sluiten

Verhaal: De meisjesvereniging in Mastenbroek

Op 7 januari 1925 werd de meisjesvereniging Maria Martha opgericht, wat enige deining veroorzaakte. Meisjes moesten thuis blijven, vonden enkele ouders. Toch kwamen er tien meisjes naar de eerste bijeenkomst, waarna er nog vijf volgden. 25 jaar later was het ledental gegroeid naar 50!
Je was vanaf je 16e welkom en als je trouwde ging je van de meisjesvereniging af. Je kreeg dan van de meisjesvereniging een schilderij aangeboden met daarop de trouwtekst en de kerk van Mastenbroek in aquarel geschilderd door de heer van Milligen.

De vergadering werd ’s middags gehouden en verliep meestal volgens hetzelfde stramien: Gebed, notulen, mededelingen, Bijbellezen, inleiding, Bijbelstudie. Er was een vragenbus, waar je je vragen in kon doen als je die niet tijdens de vergadering durfde stellen. Dan was er nog de vrije bijdrage, een grappig of juist stichtelijk gedicht of iets dergelijks. Na de pauze las mevrouw van de dominee, die presidente was, voor uit een goed christelijk boek. De meisjes breiden dan sokjes en mutsjes en dergelijke voor een bazaar voor een goed doel.
Elk jaar was er een reisje. Hannie Knol herinnert zich dat ze bijvoorbeeld naar Limburg geweest is, in de kabelbaan. Na een bezoek aan de Keukenhof gingen ze heerlijk pootjebaden in zee, zwemmen was er niet bij. Ook naar Volendam en Madurodam zijn ze geweest.

De catechisaties en de bijeenkomsten van de jongens- en meisjesvereniging werden allemaal in de consistorie gehouden totdat rond 1967 ‘Het Trefpunt’ werd gebouwd waar alle activiteiten nu plaatsvinden. Naast de catechisaties zijn er in 2013 twaalf verenigingen, kringen e.d. verbonden aan de kerkelijke gemeente van Mastenbroek/’s Heerenbroek.
In 1963 gingen de jongens- en meisjesclub samen verder onder de naam Vita Nova.

Bron(nen): 
Bron: krantenknipsel uit 1950 en uit 1989 uit archief Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto’s: privé archief Hannie Knol, A. Kroes
sluiten

Verhaal: Oprichting 'jongelingsvereniging'

In de barre winter van 1890 kwam Mastenbroek achter de potkachel vandaan om de oprichting van de eerste ‘jongelingsvereniging’ van het dorp mee te maken. Aanleiding was de vraag van twee ‘jongelingen’ aan ds. Van der Werfhorst de zomer ervoor, om te preken over Prediker 12. ‘Maar wel graag in de nazomer, want anders zijn er te weinig mensen in de kerk,’ zeiden ze erbij. Ds. Van der Werfhorst preekte dat nazomer inderdaad over Prediker 12: ‘Gedenk aan uw Schepper in Uw ‘jongelingsjaren’, waarin hij tevens een warm pleidooi hield voor de oprichting van een jongelingsvereniging.
Zo werd op 7 januari 1890 in de consistoriekamer de jongelingsvereniging opgericht met als naam bovenstaand bijbelvers uit Prediker. Ds. Van de Werfhorst was voorzitter, de andere bestuursleden waren Henk Pelleboer, Henk de Groot, Jan Knol en Egbert Kok.
De negentien leden kwamen in het begin eens in de veertien dagen bij elkaar voor bijbelbespreking. Later werd dit één keer per week. Na de bijbelbespreking vermaakten ze zich met voordrachten of improvisaties. Wie de improvisaties niet aandurfde, moest tien cent in de verenigingskas storten. Naast Bijbelstudie leerden de leden ook de buitenwereld kennen via reisjes en contacten met andere jeugdverenigingen. Verder werden er acties gehouden, zodat er in 1898 bijvoorbeeld een orgel gekocht kon worden.
Eén keer in de twee jaar was er een gezamenlijk jaarfeest met de meisjesvereniging, die in 1925 opgericht werd, op een deel van een boerderij, waar toneelstukjes werden opgevoerd en voordrachten werden gehouden door de leden. Vaak was er een verloting om de kas te spekken en/of voor een goed doel.
In 1963 gingen de jongens- en meisjesvereniging van Mastenbroek samen verder onder de naam Vita Nova.

