sluiten

Verhaal: Het Mastenbroeker volkslied

Tot grote verrassing van de werkgroep Mastenbroek Toen blijkt er een Mastenbroeks volkslied te bestaan, gedicht door Henk Pelleboer, toen Bisschopswetering West 32 ( is nu Bisschopswetering 86). Hannie Knol vond een krantenartikel van 19 mei 1994 waarin mevrouw B. Henniphof-Schaapman vertelt over de polder en dat er een volkslied bestaat. In het krantenartikel wordt het volkslied helemaal afgedrukt. Mevrouw Henniphof vertelt hoe zij er aan komt: ‘er was eens een feestavond in ‘Het Trefpunt’, zo’n 25 jaar geleden. Ik weet niet meer welk feest het was, maar wel herinner ik me nog dat ik een papier kreeg aangereikt waarop het Mastenbroeker Volkslied stond afgedrukt. Het was de bedoeling dat we het als feestgangers in koor zouden zingen’, wat dan ook gebeurd is.

Het Mastenbroeker volkslied
Zingen op de wijs: My Bonny is over the Ocean

We zijn met elkaar Mastenbroekers
We zijn op elkander gesteld.
We delen met vreugd onze armoe
Als ’t anders niet kan ook ons geld.
Mannen, vrouwen helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee.

Als voorjaars de zon en de bloemen
elkander begroeten met vreugd
dan vieren we hier bruiloftsfeesten
we doen dat in ere en deugd.
Mastenbroekers helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee

Is ’s winters het water bevroren
dan zwiert Mastenbroek langs de baan
Dan vinden de jongens de meisjes
en ieder roept lachend haak aan.
Mastenbroekers helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee.

Er is veel zorg in de wereld
Maar elders is ’t erger dan hier
We houden als goed Mastenbroekers
toch altijd een beetje plezier.
Mannen, vrouwen helpen elkaar hier in wel en wee
hoor je bij ons dan zing je dit liedje maar mee.

Bron(nen): 
Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
foto: Het Oversticht
sluiten

Verhaal: D' Olde Mesiene

Als er niet ‘gemaald’ zou worden dan zou Mastenbroek onder water staan. Gemalen zijn dus van levensbelang. Het gemaal, d’ Olde Mesiene, was het eerste stoomgemaal dat in het midden van de 19e eeuw werd gebouwd om de drie windmolens die er stonden te vervangen. Het gemaal heeft gewerkt tot 1961 en is toen vervangen door een elektrisch gemaal. De markante pijp van de Veneriet is een belangrijk herkenningspunt voor Kamperzeedijk en de verdere omgeving.

Het gemaal is gerenoveerd en is een belangrijk stukje erfgoed. Het is opengesteld voor bezoekers. Vanuit het bezoekerscentrum heeft men een uniek uitzicht over de weidsheid van de polder. Het gemaal wordt gevoed door Machinevaart en loopt via de Veneriete naar het Zwarte Meer.

Bron(nen): 
Dorpsontwikkelingsplan Kamperzeedijk
sluiten

Verhaal: De familie Jongman in de oorlog

Henk Moorman en Marry Jongman vertellen in 2010 het verhaal van de familie Jongman.
Het gezin Jongman bestond uit de ouders Berend Jongman en Berendina Aalvanger en de dochters Marrigje en Hendrikje. Hun boerderij aan de Hasselterdijk stond buitendijks. Op het moment van de ontploffing zat het gezin aan het ontbijt. Hun neef Gerrit Zielman uit Dalfsen was bij hen ondergedoken, maar was op die bewuste morgen niet thuis.
Op de vraag wat de herinneringen van Marrigje aan deze fatale dag waren antwoordde zij: “Niets”.
Door de klap van de ontploffing was ze direct buiten kennis geraakt en ze was pas weer bijgekomen toen ze in het ziekenhuis was. Later was haar verteld dat Gerard Koerhuis eerste hulp had verleend; hij had hen onder het puin vandaan gehaald.

Volgens een verslag van de directeur van de gemeentelijke sociale dienst Zwolle van 20 juli 1943 werd dochter Marrigje op 26 mei ontslagen uit het ziekenhuis. De negentienjarige dochter Hendrikje kon op 11 juni het ziekenhuis verlaten. Zij was blijvend invalide. Ze miste een oog en had een erg geschonden gezicht.
Zij werd verder verpleegd in Dalfsen bij haar tante Evertje Zielman-Aalvanger.
Jongman en zijn vrouw werden op 15 juli uit het ziekenhuis ontslagen. Jongman had een zeer verminkt gezicht wat nog niet genezen was, had last van hoofdpijn en was gauw moe.
De echtgenote had veel wonden in het gezicht en aan haar handen die nog niet hersteld waren. Het echtpaar Jongman werd tijdelijk verder verpleegd bij hun zwager Boer in Spoolde.

