sluiten

Verhaal: D' Olde Mesiene

Als er niet ‘gemaald’ zou worden dan zou Mastenbroek onder water staan. Gemalen zijn dus van levensbelang. Het gemaal, d’ Olde Mesiene, was het eerste stoomgemaal dat in het midden van de 19e eeuw werd gebouwd om de drie windmolens die er stonden te vervangen. Het gemaal heeft gewerkt tot 1961 en is toen vervangen door een elektrisch gemaal. De markante pijp van de Veneriet is een belangrijk herkenningspunt voor Kamperzeedijk en de verdere omgeving.

Het gemaal is gerenoveerd en is een belangrijk stukje erfgoed. Het is opengesteld voor bezoekers. Vanuit het bezoekerscentrum heeft men een uniek uitzicht over de weidsheid van de polder. Het gemaal wordt gevoed door Machinevaart en loopt via de Veneriete naar het Zwarte Meer.

Bron(nen): 
Dorpsontwikkelingsplan Kamperzeedijk
sluiten

Verhaal: De stormvloed van 1825

“Toe grootmoe, vertel nog eens over 1825.”

Hoe grootmoeder een verhaal vertelde over haar overgrootmoeder.
Dit verhaal hoort bij het ‘Luibuis’ Oude Wetering 4 en begon met

Overgrootmoeder van moeder woonde toen als dienstmeisje bij de familie Van der Vegte. Zij woonden op het ‘Luibuis’, Oude Wetering 4 te Mastenbroek.
Nu, in 2012, is het een terp in Stadshagen, er staan 4 huizen. De boerderij is weg.

Dan begon zij te vertellen over de stormvloed van vrijdag 4 februari 1825
“Het stormde al een paar dagen, maar het werd heviger. Opeens kwam er veel water aandrijven vanuit richting Kampen. Het water kwam steeds hoger en de bewoners vluchten naar de zolder.
De zolder was een open ruimte boven het voorhuis en de stal.
Zij hoorden nachts de schokkers, palen, tegen het huis klotsen en waren bang dat de muren het niet zouden houden en alles zou instorten. Maar dat is niet gebeurd.

In de vroege morgen uren was er van het vee niets meer te horen. Men dacht dat alle dieren waren verdronken.
Opeens hoorden we het paard hinniken en we waren zeer verbaasd. Toen heeft Christina Mol een eendennest naar het dier gegooid, zodat het paard wat te eten had.
Een eendennest bestond uit stro. In die tijd hielden boeren vaak eenden op hun bedrijf voor de eieren. Deze dieren vlogen vaak naar de zolder in de boerderij.

De volgende dag kwamen er van uit Zwolle mensen met bootjes om hen te redden.

Boer van der Vegte heeft toen tegen de 15 jarige dienstmeid Christina Mol gezegd "ie krieg later de karrenspoor nog wel onder oe gat". Vroeger moest een dienstmeid naast de brik lopen als zij met zijn allen op zondag naar de kerk gingen. Later is zij met de zoon van de boer getrouwd.”

Bron(nen): 
redactie
sluiten

Verhaal: Water en gemalen

De storm van 1825 was mede een ramp voor Mastenbroek, niet alleen verdronk zeer veel vee maar ook waren er meerdere menschenlevens te betreuren. De dijk van Grafhorst naar Genemuiden werd grotendeels onherstelbaar vernield. Toen werd een nieuwe dijk dichter bij het Ganzediep en de Goot gelegd, waardoor de Grafhorster Halingen en de Oostermaat nog aan den polder werden toegevoegd, die daardoor de grootte van ruim 8700 ha. verkreeg. Deze laatst ingedijkte gronden zijn door zijn door hun dikkere klei laag beduidend beter dan de aangrenzende gronden in de polder, waaruit lijkt dat Mastenbroek met betrekking tot de kwaliteit van den grond eigenlijk te vroeg werd ingedijkt.
In 1856 heeft het oude stoomgemaal voor ‘t eerst gemalen terwijl in 1878 het nieuwe in werking is gesteld. Tegen dit laatste gemaal was nog al oppositie. ”Eerst gaat het laatste water uit den polder en dan malen ze alle boeren door de lange pijp”!! verkondigden de tegenstanders luide. Zij legden daarom ten einde het water zooveel mogelijk te behouden, kaden om hun land, plaatsten molentjes voor inmaling, om 's zomers ook hun land zeer vochtig te kunnen houden. Tot voor eenige jaren liet men 's winters vanaf de stalling van het vee tot het begin van Maart 't land bijna onder water lopen, daarna werd er op vele plaatsen in de polder aangebrachte waterophoudende schotten opgetrokken om op zomerpeil te malen. Lang heeft men gemeend, dat van grootste belang was, dat de gronden 's winters nat werd gehouden en dat men daar dan 's zomers van profiteerde. Geleidelijk durfde men het winterpeil gelijk te houden aan het zomerpeil en zelfs het eerste geleidelijk zelfs lager dan het laatste 'bravo'
Het waterpeil in den polder varieert van 30 tot 50 cm beneden A.P.
De gemalen behoeven het water dus niet hoog op te voeren. Bij aanhoudende droogte wordt op drie plaatsen nl. Rademakerszijl, te Genemuiden en bij station Kampen, het water in den polder gelaten. Het stroomt dan naar binnen, hierdoor wordt de grond weer meer vochtig en wordt het vee tot in de uithoeken van heerlijk versch drinkwater voorzien.

