sluiten

Verhaal: Knieperties bakken

In veel gezinnen in de polder Mastenbroek werden op Oudejaarsdag knijpertjes gebakken. Het zware, zwarte ijzer werd ingevet door het met een vork met daaromheen een flanellen lapje dat in olie gedrenkt was, over de binnenkant van de ijzers te gaan. Daarna werd er een lepel beslag op de ene kant gegoten, het ijzer dichtgeklapt en in het kachelvuur gehouden. Later werd dit ook wel boven de gasvlam van het fornuis gedaan.

Symbolen
Als het knijpertje gaar was, werd het meteen opgerold of opgevouwen. Een opgerold knijpertje betekende: het jaar is voorbij, dicht. De opgevouwen knijpertjes toonden het nieuwe jaar, dat nog open lag.

Jantina Landman heeft het knijpertjesijzer van haar moeder nog. Ze bewaard het in een oude krant met een enveloppe erbij waarop haar moeder het recept voor knijpertjes geschreven heeft.

Bron(nen): 
Bron: Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: IJspret

“Pappa, het is nu morgen, gaan we nu een iglo bouwen op het ijs?” Eén van de dochters Landman staat bij haar vader en kijkt hem vragend aan. “Ja, we gaan straks naar buiten en dan gaan we bezig. Zoek maar vast je laarzen en je jas op. Misschien doen de anderen ook wel mee!” Ze is al weg. Even later horen Harm en Jennigje haar al roepen: ‘Jantiena, doe je ook mee een iglo bouwen samen met pappa?’

Iglo bouwen
Wat is het in de polder heerlijk als het winter is! De weteringen en sloten zijn stijf bevroren en overal wordt geschaatst. Harm is met zijn kinderen bezig om van grote brokken sneeuw een iglo te bouwen. Het schiet al mooi op. “Zal ik kijken of mamma al bezig is,” vraagt één van de kinderen een poos later, “De iglo is al bijna klaar!” “Doe dat maar, dat is een goed idee,” lacht haar vader. Ze is al onderweg. Want ze weet heel goed dat ze, als de iglo klaar is, in de iglo mogen. En mamma maakt dan altijd warme chocolademelk, die ze daar op mogen drinken! Gelukkig, mamma heeft de chocolademelk al klaar. “Had je er zo’n zin in? Ga maar vast naar buiten en neem de kommen even mee, dan kom ik achter je aan,” zegt Jennigje. Even later zitten de kinderen allemaal in iglo van de lekker warme chocolademelk te genieten.

Schaatsen
“Toen wij klein waren zette mijn vader ons op het aanrecht om ons de schaatsen onder te binden,” vertelt één van de ‘meisjes Landman’ verder. “Dan tilde hij ons op en zette ons zo achter het huis op de sloot neer. Hij bond ze ons één keer onder, je hoefde later niet weer te komen als het niet goed zat ofzo. Pappa ging altijd met ons schaatsen, ook wel tochten door de polder, over de Weteringen. Maar je moest wel goed kunnen schaatsen, hij had geen zin om steeds te wachten. Een buurmeisje van ons wilde ook graag mee, maar zij kon niet zo goed schaatsen. Toen we bij de brug waren zei hij: ‘als je niet mee kunt komen moet je weer naar huis!’ Maar dat zei hij ook tegen ons hoor”.

“Op zondag mocht er niet zomaar even een rondje geschaatst worden, alleen heen en terug naar de kerk. We hingen de schaatsen dan over het hek bij de kerk en trokken onze slofjes aan. Onze vader was ook erg zorgzaam. Toen we wat ouder waren, vijftien zestien jaar, ging hij met ons mee naar de ijsbaan in ’s Heerenbroek. Hij schaatste dan eerst zelf ook een poosje en dan ging hij naar zijn collega, Jan Esselink, koffiedrinken.