Door de bemoeienis van de directeur van de Sociale Zaken werd er eerst tijdelijk een salonwagen gehuurd. Daar was Marrigje eerst samen met haar neef Gerrit Zielman gaan wonen. Nadat vader en moeder aangesterkt waren na hun verblijf in het ziekenhuis, kwamen ook zij weer thuis.
Uit de puinhopen was bijna niets bruikbaars overgebleven. Het huisraad was kapot, van het beddengoed kon later nog weer wat gebruikt worden.
Toen de noodwoning klaar was, gelukkig net voor de winter inviel, werden de hoognodige meubels en huisraad weer aangeschaft.

Het vee liep buiten in de wei tijdens de ontploffing en was daardoor gespaard gebleven.
Het achtergebleven vee werd eerst verzord door buurman Bertus Zielman, een broer van Willem Zielman in De Velde. De veestapel bestond uit vijf melkkoeien, drie pinken en twee kalveren.
Daarna had neef Gerrit Zielman uit Dalfsen het werk overgenomen. Hij kreeg daarvoor vrijstelling van het moeten werken in Duitsland. Gerrit was bij hen kind aan huis. Zijn moeder Evertje Aalvanger was gehuwd gweest met Lambert Jan Zielman en al jong weduwe. Evertje moest in Dalfsen zelf in het onderhoud van het gezin met drie jonge kinderen voorzien. De jongste, Gerrit, was als peuter vaak liefdevol opgevangen in het gezin van zij oom en tante Jongman-Aalvanger.
Achter de boerderij van Jongman lagen in de oorlog meer schepen die gevorderd waren door de Duitsers. De schippersgezinnen kwamen melk halen op de boerderij, waaronder de dochter van schipper Mandemaker uit Zwartsluis. Aaltje Jantina Mandemaker kreeg verkering met Gerrit Zielman en ze zijn getrouwd in Dalfsen op 20 april 1946 in het gemeentehuis. Op 22 mei was de kerkelijke bevestiging in de Christelijk Gereformeerde kerk te Haarlem.
De herbouwde boerderij was tegelijk klaar met de nieuwe boerderij van Haverink, in 1952. Vader Jongman en zus Hennie hebben hun leven lang last gehouden van de verminkingen die ze opgelopen hadden tijdens de ontploffing. Het heeft een stempel op hun leven gedrukt.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman.
‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg. HCO Toegang 702, inventaris nr. 4465. ‘Hulpverlening slachtoffers explosie munitieschip 28 april 1943’.
sluiten

Verhaal: Van der Vegte, Hasselterdijk

Ook de familie Van de Vegte zal herinneringen aan die morgen in april 1943 hebben overgehouden. Hun boerderij aan de dijk tussen de families Put en Neijmeijer werd door de explosie verwoest.
Het gezin bestond uit vader, moeder, zes kinderen en een dienstmeisje. Er waren negen min of meer ernstig gewonden. Vader Johannes H. van de Vegte, moeder Hendrika M. van Duuren en de kinderen Maria Johanna en Johanna Josephina waren in het R.K.- ziekenhuis opgenomen. Frederika Johanna J. Antonia Johanna, Cornelia H. en Gerritdina Maria zijn poliklinisch behandeld, evenals het dienstmeisje G. van de Vegt. De beide meisjes mochten op 5 mei het ziekenhuis verlaten en zijn door familie opgevangen.
Het huis was onbewoonbaar geworden. Inwendig was alles verwoest, de buitenmuren waren gescheurd en ontzet en het dak was bijna verdwenen. Ook de inboedel, het huisraad en de kleding waren grotendeels vernield.
Op het bedrijf werden tien koeien, twee pinken en een paard gehouden. Het vee werd door onwonenden verzorgd. Toch bleef er veel werk liggen en het hooien kwam in gedrang.
Midden juni werd er een knecht aangenomen, de zestienjarige Willem G. Bouwhuis.
Moeder Hendrika werd op 18 mei uit het ziekenhuis ontslagen en vond ook onderdak bij de familie. Vader Johannes H. van de Vegte bleek een ernstige verwonding aan het hoofd te hebben; voor zijn gezichtsvermogen werd gevreesd.
Na de terugkeer uit het ziekenhuis van Van de Vegte op 11 juni hebben hij en zijn vrouw tijdelijk onderdak gevonden in een gedeelte van de woning bij J. van Milligen aan de Nieuwe Wetering 1 in Mastenbroek. In mei 1944 was hij nog onder behandeling van oogarts G.F. Rochat. In een verklaring gaf de arts aan dat Van de Vegte nog niet in staat was om zijn volle werk te verrichten.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman. ‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg. HCO ‘Hulpverlening slachtoffers explosie munitieschip 28 april 1943’.
sluiten

