dat van de polder voorstonden, naar verluid word lieten ze ter bevordering hunner vischvangst vaak s’nachts zooveel mogelijk van het water weer binnenstromen dat ze daags hadden uitgemalen.

Bron(nen): 
J.W. Holtland, in Landbouwblad 24-8-1928, n.a.v Landbouw Tentoonstelling “Zwolland”, 1928 in Zwolle
Subscribe to RSS - ruilverkaveling