De ijsbaan
Jan Esselink vonden we altijd een grappige man. Hij woonde bij de ijsbaan, en als hij terugkwam van zijn werk riep hij bij de ijsbaan altijd: ‘Ho fietse, hier woont Garregie!’ Gerrigje was zijn vrouw.
Als vader Landman dan naar Jan ging, mochten de dochters een poosje alleen – en met de jongens – schaatsen. ‘Met een uurtje moet je klaar zijn’, zei hij dan. Als hij dan terugkwam zei hij altijd: kinders, wi’j goat op huus an.’ ‘Och pappa, nog even, nog één baantje’, zeiden wij dan steeds. Hij ging dan nog weer even met iemand staan praten. Totdat hij er genoeg van had en dan hij: ‘En nou zetten we er een punt achter!’ ‘En wij een uitroepteken,’ riepen we dan, lachen de dochters. “Maar hij ging wel altijd met ons mee.”
Ze herinneren zich nog dat hun ouders in 1944, toen de polder onder water stond, een keer een kachel op een slee hebben vervoerd van of naar een tante die in Grafhorst woonde.

Bron(nen): 
Willy Post - Landman en Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: internet en Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Relaties tussen knechten en meiden

Jennigje Potjes is er met haar gedachten niet bij. De hele dag loopt ze al te prakkiseren. Hoe moet dat nou straks, als de foto gemaakt wordt? Als boer en vrouw Selles maar niks in de gaten krijgen. Anders moet ze hier waarschijnlijk weg, ze weet het. Hier kan Harm niet gemist worden. Het verhaal van de knecht en de meid bij Reuvekamp staat haar nog helder voor de geest. Die kregen ook verkering en zo gauw de boer daar achter kwam, moest één van beiden weg. Bij Reuvekamp moest de meid ook weg. Ze vermoedt dat zij dan een ander dienstje moet gaan zoeken. Zoals zij het inschat hebben ze Harm hier meer nodig dan haar.

Verrassing
Dan wordt ze geroepen. Met een snelle blik kijkt ze op de klok, het is nu toch niet al tijd voor de foto? Nee, vrouw Selles is ook nog niet klaar, die wilde haar mooie jurk aan. Een moment later krijgt ze een kaart in haar handen geduwd. Ze gaat er eens even voor zitten en bekijkt hem aan de keukentafel. Van haar jongste broertje! Ze bekijkt de voorkant uitgebreid, de brug in Dedemsvaart staat er op, ze is er vlakbij geboren. Een kaart nog wel, dat is echt bijzonder. Ze zal hem goed bewaren.

‘Ik zal maar niet teveel naar Harm kijken, ik moet maar zo gewoon mogelijk doen,’ houdt ze zichzelf voor als ze naar buiten loopt om gefotografeerd te worden. Boer en vrouw Selles staan al klaar, de boer heeft een mooie hoed op. Dan ziet ze Harm en o… wat heeft hij dat goed bedacht: hij heeft het paard meegenomen en zet dat tussen hen in: de boer en zijn vrouw met Jennigje aan de éne kant van het paard, hijzelf aan de andere kant. Ziezo, hier kan niemand iets van denken!

Getrouwd
Als Jennigje en Harm getrouwd zijn, moet Jennigje inderdaad weg bij boer Selles. Omdat Harm en Jennigje nog geen huis hebben, gaat Jennigje weer thuis wonen, in Nieuwleusen. In de weekenden komt Harm. Later krijgt Jennigje een dienst bij Klaas van der Wal en na ruim een jaar, in 1934, krijgt Harm de kans om een dijkhuisje te kopen aan de Milligersteeg, vlakbij de Boxem. Blijven de eerste vijf jaar de kinderen nog uit, later krijgen Harm en Jennigje zeven kinderen. Telkens als er een kind bij komt, moet er ook een kamertje bijkomen.

Bron(nen): 
Bron: Willy Post-Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Uit archief familie Post
sluiten

Verhaal: Koeien naar Rouveen ll

De boer in Rouveen wil nog wel een paar koeien hebben dus gaan Klaas en zijn vader nog een keer op weg om koeien weg te brengen. Ze zijn blij, want de beesten worden goed verzorgd. De boer in Rouveen houdt de melk als vergoeding voor die verzorging. Een prachtige oplossing, omdat er in Mastenbroek te weinig veevoer is door de inundatie (onderwaterzetting) van de polder in september 1944.