Verhaal: Brand aan de Zwolsedijk, 1910

Brand aan de Zwolsedijk in 1910

Naar een verslag in de Zwolse Courant van 22 juni 1910.

Hedenmorgen omstreeks half elf ontstond er brand in een hooiberg naast de boerderij van Blankvoort aan de Zwolsedijk bij de Vecht. De brand was begonnen in de hooiberg; door welke oorzaak was niet bekend. Spoedig sloegen de vlammen over naar de nabij gelegen woningen. De wind voerde de vonken van het brandende hooi recht op de boerderijen aan. De droge rieten daken daarvan stonden onmiddellijk in lichterlaaie.
In de directe omgeving van de brandende hooiberg stonden de boerderijen van H. Blankvoort (Zwolsedijk 11), A. Kijk in de Vegte (Zwolsedijk 9) en E. Koerhuis (Zwolsedijk 7), alle aan de kant van het Zwartewater. Aan de andere kant van de dijk stond de boerderij van Jan Kijk in de Vegte (Zwolsedijk 22). Ook voerde de wind het vuur naar de 100 meter verder gelegen boerderij van F. van de Vegte (Het Schansje, Zwolsedijk 20).
Woningen, stallen, schuren, hooibergen: alles werd een prooi van de vlammen. Het vee liep in de weide. Alleen een paar zeugen met biggen en een aantal jonge biggen kwamen in de vlammen om.
Een wat oudere big had zich in het water begeven en kwam na enige tijd betrekkelijk ongeschonden uit het riet tevoorschijn. De bewoners van de boerderijen waren allen op het land werkzaam toen de brand begon en konden weinig meer redden.A.Kijk in de Vegte bracht nog haastig wat kleren, beddegoed, geld en kostbaarheden in de kelder, waaruit later alles ongeschonden weer tevoorschijn kwam.
Pas om kwart voor twee arriveerde er een brandspuit uit Zwolle. Die ondernam verder geen actie, want de branden bleken op het grondgebied van Zwollerkerspel te zijn en er viel toch niets meer te redden.
Omstreeks kwart voor drie ontmoette de verslaggever, fietsend vanaf het terrein van de brand naar Zwolle, halverwege nog een brandspuit. Te redden was er al lang niets meer, maar dikke rookwolken versperden de weg, zodat wat water op de smeulende puinhopen niet overbodig was geweest.

Toelichting bij de foto:
Luchtfoto van omstreeks 1950 van de boerderij Blankvoort, Zwolsedijk 11. De boerderij heeft in de oorlog door het ontploffen van een kruitschip in het Zwartewater april 1943 veel schade opgelopen. De anders gekleurde rode pannen zijn uit die periode.
Duidelijk is op de foto te zien hoe dicht de hooiberg waar de brand begon in
1910 bij de boerderij stond en ook bij de boerderijen Zwolsedijk 9 en 7

Bron(nen): 
Minie Buit, naar een verslag in de Zwolse Courant van 22 juni 1910.
sluiten

