sluiten

Verhaal: Eigenbouw

Een trekker werd zelf omgebouwd zodat men droog zat op het land. Ook werd met kippengaas een doorzichtig raam gemaakt.

Bron(nen): 
Hannie Knol
sluiten

Verhaal: Het land bewerken

Bron(nen): 
Bernard Reuvekamp
J. van Ittersum
sluiten

Verhaal: Wielink, houthandel, meubelmakerij en veebedrijf

Mijn opa, Hendrik-Jan Wielink, is in 1920 van de Kamperzeedijk uit Grafhorst naar Mastenbroek gekomen. Mijn vader was toen 8 jaar. Ze zijn toen hiernaast komen wonen waar nu Rina woont. Het huis, zoals het nu is, is in 1939 gebouwd, mijn ouders zijn in 1940 getrouwd.
Naast het woonhuis stond een loods en hadden een paar dennen op het erf; het allereerste begin.
Op de foto kun je de dennen zien liggen. Mijn opa is begonnen deze uit het bos te halen. Er is een foto met een trekker, met een hele lange, lage wagen erachter, met de dennen achterop. Dat was de eerste handel die mijn vader had.
In het voorjaar, rond februari, gingen ze naar de beheerder en kochten ze eerst percelen dennen op. De dennen, sommigen wel 12 meter lang, waren gekapt in het bos, werd gezaagd en op percelen neergelegd. De schors werd er niet afgehaald.
Een paar maanden later haalden ze met paard en wagen (later met de trekker) de dennen op. De dennen werden in de sloot gegooid om te wateren zodat ze duurzaam werden. Op een gegeven moment werden ze uit het water gehaald en op het land gegooid; land van de kerk.
Dat was soms ook nog wat, aangezien het land, een stukje weiland, eigendom was van de kerk. Met ingang van de maand mei lag het weiland soms nog vol met dennen. Er was een afspraak met de kerk dat de dennen weggehaald moesten worden omdat het er niet mooi uitzag. Veel dennen waren tegen die tijd al verkocht, de rest van de dennen werden bij het huis neergelegd.

In 1920 is het bedrijf ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Waarschijnlijk werd er toen ook al in dennen gehandeld, maar dat kan ik mij niet herinneren aangezien ik in 1947 geboren ben.
Ik denk dat ze daarvoor met paard en wagen percelen dennen ophaalden, zowel dikke lange als korte dennen, waarschijnlijk via Kampen of met de pond.
Die werden dan gebruikt voor het bouwen van stallen en bij de boeren die een stuk stal erbij wilden bouwen. Ook werden ze gebruikt om de rieten daken en platen op te leggen.
Als je toen 2 ritten op een dag deed kon je er bijna een halve week van leven.

Mijn vader is Albert Wielink. Hij verkocht niet alleen hout, maar maakte ook dingen voor rond de hooiberg en hele degelijke houten landhekken, die met houten pennen vastzaten. Mijn vader maakte de planken op lengte en ik was gewoon aan het timmeren.

Mijn vader is in de loods begonnen, daar lag al het hout in en er stond een hele lange trekband machine. Dat was een cirkelzaag en die ging via een hele lange band, wel 5 meter lang. De band was de motor die de zagen aandreef. Heel ouderwets, een heel lang ding. En voor elke soort hout moest er een nieuwe zaag opgezet worden. Die stond in de loods en was de enige machine die mijn vader had. Dat was heel lang zo en het duurde ook een tijd voordat er meer machines kwamen.

Naast de loods stonden grote tonnen carbolineum, dit werd ook verkocht door mijn vader. Er kwamen boeren met een karretje en dan werd er zoveel liter afgetapt, vaak in melkbussen.
In die carbolineum van toen zat nog niet veel teer, die koolteer is er later bijgekomen. Carbolineum werd gebruikt als een beschermlaag voor hout. In de zomer, met warm weer, werd het teer vluchtig en rook je het al van een afstand. Als je het bewerkte moest je oppassen, want de damp kan inbranden op je huid.
De carbolineum werd per liter verkocht, de tonnen waren 200 liter.

In de beginjaren van de houthandel had mijn opa ook koeien. Mijn opa had meer koeien op stal dan mijn vader. Mijn vader had 8 koeien op stal, mijn opa waarschijnlijk meer want het was toen nog een stuk groter.
Naast de 8 koeien hadden we ook nog kleinvee. Achter de loods was een schuur, vier varkenshokken waarvan er 3 gebruikt werden door varkens en in een schuur stonden 4 kippen. Daar was een verhoging ingemaakt en daar stonden de kippen op.
De koeien stonden op stal met stakens, aan touw. En we hadden een mestvaalt daarachter, waar je weleens zo’n stapje had. Dan kon je eraf stappen. Maar wij hadden alleen dat diepe gat van de mest. We konden dus niet even snel tussen de koeien uit naar achter en droog eraf stappen.
Het melken op stal vond ik heel vreselijk, ik heb het een paar keer geprobeerd. Maar als je een trap kreeg, zat je klem. Vreselijk. Doordat er stakens waren met touw eraan kon je ook niet snel naar voren; je zat echt opgesloten tussen de beesten.