Bron(nen): 
Bron:krantenartikel Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto’s: privé archieven Hannie Knol, A. Kroes, Willy Post
sluiten

Verhaal: Standsverschil

Tussen boer en arbeider was vroeger in Mastenbroek een grote kloof. Warner van den Berg, inmiddels (in juni 2013) bijna 71 jaar herinnert zich niet dat hij ooit uitgescholden of gekleineerd is omdat hij uit een arbeidersgezin kwam, maar zijn ouders hadden daar zeker mee te maken.
Wel merkte hij verschil, bijvoorbeeld in de kerk. De mensen die het konden betalen, huurden zitplaatsen in de kerk. Bij de familie van den Berg was daar geen geld voor, zij zaten daarom altijd ‘op ’t orgel’. Voor en naast het orgel, geplaatst op een galerij achter in de kerk, waren nog banken. Voor het orgel twee á drie banken, links naast het orgel een rijtje, dat opliep naar achter toe, zodat je op de achterste bank ook nog iets kon zien.

Ingepakte cent
Mocht het gebeuren dat er toch nog wat geld was, dan moesten de mensen die op ’t orgel zaten voordat ze naar beneden gingen nog iets in de collectezak gooien. ‘Maar we hadden haast nooit iets. Af en toe een cent. Maar daar schaamde ik me een beetje voor. Dan plakte ik tijdens de kerkdienst het zilverpapier van de pepermunt om de cent, dan leek het net een kwartje”, lacht Warner als hij het vertelt.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Werk voor de kerk

Als men vroeger op zondag naar de kerk ging, ging men met de tentwagen of de brik. De tentwagen was overspannen met een soort dik tentdoek, de brik werd door wat vaster materiaal overkapt. Vanuit ’s Heerenbroek kwam tot ongeveer 1950 speciaal een kerkwagen rijden, een grote tentwagen waarmee de mensen van ’s Heerenbroek naar de kerk in Mastenbroek kwamen, met Jan Willem Siebrand als koetsier.
In ’s Heerenbroek woonden weinig boeren, de mensen werkten er bijvoorbeeld in de Zuivelfabriek en hadden zelf geen vervoer. Vandaar dat de kerk de tentwagen liet rijden toen de trekschuit verkocht was in 1921.

Paardenschuur
De paarden werden tijdens de kerkdienst gestald in de paardenschuur, die aan de Oude Wetering stond. De paarden van de kerkwagen van ’s Heerenbroek stonden altijd in het achterste stuk van het huis waar Warner van den Berg geboren is. Dat was namelijk een huis van de kerk. De koster, Hollander, woonde in de andere helft van het huis.

Huur in natura
De opa en oma van Warner, Warner en Marie van Spijker woonden daar voor 2,50 gulden per maand. Daarnaast moest Marie ervoor zorgen dat er ’s winters elke kerkdienst warme testen in de kerk waren. Deze schaaltjes vulde ze met hete kolen die dan in een stoof werden gezet. De vrouwen zetten hun voeten op de stoof en spreidden hun lange rokken er om heen.
Verder maakte Marie ook de school schoon, kookte ze één keer per jaar voor de kerkenraadsleden en moest daarvoor ook zelf de ingrediënten aanschaffen. De kerkenraadsleden aten dan alsof ze uitgehongerd waren, maar het waren bijna allemaal gegoede boeren. Wel werden de familie van den Berg, de koster, de meester en de dominee door de wijkouderling op huisbezoek bij de boeren onder de aandacht gebracht: “Lever daar bij de slacht ook een pakketje vlees af!”

'Orgel trappen'
Opa Warner moest tijden de kerkdiensten ‘orgel trappen’. Het orgel had een blaasbalg waar lucht in moest komen. Achter het orgel zaten twee pedalen waarop getrapt moest worden om de balg te vullen. Of er voldoende lucht in de balg zat was te zien aan de zijkant, waar twee ronde houten palen stonden met een pijltje eraan dat voor optimaal orgelspel tussen twee streepjes moest staan.
“Het lastigste was de tussenzang, tijdens de preek”, vertelt Warner van den Berg die als jongen ook weleens getrapt heeft. “Je wist namelijk nooit precies wanneer die kwam, dus dan zat mijn opa goed op te letten. En als hij dan dacht dat het er bijna zover was, begon hij vast te trappen, anders deed het orgel het niet”.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: De school, standsverschil

“Morgen mag jij mee, dan ga ik vissen!” Blij kijkt Warner van den Berg zijn vader aan. “Echt?? Maar vindt de meester dat dan wel goed?” “Vraag de meester maar, het zal wel goed zijn, je zit toch als enige in de klas op het moment, of niet?” Warner knikt. De andere kinderen moeten allemaal thuis meehelpen met het hooien, hij is de enige niet-boerenzoon in de klas.