Verhaal: Brand in de Rijzebosch, 1932

Het voorjaar van 1932 wilde maar moeilijk op gang komen. De grasgroei bleef eerst achter, maar toen er na verloop van tijd regen viel en er daarna warm zomerweer kwam met veel zon, kwam de grasgroei explosief op gang en moest er gebruik gemaakt worden van het mooie weer om de hooioogst op tijd binnen te krijgen.
Het was op de vroege morgen van maandag 25 juli 1932. De eendenjacht was voor het eerst weer open en jager Engel zwierf over de uiterwaarden langs het Zwartewater achter de Riezebosch, toen hij tot zijn afgrijzen zag dat de hooiberg van Wiechert Put in brand stond. De bewoners van de boerderij sliepen nog. Door kloppen en roepen wist de jager ze te alarmeren.
De brand begon bij de boerderij van Wiechert Put en sloeg over naar de andere kant van de weg, waar vader Harm woonde. Vandaar sloegen de vlammen over naar het huis van Neuteboom (Hasselterdijk 55), dat 50 meter verder stond. Naast de boerderijen werden drie schuren met landbouwwerktuigen en vijf hooibergen een prooi van de vlammen.
Huisraad kon er niet gered worden. Wiechert Put heeft later verteld dat hij zijn zondagse kleren - die nog voorhanden lagen - weer had aangetrokken. Daardoor had hij later op de dag de koeien gemolken in zijn zondagse pak. Het was een geluk dat het vee in de wei liep. Slechts één stier moest uit de stal bevrijd worden, de varkens werden op twee na gered.
Hoewel de brandweer uit Zwolle vrij snel ter plaatse was, kon men alleen maar voorkomen dat de brand zich verder uitbreidde. De bluswerkzaamheden namen geruime tijd in beslag. Het hooi in de hooibergen moest worden losgetrokken om het vuur te stoppen. Daarvoor werd de Hasselterdijk twee dagen afgesloten voor het verkeer. Politiecommissaris R. Derksen was een groot deel van de dag en de nacht zelf aanwezig om leiding te geven.
De boerderijen waren tegen brand verzekerd; de oorzaak van de brand was hooibroei.

Bron(nen): 
Minie Buit
sluiten

Verhaal: De familie Put in de Rijzebosch in de oorlog

De boerderijen van Wiecher en Willem Put waren in 1932 door brand verwoest, maar opnieuw opgebouwd tot statige boerenhoeves.
Vader Harm woonde tegenover hen. Zijn vrouw Wiechertje van de Kolk was in 1942 overleden.
Door de ontploffing werd de boerderij van Willem Put van achteren zwaar beschadigd. Het dak was eraf en het voorhuis met de inboedel was ook zwaar beschadigd. Persoonlijk letsel werd niet gemeld in het gezin van Willem Put en Wiechertje Dijsselhof en hun kinderen Wiegertje, Willem en Harm. Wel werd vermeld dat vader Wiechert en zoon Willem een poosje tijdelijk onderdak hadden gevonden bij H.J. van de Steege aan de Hasselterdijk 42.
Ook de boerderij van Wiechert Out werd zwaar beschadigd. Op het achterhuis was geen pan meer over en van het voorhuis was al het glas eruit en waren de deuren uit de sponningen. Wiechert Put was zwaargewond aan zijn ogen, en verbleef voor verpleging hiervoor tot 21 mei in het ziekenhuis.
Zijn vrouw Aaltje Schaappman en de kinderen Wiegertje, Willie en Harm hoefden niet in het ziekenhuis te worden opgenomen. Ze bleven wonen in het zwaarbeschadigde huis. Het veehoudersbedrijf van 20 koeien werd door vrouw en kinderen gaande gehouden.
De boerderij van vader Harm Put, de woning en de schuur hadden ook enige schade.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman. ‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg. HCO Toegang 702, inventaris nr. 4465. ‘Hulpverlening slachtoffers explosi
foto's via Minie Buit
sluiten

Verhaal: Stadshagen en de verdwenen boerderijen

Het verloren stukje Mastenbroek dat ze nu Stadshagen noemen

Als je Zwolle verliet via de Hoogstraat- Gasthuisdijk kwam men in Frankhuis en volgde men de weg naar Kampen, dan splitste de weg (rechtdoor richting Hasselt, over de dijk langs het Zwarte Water).
Linksaf in Frankhuis ging men over de dijk (verhoging) die de scheiding vormde met het lager gelegen gebied Mastenbroek aan de rechterhand en via Westenholte - ’s Heerenbroek - Wilsum naar Kampen.

Mastenbroek, een polder die ongeveer 8000 hectare groot is (ongeveer 12000 voetbal velden). De polder is ontgonnen en ingericht vanaf 1364, dus bijna 700 jaar oud. Karakteristiek van de polder zijn de rechte weteringen met aan weerszijden een weg. Alleen de Oude Wetering had tot aan de Boxem een weg aan de westzijde. Deze weg werd in de jaren ’60 en ’70 te smal voor de steeds groter wordende verkeersactiviteiten ten behoeve van de landbouw. De wegen waren van het Waterschap en het onderhoud koste handen vol geld, geld wat men niet meer alleen kon opbrengen. Hierdoor ontstond verkaveling van gronden en wegen om zodoende weer jaren vooruit te kunnen. De wegen kwamen in eigendom van de gemeenten.