Bron(nen): 
J.W. Holtland, in Landbouwblad 24-8-1928, n.a.v Landbouw Tentoonstelling “Zwolland” , 1928 in Zwolle
sluiten

Verhaal: De laatste ruilverkaveling

'Vroeger schudden de koffiekopjes op tafel'

‘De natuurverenigingen kregen veel te vertellen en moesten te veel grond inleveren ten behoeve van nieuwe natuur (een weidevogelreservaat ‘Het Jutjesriet’). Dat was een heel gevecht, omdat de clubs toen ook al veel te vertellen hadden wat niet door iedereen gewaardeerd werd. Er werd door anderen over onze grond beslist, dat waren we niet gewend!'

Al met al werd er eind 1973 gestemd en met overmacht stemde men vóór de verkaveling; 1368 stemmen voor en 113 tegen, ofwel 74 procent voor en 26 procent tegen.
Er werd, na lage voorbereiding (vanaf 1969), in 1975 daadwerkelijk de eerste schop in de grond gezet. De voorbereidingscommissie werd benoemd tot verkavelingscommissie, die eensgezind en met behulp van deskundigen het een en ander in goede banen leidden.

En wat de commissie verbaasde: op de eerste zitting in het tijdelijke kantoor aan de Bisschopswetering te ’s Heerenbroek meldde een van de grootste tegenstanders zich aan. Voor verplaatsing. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, moet hij hebben gedacht.
Dat was de beste oplossing voor allemaal, en zo geschiedde het.
Maar of het allemaal vlot verliep zal niemand beamen. Er was veel overredingskracht en geduld nodig om alles in goede banen te leiden.

Bron(nen): 
de vm dijkgraaf A. v. Ittersum
sluiten

Verhaal: Familie Reuvekamp

De familie Reuvekamp van de Oude Wetering 5.
Voorjaar-winter ’45 de onderwaterzetting van de polder Mastenbroek.
De polder heeft in het laatste oorlogsjaar van september ’44 tot april/mei ’45 onder water gestaan door toedoen van de bezetter.

Bron(nen): 
familiealbum
sluiten

Verhaal: De polder wordt in cultuur gebracht

Reeds in het jaar 1364 liet Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, onder opzicht van zijn landmeter Hendrik Stouwen, door de boeren uit den omtrek den ringdijk van Mastenbroek opwerken, die wel niet dadelijk de hoogte en kolossale dikte van thans zal hebben gehad; in het volgend jaar werden de weteringen gegraven, die den polder toen al in vele van de tegenwoordige blokken verdeelden. Mastenbroek had toen al enkele goede, hoogere grasgronden en bestond verder uit boschachtige streken , waarvan de namen Westenholte en Oosterholt herinneren, veenplassen, moerassen en meren. In 1597 werden bij Hasselt, Genemuiden, Kamperzeedijk (veeneriete) en Kampen vier grote watermolens gebouwd. Deze werden evenwel in 1650 weer verkocht, vermoedelijk omdat de bedienaren ervan, die door de gunstige omstandigheden wel visschers moesten worden, als ze het al niet waren, meer hun eigen belang dan dat van de polder voorstonden, naar verluid word lieten ze ter bevordering hunner vischvangst vaak s’nachts zooveel mogelijk van het water weer binnenstromen dat ze daags hadden uitgemalen.

Bron(nen): 
J.W. Holtland, in Landbouwblad 24-8-1928, n.a.v Landbouw Tentoonstelling “Zwolland”, 1928 in Zwolle

Pagina's

Subscribe to RSS - water