Controle
Maar meester vindt het niet goed. ‘Je mag niet zomaar van school wegblijven, je hoort morgen gewoon te komen!’
Een beetje sip loopt Warner ’s middags naar huis. Nu gaat het niet door. Wat vreselijk jammer, hij had zo’n zin om te vissen! ’
“Jongen, jij gaat morgen gewoon mee vissen, of de meester het nou goed vindt of niet”, zegt zijn vader ’s avonds aan tafel als Warner vertelt dat meester geen toestemming geeft. Warner is blij, maar ook een beetje bang. Ze wonen immers naast school, meester ziet hem morgenvroeg vast weggaan. Hij besluit om dan maar heel hard te fietsen en net te doen of hij niets hoort.
En ja hoor, als Warner weg wil fietsen om te gaan vissen, ziet hij de meester al staan. De meester staat echt te kijken en zodra hij merkt dat Warner wegfietst, begint hij te fluiten. Dat is het teken dat hij bij meester moet komen, maar dat doet hij niet.

Aangifte ingetrokken
De volgende dag gaat Warner met angst en beven naar school. Wat zal de meester zeggen? “Je hebt onrechtmatig verzuimd van school, dit muisje krijgt nog wel een staartje!”
Niet veel later komt er bericht dat zijn vader voor het gerecht moet komen. Tijdens de hoorzitting geeft Warners’ vader uitleg en zegt: “als dit doorgezet wordt dan doe ik ook een boekje open over wat zich verder afspeelt op school!”
De aangifte wordt nietig verklaard.
Wat gebeurde er namelijk? Als het regende, kwamen de boerenkinderen die hooiverlof hadden ook niet op school, terwijl ze niet op het land konden werken. Verder kwamen er af en toe onder schooltijd ouders langs om hun kinderen mee te nemen naar de winkel om nieuwe kleren te kopen. “Maar dat waren rijke boeren en daar durfde de meester geen stappen tegen te ondernemen!” zegt Warner.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Taboe rond overlijden

Wat moet Wim weer hoesten, vreselijk. En hij is nog maar zo klein. Moeder Landman gaat bezig met Wim, maar het helpt niet. Slapen kan ze niet meer. Ze wacht tot het tijd is om op te staan en gaat dan naar beneden. Harm, haar man, heeft het erg in de rug en ligt al een paar dagen op bed met spit.

Naar het ziekenhuis
Die morgen gaat mevrouw Landman met haar jongste zoontje in de tentwagen met de buurman naar het ziekenhuis. Wim moet er blijven, ‘maar’, zegt de dokter, ‘die komt er wel door, zo’n sterke boy!’ Toch overlijdt Wim aan kinkhoest. Weer gaat moeder Landman met buurman Tiem Kok mee in de tentwagen om Wim, die maar elf weken oud is geworden, op te halen. Vader Harm Landman ligt nog steeds op bed en kan niet mee.

Rouwgebruiken
Als de kleine Wim thuiskomt, is alles in rep en roer. Er moet een begrafenis geregeld worden en in huis moet alles dicht. De luiken voor de ramen worden gesloten en er worden witte lakens voor de ramen gehangen. Ook bij de buren zijn de luiken gesloten. “Pappa, waarom moeten de luiken dicht? Het is zo donker in huis, helemaal niet leuk met alleen de lampen aan. En er staat geen plant meer voor het raam.” “Och meisje, Wim is toch overleden? Als hij begraven is gaan de luiken weer open. Dat hoort nu eenmaal zo, iedereen hoeft hier niet naar binnen te kijken. De mensen die ons willen zien, komen gewoon bij ons op bezoek.” Het meisje knikt langzaam. Al is ze nog maar klein, ze begrijpt wel dat het heel erg is dat Wim overleden is.

Hij ligt daar ook zo stil en wit in dat kleine kistje dat mamma op twee stoelen heeft gezet. Over de stoelen ligt een gehaakte zwarte doek, dat zal ook wel zo horen, net als de spiegel die mamma heeft omgedraaid. En mamma heeft andere vaatdoekjes uit de kast gehaald, die met het rode randje zijn weg. Deze hebben een blauw randje. En de theedoeken met het blauwe ruitje hangen nu in de keuken, net als de schort die mamma nu voor heeft. Die heeft ze nog nooit gezien. Ze durft mamma niet zo goed te vragen waarom dat allemaal is. Mamma is héél verdrietig, dat weet ze wel.