De gemeente Zwolle kwam in begin 1990 met plannen om huizen te bouwen aan de rand van polder Mastenbroek, een wijk die Stadshagen moest gaan heten. Deze naam is afgeleid van een klein stukje Mastenbroek dat tussen de Provinciale weg naar Hasselt en de Hasselterdijk lag. De weg wordt doorsneden door de Oude Wetering, de hoofdwetering van de polder en van de vroegere vaarroute naar Kampen; via de Rademakerzijl kon men vanaf het Zwarte Water de polder in varen.

De bruggen in de polder waren allemaal op hoogte gemaakt zodat men er onderdoor kon varen (er werd onder andere turf, zand en steen vervoerd). Na de Tweede Wereldoorlog was dit niet meer van toepassing en bij de verkaveling in de jaren ’80 zijn de verhoogde bruggen verdwenen.

Stadshagen, de verdwenen boerderijen

Als men vanuit Frankhuis de polder in ging kwam men op de Oude Wetering, welke recht door de polder loopt van zuid naar noord tot Kamperzeedijk. Aan het begin van de Oude Wetering had men vier en later vijf boerderijen staan. Eén hiervan, het Stokebrand’, is als woonboerderij overgebleven). Van de boerderijen waren ‘t Werkel, het Luibuis en het Stokebrand de oudste.

’t Werkel (foto 2 en foto 3) is een overblijfsel van kasteel ‘Het Werkeren’. Dit geldt alleen voor de naam, want het kasteel was al met de grond gelijk gemaakt tijdens de oorlogen tussen ridders uit de 15e en 16e eeuw. Later werd er op en naast de overblijfselen een boeren behuizing gebouwd die in begin 1800 in handen kwam van Berend Wolters, die in 1820 huwde met Johanna van der Vegte ( van het Luibuis).
Hun dochter huwde later (1847) Hendrik Reuvekamp, geboren in Zwolle (Dieze).
’t Werkel, Oude Wetering 1, is in 1993 verkocht aan de stad Zwolle en het bedrijf is verplaatst naar Baflo, Noord Groningen.
De boerderij raakte al direct in verval door onenigheden over de toekomstige bestemming. Uiteindelijk is die afgebrand.

Op 2 januari 2001 is er een grote brand geweest en is er weinig overgebleven van de gebouwen en alle oude betegeling, staties en dergelijke zijn vernield of verdwenen.
In een rap tempo is alles wat boven de grond stond gesloopt. Dit gaf archeologen de kans om eens onder het gebouw te kijken hoe het was geweest toen het nog een kasteel was en de eeuwen erna. De bewoners van Mastenbroek kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de archeologen meer belangstelling hadden voor wat er onder de grond zat dan wat er boven stond.

Oude Wetering 2 is ontstaan eind 19e eeuw door huwelijk. Een zoon van ’t Werkel, Lukas, trouwde de dochter van het Luibuis, Gerritdina Johanna Damman (op nr. 4) en werd er een nieuwe boerderij gesticht.
Door de ontwikkloeing van Stadshagen is de laatste bewoner, Broekman, Oude Wetering 2, verplaatst naar Linde bij Dedemsvaart.
Zie foto 4, 5, 6.
Nu staat alleen nog de kastanjeboom, waarschijnlijk geplant ter gelegenheid van hun huwelijk in 1878. De boom heeft de boerderijbrand van 1970 overleefd en ook de aanstormende bouw van Stadshagen.

Ook Oude Wetering 3, het Stokebrand, is van die tijd en zou wel eens een overblijfsel kunnen zijn van het vroegere kasteel het Werkeren. Waarschijnlijk was dit het vroegere stookhuis van de Havezathe. Zie foto 7 - 10.
Het Stokebrand, Oude Wetering 3, is verhuisd naar Westeremden, Noord Groningen

Het Luibuis, Oude Wetering 4, (foto 11 - 14) is de oudste boerderij van de vijf. Er was vroeger ook veel grond bij, volgens sommigen wel 99 hectare. Als men vroeger 100 hectare had of meer moest men belasting betalen. Bijna alle grond lag nabij de boerderij, maar door vererving en verkoop is dit in de loop der 100 jaar afgenomen tot 8,5 hectare rond 1950. Toen is de boerderij gekocht door Pelleboer van de Oude Wetering. Zijn dochter en schoonzoon, J. Snel, hebben bij hun trouwen in 1959 de oude gebouwen afgebroken en een nieuwe gebouwd, maar de oude zwarte houten schuur die vlakbij de wetering stond is behouden gebleven.
De schuur heeft meer dan een eeuw dienst gedaan, als koek en zopie als er ijs was en men over de weteringen van Zwolle naar Kampen schaatsten. Dit was toen erg in trek; als kinderen zaten we achter de ramen om de horde schaatsers langs te zien trekken.