“Dit keer gaan we met de veewagen, daar passen die twee pinkvaarzen wel in,” zegt Klaas’ vader. Ze vertrekken al vroeg en ze zijn net halverwege de steendijk als ze een vliegtuig aan horen komen. “Klaas, vlug, in de loopgraaf,” roept zijn vader die snel van de wagen afspringt. Klaas rent weg en duikt de loopgraaf in. Als hij over het randje kijkt, ziet hij dat zijn vader de repen van het paard losgemaakt heeft zodat het weg kan als er iets gebeurd. Dan springt zijn vader naast hem de loopgraaf in. Gelukkig laat het vliegtuig het paard en wagen met rust. Maar Klaas’ vader vertrouwt het niet zo erg meer. “We moeten zien dat we paard en wagen ergens kunnen stallen, dan moeten we maar lopend verder. Ik ga ons paard er niet aan wagen,” zegt hij.

Bij de eerste de beste boerderij in Holten houden ze halt. De boer komt naar buiten en is niet zo happig om het paard en wagen te stallen. “Waarom moet het hier blijven,” vraagt hij een beetje nors. “Als we weer beschoten worden, laat ik de koeien wel lopen. Dat kan wel, het is zo rustig op de weg. Dan trekken we minder aandacht als met paard en wagen,” zegt Hengeveld. “Ja, maar als er wat gebeurd, zit ik ermee,” zegt de boer wat onwillig. “Och, er gebeurd zomaar niet wat,” zegt Hengeveld. Intussen is er over de weg een man aan komen fietsen, zijn fiets heeft houten wielen. Hij hoort wat Hengeveld en de boer met elkaar bespreken, maar zegt niets en fietst verder. De boer gaat akkoord en ze rijden het paard en wagen het erf op. De vaarzen worden uit de veewagen gehaald en Klaas en zijn vader lopen verder naar Rouveen. De vaarzen worden daar afgeleverd en tegen drie uur gaan ze weer op weg naar Mastenbroek.

Op de Glindhuisweg komen ze dezelfde man van die ochtend weer tegen op zijn fiets. “Zijn jullie die mensen die vanmorgen een paard en wagen gestald hebben bij die boer,” vraagt hij. “Die wagen is helemaal kapotgeschoten!” Daar schrikken Klaas en zijn vader natuurlijk erg van.

Als ze weer bij de bewuste boerderij aan komen, komt de boer hen al tegemoet. Hij is vreselijk kwaad. “Ik moest de hele buurt door om die wagen van jullie de schuur in te krijgen,” roept hij. “Dan kun je wel zeggen dat er niks zal gebeuren, maar er is dus wel wat gebeurd!” “Waar is de wagen,” vraagt Hengeveld? “Daar in die schuur,” wijst de boer nog steeds boos. Als Klaas en zijn vader de schuur binnengaan, halen ze opgelucht adem. De wagen is beschoten, dat is duidelijk, je ziet de kogelgaten her en der. Maar hij is gelukkig niet helemaal kapot!

De beschietingen werden door de Engelsen uitgevoerd. Ze schoten op alles wat op de weg bewoog, omdat ze dachten dat het troepenverplaatsingen van de Duitsers waren. Iedereen was hiervoor wel gewaarschuwd.

Bron(nen): 
Klaas Hengeveld
Autuer: Annet Jonker
Foto: internet
sluiten

Verhaal: Tegen de ruilverkaveling

“Heb je gehoord wat ze willen? Ze willen hier een ruilverkaveling! Maar daar ben ik het niet mee eens”, zegt Klaas Hengeveld tegen zijn vrouw. “Hoe komen ze op dat idee”, vraagt zijn vrouw zich af. “Het Waterschap Mastenbroek heeft ruilverkaveling voorgesteld. Dan hoeven ze de wegen en bruggen niet meer te vernieuwen, dat doet de gemeente dan. Het heeft allemaal achterstallig onderhoud en het is behoorlijk duur om het allemaal te renoveren. Maar verkaveling is ook duur, let op mijn woorden!” Als Mies Blankvoort aan de deur komt om handtekeningen te verzamelen tegen verkaveling zet Klaas de zijne er graag bij!