Een paar dagen later is de begrafenis. De jongste meisjes moeten thuisblijven, ze zijn nog te klein om mee te gaan. De buurvrouwen zijn druk bezig om koffie te zetten en alles klaar te maken voor als iedereen straks weer thuiskomt.
Later vraagt één van de jongste meisjes, dat thuis moest blijven aan een oudere zus wat begraven nu precies is. “Op het kerkhof was een diep gat gegraven. Daar stond een ladder in en de meneer die het graf gegraven heeft ging, met het kistje waar onze Wim in lag onder de arm, de ladder af naar beneden. Hij heeft het kistje in het gat gezet en nu komt er weer een laag zand overheen. Nu is Wim begraven,” is het antwoord.

Over overlijden en rouw werd niet veel gesproken. Als er iemand in de eerste graad overleed, moesten beide luiken gesloten worden tot na de begrafenis. Als er een neef of nicht overleed moest er één luik gesloten worden. Er werden zwarte vierkantjes op de punt (opstaand als een wybertje) op de kleding genaaid, zodat zichtbaar was dat iemand in de rouw was. Was er rouw in de eerste graad van familie, dan duurde de rouwperiode een jaar en zes weken. Overleed er iemand in de tweede graad, bijvoorbeeld een opa, dan rouwde men zes weken.

Bron(nen): 
Willy Post - Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Knieperties bakken

In veel gezinnen in de polder Mastenbroek werden op Oudejaarsdag knijpertjes gebakken. Het zware, zwarte ijzer werd ingevet door het met een vork met daaromheen een flanellen lapje dat in olie gedrenkt was, over de binnenkant van de ijzers te gaan. Daarna werd er een lepel beslag op de ene kant gegoten, het ijzer dichtgeklapt en in het kachelvuur gehouden. Later werd dit ook wel boven de gasvlam van het fornuis gedaan.

Symbolen
Als het knijpertje gaar was, werd het meteen opgerold of opgevouwen. Een opgerold knijpertje betekende: het jaar is voorbij, dicht. De opgevouwen knijpertjes toonden het nieuwe jaar, dat nog open lag.

Jantina Landman heeft het knijpertjesijzer van haar moeder nog. Ze bewaard het in een oude krant met een enveloppe erbij waarop haar moeder het recept voor knijpertjes geschreven heeft.

Bron(nen): 
Bron: Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Belevenissen uit en thuis

De jongelingsvereniging van Mastenbroek vergaderde elke week op een middag. Dan had iedereen tijd, het werk op de boerderij was dan wel zover klaar en de koeien hoefden pas weer ’s avonds gemolken te worden. Ook Harm Landman gaat naar de jongelingsvereniging. Iedereen levert geld, zodat ze één keer per jaar met elkaar uit kunnen gaan. In 1932 – 1933 gaan ze naar Schiphol. Vliegtuigen kijken natuurlijk en er kan zelfs iemand een rondvlucht maken. De jongens loten er om en Harm is de gelukkige. Maar hij durft niet en geeft het lot weg! “Het was toen natuurlijk heel anders dan nu, om te vliegen,” zeggen de dames Landman, “het was toen een hele onderneming en alles was lang niet zo goed voor elkaar als nu. Hij durfde het gewoon niet aan!”

Burenplicht
Bij Reuvekamp, de buren die een eindje verderop richting Zwolle woonden, kregen ze jaar op jaar een baby. De buren kwamen dan natuurlijk ‘kroamschudd’n’ en dan werd er om de beurt gereden. Maar Johan van Dijk en Tiem Kok wisten niet meer wie er het laatst gereden had. Tiem loste het als volgt op: “ga jij dit jaar maar, dan ga ik volgend jaar wel.”

Bron(nen): 
Willy Post - Landman
Auteur: Annet Jonnker
Foto's: Uit archief familie Landman
sluiten

Verhaal: Taboe rond zwangerschap en geboorte

Willy Landman is bijna jarig! Ze wordt tien en ze heeft er zo’n zin in. Want als je jarig bent, mogen er ook een stuk of zes vriendinnetjes komen. De meiden zijn al zo aan het smoezen geweest, Willy mocht het niet weten. Vast over de cadeautjes die ze voor haar hebben.