Boerderij nr. 5 is ontstaan in 1936. Stichting ‘Het Vrouwenhuis’ uit Zwolle had in dit gebied veel grond wat ze los verhuurden. Dit beviel hen niet meer omdat ze meer vastigheid wilden en besloten om er een boerderij te bouwen en deze te verhuren. Zo kon het gebeuren dat een zoon van ’t Werkel deze hoeve huurde van de stichting. De boerderij stond 200 meter van de Oude Wetering af en via een eigen weg te bereiken, iets om over na te denken.
(zie foto 15 - 18)
De boerderij van ‘Het Vrouwenhuis’ heeft plaats moeten maken voor Stadshagen en is naar Laag Zuthem verplaatst; op een gedeelte van de plek waar de gebouwen stonden is sportcomplex ‘De Verbinding’ gevestigd, de rest is bestemd voor woningbouw.

In de polder stonden trouwens nog drie boerderijen een eindje van de weteringen af en elk had zijn eigen benaming:
Familie Knol – in ’t Veld
Familie Reuvekamp – in ’t Land
Familie Meuleman – in ’t Bos
Alle drie stonden ongeveer 200-300 meter van de weteringen af.

Bron(nen): 
Bernard Reuvekamp
sluiten

Verhaal: Reuvekamp van 't Werkel

't Werkel,
zo wordt de boerderij van Oude Wetering 1 genoemd, naar de vroegere havezate “WERKEREN”. Die werd in begin 1800 in vervallen toestand afgebroken.

In 1819 werd de plek, erf en wat landerijen aangekocht door Berend Wolters, die er een boeren bedrijf van maakte.
Een dochter van Wolters, Wilhelmiena huwde Hendrik Reuvekamp in1847
(geboren in Zwolle Dieze ) en kwamen op het Werkel te wonen .

Zij bouwden (verbouwden) het achterhuis ( zie steen) in 1859. Hun toen 5-jarige zoon L.A Reuvekamp legde de eerste steen.
Een jaar later bouwden zij het woongedeelte. Zie de steen van het woonhuis.

Het paar kreeg 9 kinderen waar van L. A. (Luuks) en J .P. (Jans) in Mastenbroek bleven, Luuks was voorbehouden om opvolger te worden op het Werkel, hij nam ook het bedrijf over van z’n ouders.

Zijn jongere broer Jans was voorbestemd om Priester te worden. Hij heeft er ook voor gestudeerd maar dat was toch niet wat hij wilde. Zo kon het voorkomen dat hij de boerderij van z’n broer kocht om er zelf te gaan boeren
Luuks had zijn buurmeisje Gerritdina Damman van ’t Luibuis gehuwd en ook Jans had verkering met zusje van Gerritdina, namelijk Johanna Damman.
Toen heeft Luuks een nieuwe boerderij gesticht OUDE WETERING 2.

Jans kreeg 6 kinderen, zijn vrouw overleed jong en hij is niet weer getrouwd.
De kinderen van Jans Reuvekamp staan op de foto met de bokkenkar in de Werkelallee . Dat is rond 1905

Van de 3 zonen en 3 dochters zijn 1 zoon Bernard en 2 dochters Mina en Mite getrouwd.
De foto is van het huwelijk van Miete Reuvekamp met Bertus ten Have, 15-5-1930 Op de achtergrond is de oude kasteelschuur ‘t Werkel, op de eerste rij op de grond zittend v.l.n.r. Hein en Marinus

Hein en Marinus en zus Dina bleven ongetrouwd op het Werkel. Vooral Hein was een fanatieke veefokker. Ze hadden een goede veestapel met stamboekvee. Op het Werkel
was men al vroeg, begin20 eeuw, lid van het stamboek. Ze gingen ook al vaak naar keuringen, zo ook in 1928 in Zwolle. Daar was de grote landbouwtentoonstelling ‘Zwolland’

Ook daar zijn verschillende prijzen gewonnen. Op de jaarlijkse markt in Hoorn (Noord-Holland) werd vaak een fokstier gekocht. Dat was in hun ogen toen de bakermat van de fokkerij. Het Noord-Hollandse ras was nog meer een melktype dan het Friese.