Toch hielp ik wel met melken. Ik heb leren melken met de hand en als mijn ouders 5 dagen op vakantie gingen, een paar keer per jaar, dan hielp ik met melken.
Mijn moeder was de boerin, mijn vader absoluut geen boer. Hij had er niks mee, maar vond het wel prima; de boerderij was maar bijzaak.
We hadden geen land direct naast de boerderij, maar een stukje verderop. We moesten altijd met de koeien om de kerk heen naar het land. Net voorbij Eikenaar.
De koeien zijn weggegaan in het jaar dat ik getrouwd ben, precies 46 jaar geleden.

Bron(nen): 
Nelly de Jonge-Wielink, Kerkwetering 5
sluiten

Verhaal: Dieren op de boerderij

Er waren veel meer dieren op de boerderij dan alleen de koeien.
Veel bedrijven hadden ook schapen. In het voorjaar werden die geschoren en de wol hiervan werd verkocht.
Paarden waren er tot de 50er jaren. Toen werd alles gemechaniseerd. Als de paarden nu weer terugkomen dan is dat voor de recreatie. Varkens hield men voor het vlees.

Bron(nen): 
Hannie Knol, Bernard Reuvekamp
sluiten

Verhaal: Stakens in de stal

De stakens in de stal werden gemaakt van wilgentakken. Deze wilgentakken werden zorgvuldig uitgezocht door de boeren; als ze lang en dik genoeg waren dan werden ze gebruikt om stakens van te maken. Alleen de rechte takken werden gebruikt.
Na de selectie werden de wilgentakken in de sloot gegooid om de bast los te weken zodat deze gemakkelijk kon worden verwijderd van de stam.

De stakens werden in de stal in de grond gezet en vastgezet met grond. Ook werden ze aan de stekkerie (de houten balk) bevestigd. De koeien werden vastgezet tussen de stakens. Er zat een kram in de stakens waar de touwen door heen gingen om deze op gelijke hoogte te houden.

Om de drie à vier koeien was er een stiel. De stiel is de verticale, dikke balk. De stekkerie loopt horizontaal tussen de twee stielen, hiertussen zitten de stakens.

In de jaren 60 werd de stal vervangen en uitgebouwd en werd het touw waaraan de koeien vast zaten vervangen door een beugel. Ook kregen de koeien een drinkbak. Voorheen dronken de koeien uit de goot, waar ook het hooi in lag.

De koeien stonden vanaf de jaren 60 gelijkvloers, waar ze voorheen op een verhoging stonden.

Bron(nen): 
Roelie Kok
sluiten

Verhaal: Melkles

De jeugd van Mastenbroek begon vroeger op school met het leren van melken.
In de tweede klas op school ging je leren melken. In het voorjaar als de koeien van stal naar buiten gingen mocht je ’s avonds leren melken op de boerderij. Op de knieën of op de hurken, wat je zelf het makkelijkst vond.

Bron(nen): 
Roelie Kok
sluiten

Verhaal: Melken van de koeien

‘s Morgens om 5 uur stond je op om de koeien te melken. Iedereen hielp mee, behalve de boerin. Het dienstmeisje moest wel mee. Zij moest goed kunnen melken. Elk jaar werd een nieuw dienstmeisje gekozen, tenzij ze zelf wilde blijven of wanneer ze niet beviel bij de boer.

De koeien de gemolken werden, werden vastgezet; een touw kruislinks aan de achterpoten gespannen, zodat de koe niet weg kon.
Gemiddeld leverde een koe 10 tot 15 liter melk op per melkbeurt. Er werd twee maal daags gemolken. Het was vaak 10 liter ’s morgens en 10 liter ’s avonds.
Als koeien pas gekalfd hadden, was de melkproductie hoger.
Tegenwoordig met machines is de melkopbrengst per koe veel hoger; zo’n 25 liter per keer.

Tegen een uur of 7 was het melken klaar en ging men een boterham eten, de kalfjes voeren of een zieke koe verzorgen en de melkemmers werden schoongemaakt.
Rond 8 uur, na deze werkzaamheden, werd echt gegeten.