Geen verliezers
Als er op 21 december 1973 gestemd wordt, blijkt een ruime meerderheid van maar liefst 80 procent vóór verkaveling te zijn. Mopperend lopen een aantal mensen uiteindelijk de zaal uit. “Ja ja, geen verliezers zal de insteek zijn, ik moet het allemaal nog zien!”
Klaas is heel tevreden. Als één van de eersten heeft hij zijn land bij huis, omdat ze zijn land bij de kerk nodig hebben voor het zandzuigen. Het land is getaxeerd en het blijkt dat het land bij zijn huis aan de Oude Wetering maar heel iets beter is dan het land bij de kerk.
Hij moet lachen als hij hoort dat één van de grootste tegenstanders van de ruilverkaveling als eerste bij het kantoor stond om verplaatsing aan te vragen. ‘Je moet wel zorgen dat je meekomt nu het eenmaal zo besloten is’, zou hij gezegd hebben. Gelukkig stelt de overheid de eerste tien jaar een groot bedrag rentevrij beschikbaar en alleen als je 70 tot 80 procent van je land bij huis krijgt moet je meteen betalen. Anders wordt het uitgesmeerd over dertig jaar.

Wegen geasfalteerd
Een ander voordeel van de verkaveling is dat de wegen geasfalteerd worden nu de overheid die in beheer heeft. Als halverwege de jaren zeventig de ligboxstallen in opkomst zijn, zijn de grindwegen in Mastenbroek kapot als de ligboxenstal klaar is. Klaas zegt er nu over: “we waren verkeerd bezig om tegen de ruilverkaveling te zijn. Het heeft ons veel gebracht, de polder – en daarmee de bedrijven in de polder - had zich nooit zo kunnen ontwikkelen als er niet verkaveld was. Als wij zelf de wegen hadden moeten betalen en het vervangen van de bruggen, was het nooit zover gekomen!”

Bron(nen): 
Klaas Hengeveld
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker, Waterschap IJsseldelta
sluiten

Verhaal: Schippersdochter

De bel gaat en Ali Mandemaker gaat naar de deur. Verrast blijft ze staan als ze opgedaan heeft. Het is Gerrit Zielman! “Ik ben op weg naar huis, naar Dalfsen en ik dacht zo: ik kon weleens melk voor jullie meebrengen,” zegt hij. Ali’s ogen stralen. Even nog blijft hij praten, dan vertrekt hij. Langzaam doet Ali de deur dicht en blijft er even tegenaan staan. Gerrit… Hoe lang kent ze hem nu? Ze zag hem afegelopen zomer 1942 voor het eerst, ze was toen al een paar keer op de boerderij van Jongman aan de Hasselterdijk geweest om melk te halen. Geen wonder dat ze hem pas na een paar keer zag, hij zat immers ondergedoken bij zijn oom Berend en tante Dina?!

Schip gevorderd
Van die korte wandelingetjes van hun schip naar de boerderij genoot ze altijd volop. Haar gedachten springen terug naar het begin van de oorlog, toen de Duitsers hun schip wilden vorderen om oorlogstuig naar Engeland te varen. Gelukkig is hun schip, de Ultima Latet, daar niet geschikt voor. Maar helaas, begin van de zomer afgelopen jaar moesten ze er toch aan geloven. In Rotterdam werd hun schip volgeladen met munitie en samen met 25 andere schepen naar het Zwarte Water gebracht. Hun schip is nog niet gelost, anders waren ze hier al weer weggeweest. Nou ja, ze woont liever hier in Zwolle, aan de Jufferenwal, dan op het schip zoals het afgelopen halfjaar. Er komen zo vaak Engelse vliegtuigen over… Het is veel veiliger om hier te wonen, al vindt ze het wel naar dat hier Joden gewoond hebben. Waar zouden die nu zijn?