Ook was men toen wel in voor mechanisatie. Zo werd toen al een hooitransporteur
(ook wel Jacobsladder genoemd) aangeschaft. Deze heeft nog eerst op de ‘Zwolland’ tentoonstelling gestaan alvorens deze naar het Werkel ging.

Ook hadden zij in begin jaren vijftig al een auto. Wie kent de blauwe Opel Kapitein nog? Zo kon het gebeuren dat men met de auto naar de kerk ging in Zwolle op de Kamperpoorter. Toen had Zwolle nog maar 2 stoplichten. Bij de brug was er ook een. Ze moesten ook wachten in de rij. Na enige tijd werd het licht groen en er werd gereden. Maar toen Hein kon doorrijden werd het licht weer rood. Tante Dina die naast Hein zat beviel dat niet: “Dat is me ook wat, we zijn nog helemaal niet aan de beurt geweest . Doorrijden Hein!!!”
Dat deed die ook. Een bus kon nog net stoppen en hen ontwijken.

Een neef van hen Bertus (zoon van broer Bernard) heeft hun bedrijf over genomen in 1964
Die heeft op zeer enthousiaste manier de veefokkerij voortgezet, wat resulteerde in vele prijzen, op veekeuringen. Iets wat de ooms ook hadden gepresteerd.

In 1993 werd het bedrijf verkocht voor woningbouw en begonnen ze in het Groningse Baflo
met een nieuw bedrijf, een naar huidige begrippen modern van opzet met een ligboxenstal, iets wat ze op het Werkel niet hadden.

In volle overgave storten zij zich daar ook op de veefokkerij, en ook opvolger zoon Wilfried richtte zich op de veefokkerij en modernere bedrijfsvoering. De melkrobot deed z’n intrede. Het aantal melkkoeien werd verdrievoudigd.

De gedwongen verplaatsing gaf ook de mogelijkheid om het bedrijf weer aan te passen aan de toen geldende eisen en normen

Maar ook hier was een drang naar groter en efficiënter en die werd gevonden aan de andere kant van de oceaan in de U.S.A . in South Dakota waar in heel andere verhoudingen melkvee wordt gehouden.
Wilfried en z’n vrouw Olga en hun dochter en 2 zoons voelen zich daar bijzonder goed thuis.

Bron(nen): 
Bernard Reuvekamp
sluiten

Verhaal: De familie Neijmeijer aan de Hasselterdijk

Marrigje en Berendje Neijmeijer vertellen.

In 1943 woonden wij met onze ouders aan de Hasselterdijk 56, buitendijks dicht bij het Zwartewater. Onze ouders waren Jan Neijmeijer en Geertje van der Klocht, met hun kinderen Gerritje, Harm, Willem, Margje, Berendje en Jan.

De oudste kinderen Gerritje en Harm waren intern in dienstbetrekking op een boerderij. Harm bij H. Bergman in de Roebolligehoek en Gerritje bij R. Meuleman aan de Nieuwe Wetering. Berendje was toen 8 jaar, Margje 14 jaar.

De boerderij was niet groot; ongeveer vijf koeien werden er gehouden. Daarom had vader er als bijverdienste een melkrit bij. Vanaf de Nieuwe Wetering en de Hasselterdijk bracht hij met paard en wagen de melkbussen naar de coöperatieve zuivelfabriek Juliana in Hasselt.

De schoolgaande kinderen gingen in Westenholte naar school; dat was ongeveer anderhalf uur lopen. Hun buren waren de families Jongman, Haverink, Van de Vegte en Peter van der Stege.

In de eerste oorlogsjaren ging het dagelijkse leven door zoals ze het gewend waren.
Tot er dreiging van een groot gevaar in hun leefwerld kwam. De Duitse bezetter had schepen gevorderd voor munitieopslag. Deze schepen lagen volgeladen op rij in het Zwartewater, 200 meter achter de boerderij.

Toen de geallieerden in de lucht steeds meer de overhand kregen namen ze steeds vaker schepen onder vuur waarvan ze aannamen dat die door de bezetter gebruikt werden.

Er werd door de families wel rekening gehouden met een bombardement op de munitieschepen, maar de boerderij verlaten deed men ook maar zo niet. Waar moest men naar toe?

Op de morgen van 28 april 1943 waren we boven, op onze slaapkamer, toen we een ratelend geluid hoorden.