Kinderfeestje
“Mamma, wanneer mogen mijn vriendinnetjes komen voor mijn verjaardag”, vraagt Willy als ze terug is uit school. “Willy, het kan dit keer niet.” Hè? Verbaasd kijkt Willy haar moeder aan. Maar haar moeder draait zich om en gaat bij het aanrecht bezig. “Maar waarom niet mam, waarom kan het dit keer niet?” “Het kan gewoon niet,” zegt haar moeder, “en nu hou je er over op.” Willy is verdrietig en teleurgesteld. Maar ze weet dat ze nu beter op kan houden met vragen. Toch kan ze het niet laten om de volgende dag nog één keer aan haar moeder te vragen waarom er geen feestje komt. “Vraag het maar aan grote Beele,” zegt haar moeder.

Grote Beele is de buurvrouw. Ze is al heel oud en heel aardig. Ze is de moeder van buurman Tiem Kok, die bij Tiem en Rika in woont. Willy gaat met haar grote zus Grietje, die al zeventien is, naar Grote Beele om te vragen waarom ze haar verjaardag niet met de vriendinnetjes mag vieren. “Och Willy,” zegt Grote Beele, “laat het maar gaan, je krijgt gauw een broertje of zusje.” Als ze terug naar huis lopen, vraagt Willy aan Grietje: ‘wist jij het?’ Maar Grietje wist het ook nog niet.

“Over dit soort dingen werd niet gepraat, net als over overlijden,” vertelt Willy Post-Landman.

Bron(nen): 
Willy Post-Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Uit het archief van de familie Post
sluiten

Verhaal: Relaties tussen knechten en meiden

Jennigje Potjes is er met haar gedachten niet bij. De hele dag loopt ze al te prakkiseren. Hoe moet dat nou straks, als de foto gemaakt wordt? Als boer en vrouw Selles maar niks in de gaten krijgen. Anders moet ze hier waarschijnlijk weg, ze weet het. Hier kan Harm niet gemist worden. Het verhaal van de knecht en de meid bij Reuvekamp staat haar nog helder voor de geest. Die kregen ook verkering en zo gauw de boer daar achter kwam, moest één van beiden weg. Bij Reuvekamp moest de meid ook weg. Ze vermoedt dat zij dan een ander dienstje moet gaan zoeken. Zoals zij het inschat hebben ze Harm hier meer nodig dan haar.

Verrassing
Dan wordt ze geroepen. Met een snelle blik kijkt ze op de klok, het is nu toch niet al tijd voor de foto? Nee, vrouw Selles is ook nog niet klaar, die wilde haar mooie jurk aan. Een moment later krijgt ze een kaart in haar handen geduwd. Ze gaat er eens even voor zitten en bekijkt hem aan de keukentafel. Van haar jongste broertje! Ze bekijkt de voorkant uitgebreid, de brug in Dedemsvaart staat er op, ze is er vlakbij geboren. Een kaart nog wel, dat is echt bijzonder. Ze zal hem goed bewaren.

‘Ik zal maar niet teveel naar Harm kijken, ik moet maar zo gewoon mogelijk doen,’ houdt ze zichzelf voor als ze naar buiten loopt om gefotografeerd te worden. Boer en vrouw Selles staan al klaar, de boer heeft een mooie hoed op. Dan ziet ze Harm en o… wat heeft hij dat goed bedacht: hij heeft het paard meegenomen en zet dat tussen hen in: de boer en zijn vrouw met Jennigje aan de éne kant van het paard, hijzelf aan de andere kant. Ziezo, hier kan niemand iets van denken!

Getrouwd
Als Jennigje en Harm getrouwd zijn, moet Jennigje inderdaad weg bij boer Selles. Omdat Harm en Jennigje nog geen huis hebben, gaat Jennigje weer thuis wonen, in Nieuwleusen. In de weekenden komt Harm. Later krijgt Jennigje een dienst bij Klaas van der Wal en na ruim een jaar, in 1934, krijgt Harm de kans om een dijkhuisje te kopen aan de Milligersteeg, vlakbij de Boxem. Blijven de eerste vijf jaar de kinderen nog uit, later krijgen Harm en Jennigje zeven kinderen. Telkens als er een kind bij komt, moet er ook een kamertje bijkomen.

Bron(nen): 
Bron: Willy Post-Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Uit archief familie Post

Pagina's

Subscribe to RSS - gebruiken