Verkering
Dan komt het bericht dat hun schip leeg is. De familie Mandemaker verhuist naar het schip en vaart het Zwarte Water weer af. Ali is verdrietig, want zo vaart ze bij Gerrit weg. Gerrit van wie ze houdt en met wie ze al een paar maanden verkering heeft. Langzaam strelen haar handen het houtsnijwerkje dat Gerrit voor haar gemaakt heeft. Gelukkig kunnen ze elkaar schrijven!

Kruitschip ontploft
Dan horen ze eind april 1943 geruchten over een kruitschip dat ontploft is en dat bij Zwolle lag. Ali’s hart slaat een slag over. Als Gerrit maar niet gewond is geraakt, de kruitschepen lagen zo dicht bij de boerderij van Jongman. Gelukkig hoort ze al snel dat Gerrit net die dag niet op de boerderij aan het werk was maar ergens anders een klusje moest doen. De boerderij van Jongman is wel helemaal ingestort en oom Berend en tante Dina, Hennie en Marrie zijn wel gewond geraakt. Ze zaten aan tafel, op hun gewone plek onder het raam. Ze hebben allemaal glassplinters overal, Hennie vooral in het gezicht, bij oom Berend was er een stuk van zijn neus af, ze zijn allemaal gewond maar leven gelukkig nog!
Later hoort ze dat het schip van Gietema op 28 april 1943 door Engelse jagers onder vuur is genomen, waarop het ontploft is en het vliegtuig is neergestort. De piloot is hierbij om het leven gekomen. De Gietema’s woonden naast hen op de Jufferenwal. Gelukkig dat ze niet meer op het schip woonden!

Als Ali een poosje later hoort dat er in Zwolle in het bejaardentehuis hulpen gevraagd worden, besluit ze te solliciteren. Ze is blij dat ze wordt aangenomen en gaat in Zwolle wonen, lekker dicht bij Gerrit. In 1946 trouwen Gerrit en Ali en gaan in Dalfsen wonen.

Bron(nen): 
Ali Zielman-Mandemaker
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Warme persbult maken

“Als de slootkant klaar is, leg de zoden dan maar hier neer, die gebruiken we straks voor de pers bult,” hoort Kees Kok zijn vader tegen één van de knechten zeggen. Kees zucht. Een warme pers bult maken, dat is een paar weken zwaar werk. Elke dag een vrachtje gras er boven op, goed in de gaten houden dat het niet teveel broeit, het gras moet net ietsje verkleuren. Ja, hij weet dat het moet, want anders hebben ze te weinig vreten voor de koeien van ’t winter. Met zijn dertien jaar moet hij al flink meehelpen op de boerderij.
Zijn vader maait, Kees stapelt het gras vork voor vork op elkaar op de ronde cirkel waar de pers bult altijd gemaakt wordt. Omdat het gras nog groen is, is het zwaarder dan het hooi dat in de hooiberg komt. Maar ja, dat moet dan ook goed droog zijn. Dat is net zo goed hard werken in de hitte. Dat komt straks allemaal nog. Nu eerst de warme pers bult. Als het gras van vandaag er op ligt, plukt kees rondom de losse delen eraf zodat hij mooi rond en strak wordt
Na een paar weken is de berg met gras zo hoog dat er iemand bovenop gaat staan. Kees steekt steeds zijn vork omhoog en de ander haalt het eraf en zorgt dat het regelmatig verspreid komt te liggen.
Als het gras op is moeten de zoden er omheen gelegd worden “Leg jij nu maar de zoden eromheen”, zegt zijn vader. Even later is Kees druk in de weer met zoden, tsjongejonge, die zijn ook zwaar zeg. Hij laat zich niet kennen, veegt af en toe het zweet van zijn gezicht, maar werkt stug door. Rondom het gras moeten ze komen te liggen, rechtop, zodat het zand beter blijft liggen. Hij is blij dat hij dit keer niet hoeft te helpen met het zand bovenop de bult te scheppen zodat het bovenste gras goed aangedrukt wordt. Eindelijk is het werk klaar. Natuurlijk moet je er in de winter de buitenste rand er een beetje afsteken, de buitenste laag gaat altijd ietsje rotten. Maar dat zorgt er ook voor dat het voer eronder goed blijft. Kees is blij dat het er nu weer op zit!