Direct daarop kwam er zo’n geweldige ontploffing dat alles om ons heen verdween door de luchtdruk en we konden zo op de dijk stappen.

We waren zo versuft door de klap dat we ons niet direct realiseerden wat onze familie en de buren was overkomen: het huis met alles daarin was weg.
Vader was buiten opgepakt door de luchtdruk en weer neergevallen. Hij was blind aan beide ogen.

Moeder was pap aan het koken op het fornuis en raakte bedolven onder het puin. Ze lag met haar hals op de rand van de pan, waarbij ze brandwonden aan haar hals opliep.

Het duurde geruime tijd voordat ze onder het puin vandaan gehaald werd. Voor hun gevoel had boer Harm daar ook aan meegeholpen, maar hij diende in Cellemuiden bij boer Bergman. Er moest geruime tijd overheen zijn gegaan voordat hij op de onheilsplek aanwezig kon zijn.

Broertje Jan van vier jaar, die nog in zijn bed lag, werd dood gevonden. In haar herinnering ziet Berendje haar broer Harm nog lopen met het broertje in zijn armen naar de andere kant van de dijk waar hij hem in het gras had gelegd. Ze wisten toen nog niet dat hij was overleden. Dat hoorden ze pas later in het ziekenhuis, na veel aandringen.

Bij de begrafenis van kleine Jan waren van de allernaaste familie alleen de oudere broer Harm en zus Gerritje aanwezig.

Broer Willem was ziek. Die bewuste dag zou de dokter bij hem komen vanwege keelklachten. Het bleek dat hij aan difterie leed en hij werd daarvoor later in quarantaine in het ziekenhuis verpleegd.

Zo spoedig mogelijk was de familie naar het ziekenhuis gebracht, waaraan Berendje de herinnering had dat er veel mensen aan de kant van de weg stonden te kijken.
Voor de verpleging van de verwondingen was vader verpeegd in het Sophia-ziekenhuis tot 12 juni 1943, moeder tot 17 mei 1943, Berendje tot 30 april 1943, Marje tot 6 mei 1943 en Willem tot 25 mei 1943.

Berendje was de eerste die het ziekenhuis kon verlaten. Ze werd liefdevol opgevangen door oom en tante Van der Klocht op de boerderij De Werf aan de Zwolsedijk. Toen moeder uit het ziekenhuis kwam was ze daar ook opgevangen.
Na verloop van tijd werd hun woonruimte aangeboden bij de Rademakerszijl, het gedeelte van het huis het dicht bij de Zijl. De tocht er naar toe met paard en wagen over de dijk herinnerde Berendje zich nog goed.

Toen ze langs de boerderij van de familie Knol kwamen had mevrouw Knol ze toegeroepen dat zij nog stoelen voor hen had. De meester op school in Westenholte had een oproep gedaan voor het afstaan van bruikbare spullen.
Niets was er uit de puinhopen overgebleven; alleen een glazen karaf was wonderlijk genoeg onbeschadigd teruggevonden.

Dat werd ook in de hand gewerkt doordat de overlevenden van de familie en hun bieren naar het ziekenhuis gebracht waren en daardoor de weg vrij was voor plundering.

Hun paard, dat de melkwagen moest trekken, was ook omgekomen, evenals een koe en twee geiten.

Toen vader ook uit het ziekenhuis terugkwam naar de Rademakerzijl was hij nog blind. Na verloop van een aantal maanden kreeg hij iets licht in zijn ogen terug, maar goed is het nooit meer geworden.

Na verloop van tijd werden het vee en de melkrit verdr verzorgd door broer Willem.
Moeder Neijmeijer was een flinke vrouw. Ze hield lichamelijke klachten aan de onheilsdag over, onder meer door glassplinters die jaren later nog uit haar lichaam naar buiten groeiden.

Met dankbaarheid denken ze aan schoolmeester Klazes terug. Onvermoeibaar was hij in het steun verlenen, onder meer bij de begrafenis van hun broertje. En bij het invullen van formulieren voor een schadevergoeding.

Voor de wederopbouw van de boerderij was er eerst een noodwoningin orde gebracht, die ze konden betrekken. In de herinnering was dat een gezellig huisje. De wederopbouw van de boerderij was pas in 1956 voltooid.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman.
‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg
HCO Toegang 702, inventaris nr. 4465. ‘Hulpverlening slachtoffers explosie munitieschip 28 april 1943’

Pagina's

Subscribe to RSS - rondom de polder