Elke morgen, behalve ’s zondags, kreeg je karnemelkse pap. Wel met stroop, want anders was de pap te zuur.
Niet op elke boerderij aten ze karnemelkse pap.

De melk werd verzameld in melkbussen. Voordat de melk in de bussen werd geschonken werd het door een zeef gehaald, de teems, om het vuil eruit te halen. Er zat een wat in, een ronde schijf, waarmee het vuil werd opgevangen.

De bussen melk werden elke dag opgehaald; ’s zomers zelfs twee keer per dag, alleen op zondag één keer. En de melk voor de kalfjes kwam weer terug.

De hooiberg, met daarvoor, op de kar, de melkbussen en de pullen (deze werden op de uiers van de koe gezet).

De omslag van melken met de hand naar machines was in de jaren 50, maar ook nog in de jaren 60, vaak afhankelijk van het aantal koeien op de boerderij.

Bron(nen): 
Roelie Kok
sluiten

Verhaal: Kalveren en ondermelk

Kalfjes en de ondermelk
De kalfjes op de boerderij kregen ondermelk. De room van de melk was hier van af gehaald in de fabriek. Wanneer de volle melkbussen van die dag werden opgehaald, werd de ondermelk voor de kalfjes mee teruggebracht.

Bron(nen): 
Roelie Kok
sluiten

Verhaal: Onderhoud aan de polder

Het waterschap had ten tijden van de ruilverkaveling een grote invloed en een hoge waardering van hun bewoners. Voor de bewoners had de dijkgraaf en hoofdingelanden meer aanzien dan burgemeester en wethouders. In 1965 was het waterschap van mening dat ze in moeilijkheden kwam om de polder te beheren omdat de kosten te hoog zouden oplopen. De wegen en bruggen waren bijna allemaal aan een grote onderhoudsbeurt toe. Polderwegen waren in eigendom van het waterschap en niet van de gemeentes (de polder viel onder de gemeenten IJsselmuiden, Genemuiden, Hasselt en Zwollerkerspel).

Na de vraag om subsidie voor het onderhoud kreeg men het advies een verkaveling aan te vragen waarin alles kon worden ondergebracht. Hierdoor konden een betere ontwatering, ontsluiting van de wegen en kavelruil (door de jaren heen was er zo vaak grond verkocht dat vele bedrijven meerdere kavels hadden en soms een hele kleine huiskavel) mogelijk worden gemaakt. Ook door de snel ontwikkelde landbouw was behoefte aan efficiëntie; om bij te kunnen blijven en om de bedrijven te kunnen ontwikkelen.

Door bedrijfsverplaatsingen kon ruimte worden gemaakt voor grote huiskavels. Daardoor kwamen er boerderijen langs wegen waar nog nooit iets had gestaan.
De openheid werd een beetje aangetast; de wegen aan beide zijden van de drie hoofdweteringen ‘zuid-noord’ werden vervangen door één weg, maar door een bijzonder plan kon de wetering blijven bestaan, al was het wel aan de wisselende zijden van de weg, en bleef hierdoor het zicht op de speciale terpboerderijen gespaard.

Bron(nen): 
Bernard Reuvekamp
sluiten

Verhaal: De laatste ruilverkaveling

'Vroeger schudden de koffiekopjes op tafel'

‘De natuurverenigingen kregen veel te vertellen en moesten te veel grond inleveren ten behoeve van nieuwe natuur (een weidevogelreservaat ‘Het Jutjesriet’). Dat was een heel gevecht, omdat de clubs toen ook al veel te vertellen hadden wat niet door iedereen gewaardeerd werd. Er werd door anderen over onze grond beslist, dat waren we niet gewend!'

Al met al werd er eind 1973 gestemd en met overmacht stemde men vóór de verkaveling; 1368 stemmen voor en 113 tegen, ofwel 74 procent voor en 26 procent tegen.
Er werd, na lage voorbereiding (vanaf 1969), in 1975 daadwerkelijk de eerste schop in de grond gezet. De voorbereidingscommissie werd benoemd tot verkavelingscommissie, die eensgezind en met behulp van deskundigen het een en ander in goede banen leidden.

En wat de commissie verbaasde: op de eerste zitting in het tijdelijke kantoor aan de Bisschopswetering te ’s Heerenbroek meldde een van de grootste tegenstanders zich aan. Voor verplaatsing. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, moet hij hebben gedacht.
Dat was de beste oplossing voor allemaal, en zo geschiedde het.
Maar of het allemaal vlot verliep zal niemand beamen. Er was veel overredingskracht en geduld nodig om alles in goede banen te leiden.

Bron(nen): 
de vm dijkgraaf A. v. Ittersum

Pagina's

Subscribe to RSS - Landbouw en andere bedrijvigheid