Bron(nen): 
Kees Kok, Oude Wetering 118
Auteur Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Huwelijk in de polder

Op 3 mei 1882 trouwde mijn opa, Antonius, Franciscus Reuvekamp met Martha Kuijer. Het echtpaar vestigde zich op de boerderij Oude Wetering 3. Dit zou niet bijzonder zijn, ware het niet, dat Martha uit Soest kwam. Dat moet een hele onderneming zijn geweest voor die tijd. Wellicht was het spoor net aangelegd, maar toch rijst de vraag, hoe vond een gewone boer uit Mastenbroek een vrouw in Soest. Vakanties waren er toen nog niet, maar wel was er het uitje voor sommigen weggelegd om ter processie naar Kevelaar te gaan, een bedevaartsoord in Duitsland, niet ver over de grens en daar zullen boer Reuvekamp en Martha uit Soest wel niet altijd hun volledige aandacht bij die processie hebben gehad. En zo is het gekomen....!!!!
Uit het huwelijk kwamen 10 kinderen voort.

Bron(nen): 
Wim Reuvekamp
sluiten

Verhaal: De familie Jongman in de oorlog

Henk Moorman en Marry Jongman vertellen in 2010 het verhaal van de familie Jongman.
Het gezin Jongman bestond uit de ouders Berend Jongman en Berendina Aalvanger en de dochters Marrigje en Hendrikje. Hun boerderij aan de Hasselterdijk stond buitendijks. Op het moment van de ontploffing zat het gezin aan het ontbijt. Hun neef Gerrit Zielman uit Dalfsen was bij hen ondergedoken, maar was op die bewuste morgen niet thuis.
Op de vraag wat de herinneringen van Marrigje aan deze fatale dag waren antwoordde zij: “Niets”.
Door de klap van de ontploffing was ze direct buiten kennis geraakt en ze was pas weer bijgekomen toen ze in het ziekenhuis was. Later was haar verteld dat Gerard Koerhuis eerste hulp had verleend; hij had hen onder het puin vandaan gehaald.

Volgens een verslag van de directeur van de gemeentelijke sociale dienst Zwolle van 20 juli 1943 werd dochter Marrigje op 26 mei ontslagen uit het ziekenhuis. De negentienjarige dochter Hendrikje kon op 11 juni het ziekenhuis verlaten. Zij was blijvend invalide. Ze miste een oog en had een erg geschonden gezicht.
Zij werd verder verpleegd in Dalfsen bij haar tante Evertje Zielman-Aalvanger.
Jongman en zijn vrouw werden op 15 juli uit het ziekenhuis ontslagen. Jongman had een zeer verminkt gezicht wat nog niet genezen was, had last van hoofdpijn en was gauw moe.
De echtgenote had veel wonden in het gezicht en aan haar handen die nog niet hersteld waren. Het echtpaar Jongman werd tijdelijk verder verpleegd bij hun zwager Boer in Spoolde.

Door de bemoeienis van de directeur van de Sociale Zaken werd er eerst tijdelijk een salonwagen gehuurd. Daar was Marrigje eerst samen met haar neef Gerrit Zielman gaan wonen. Nadat vader en moeder aangesterkt waren na hun verblijf in het ziekenhuis, kwamen ook zij weer thuis.
Uit de puinhopen was bijna niets bruikbaars overgebleven. Het huisraad was kapot, van het beddengoed kon later nog weer wat gebruikt worden.
Toen de noodwoning klaar was, gelukkig net voor de winter inviel, werden de hoognodige meubels en huisraad weer aangeschaft.

Het vee liep buiten in de wei tijdens de ontploffing en was daardoor gespaard gebleven.
Het achtergebleven vee werd eerst verzord door buurman Bertus Zielman, een broer van Willem Zielman in De Velde. De veestapel bestond uit vijf melkkoeien, drie pinken en twee kalveren.
Daarna had neef Gerrit Zielman uit Dalfsen het werk overgenomen. Hij kreeg daarvoor vrijstelling van het moeten werken in Duitsland. Gerrit was bij hen kind aan huis. Zijn moeder Evertje Aalvanger was gehuwd gweest met Lambert Jan Zielman en al jong weduwe. Evertje moest in Dalfsen zelf in het onderhoud van het gezin met drie jonge kinderen voorzien. De jongste, Gerrit, was als peuter vaak liefdevol opgevangen in het gezin van zij oom en tante Jongman-Aalvanger.
Achter de boerderij van Jongman lagen in de oorlog meer schepen die gevorderd waren door de Duitsers. De schippersgezinnen kwamen melk halen op de boerderij, waaronder de dochter van schipper Mandemaker uit Zwartsluis. Aaltje Jantina Mandemaker kreeg verkering met Gerrit Zielman en ze zijn getrouwd in Dalfsen op 20 april 1946 in het gemeentehuis. Op 22 mei was de kerkelijke bevestiging in de Christelijk Gereformeerde kerk te Haarlem.
De herbouwde boerderij was tegelijk klaar met de nieuwe boerderij van Haverink, in 1952. Vader Jongman en zus Hennie hebben hun leven lang last gehouden van de verminkingen die ze opgelopen hadden tijdens de ontploffing. Het heeft een stempel op hun leven gedrukt.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman.
‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg. HCO Toegang 702, inventaris nr. 4465. ‘Hulpverlening slachtoffers explosie munitieschip 28 april 1943’.
sluiten

Verhaal: Van der Vegte, Hasselterdijk

Ook de familie Van de Vegte zal herinneringen aan die morgen in april 1943 hebben overgehouden. Hun boerderij aan de dijk tussen de families Put en Neijmeijer werd door de explosie verwoest.
Het gezin bestond uit vader, moeder, zes kinderen en een dienstmeisje. Er waren negen min of meer ernstig gewonden. Vader Johannes H. van de Vegte, moeder Hendrika M. van Duuren en de kinderen Maria Johanna en Johanna Josephina waren in het R.K.- ziekenhuis opgenomen. Frederika Johanna J. Antonia Johanna, Cornelia H. en Gerritdina Maria zijn poliklinisch behandeld, evenals het dienstmeisje G. van de Vegt. De beide meisjes mochten op 5 mei het ziekenhuis verlaten en zijn door familie opgevangen.
Het huis was onbewoonbaar geworden. Inwendig was alles verwoest, de buitenmuren waren gescheurd en ontzet en het dak was bijna verdwenen. Ook de inboedel, het huisraad en de kleding waren grotendeels vernield.
Op het bedrijf werden tien koeien, twee pinken en een paard gehouden. Het vee werd door onwonenden verzorgd. Toch bleef er veel werk liggen en het hooien kwam in gedrang.
Midden juni werd er een knecht aangenomen, de zestienjarige Willem G. Bouwhuis.
Moeder Hendrika werd op 18 mei uit het ziekenhuis ontslagen en vond ook onderdak bij de familie. Vader Johannes H. van de Vegte bleek een ernstige verwonding aan het hoofd te hebben; voor zijn gezichtsvermogen werd gevreesd.
Na de terugkeer uit het ziekenhuis van Van de Vegte op 11 juni hebben hij en zijn vrouw tijdelijk onderdak gevonden in een gedeelte van de woning bij J. van Milligen aan de Nieuwe Wetering 1 in Mastenbroek. In mei 1944 was hij nog onder behandeling van oogarts G.F. Rochat. In een verklaring gaf de arts aan dat Van de Vegte nog niet in staat was om zijn volle werk te verrichten.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman. ‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg. HCO ‘Hulpverlening slachtoffers explosie munitieschip 28 april 1943’.

Pagina's

Subscribe to RSS - families & bewoners