sluiten

Verhaal: Wolfshagen

De boerderij Wolfshagen heeft behoord bij landgoed of Havezate Wolfshagen. Een eindje verderop in het land heeft dit landhuis gestaan met er om heen wat boerderijen, die richting IJsselmuiden voor bescherming zorgden. Alleen Wolfshagen is daarvan overgebleven. Net als in de rest van de polder staat ook de boerderij Wolfshagen op een terp. Het achterhuis was lange tijd van hout. Hout is lichter dan steen en zakt dus minder weg in de (veen)grond. De familie Brinkman kocht de boerderij indertijd van Kamphof, met ongeveer acht bunder land erbij. Het zou kunnen dat de boerderij eerst andersom heeft gestaan. In het achterhuis zijn later gangen, gewelven en een kelder in de grond gevonden. Men zegt dat er heel vroeger een eindje verderop naar het oosten een watermolen heeft gestaan.
Toen in 1932 de aanleg van de Afsluitdijk klaar was, had de polder Mastenbroek veel minder van het water te vrezen. In 1973 laten Henk en Mien Velthuis, die dan op Wolfshagen wonen, het houten achterhuis vervangen door stenen muren op te metselen, het te verlengen tot 26 meter en er een stuk nieuw rieten dak op te leggen.

Spaanse griep
Dien Brinkman, die lang op Wolfshagen gewoond en gewerkt heeft vertelt: “Mijn vader, Jan Brinkman, is al jong overleden. Hij stierf in 1919 aan de Spaanse griep. De ene week was hij nog op de veemarkt, de andere week was hij al overleden. Hij was nog maar veertig jaar. Ik zat in Hasselt op school, dat was maar tien minuten lopen. We kregen les bij de fietsenmaker omdat er Franse soldaten in onze school ingekwartierd waren. Het was immers de tijd van de Eerste Wereldoorlog? Nederland was wel neutraal, maar er was mobilisatie en de soldaten moesten ergens blijven. Wij kregen daarom les bij een fietsenmaker.
Buurman Koetsier kwam mij van school halen omdat mijn vader overleden was. Ik was toen zeven jaar en moest een zwarte jurk aan en een zwarte strik in het haar. Vader werd met de wagen naar het kerkhof gebracht. Mijn moeder was zwanger van Jan, het vijfde kind”.

Moeder hertrouwt
“Op de boerderij werd mijn moeder geholpen door Gradus Velthuis, die altijd al graag bij ons kwam en regelmatig bij ons werkte. Hij kwam vaker en langer, mijn moeder kon niet zowel de huishouding als de boerderij draaiende houden. Het klikte wel tussen mijn moeder en Velthuis en mijn moeder zei: “dan moet Velthuis maar blijven”. Toen zijn ze getrouwd, een jaar nadat mijn vader overleden was. Ze kregen samen nog vijf kinderen.”

Engelse ziekte
Als Grada Velthuis, een mooi klein krullenkopje, ziek wordt als ze twee is ziet het er niet goed uit. “Ze kreeg hele dikke polsen,” herinnert Dien Brinkman zich. “Buurvrouw Koetsier zei: ze moet bruine suiker nemen. Maar het hielp niet, ze overleed aan de Engelse ziekte. Vader Velthuis wilde niet dat een eventueel volgende baby weer naar hem genoemd zou worden, dat zou hem teveel aan Grada doen denken.”

Meehelpen op de boerderij
Dien heeft als oudste kind veel meegeholpen op de boerderij. Als ze ongeveer zestien jaar is, haalt zij ’s morgens om vijf uur de paarden uit de wei en spant ze in. Dan kan haar vader meteen vertrekken om gras te gaan maaien. Dien kruipt dan nog lekker weer even in bed, tot ze eruit moet om samen met haar moeder en zussen de dertien koeien te melken. Als ze dan naar haar vader toegaat om koffie of thee te brengen, gaat zij het weiland rond met de paarden als haar vader even rust en koffie drinkt. Gelukkig zijn het hele makke paarden, Dien kan er alles mee.
Dien helpt ook altijd met wassen. Ze weet nog goed dat ze de bonte was altijd vanaf de stappe in de sloot moet spoelen, zomer en winter. ’s Winters wordt er een wak in het ijs gemaakt om de was te spoelen. “Ik vergeet nooit meer die koude handen!”
Het water uit de put kan niet gebruikt worden, daar zit roest in. Voor de witte was komt er daarom schoon leidingwater terug in de melkbussen, dat wordt door de melkfabriek verzorgd.

Land onder water
In 1944 zetten de Duitsers de polder onder water. Ook het land en de weg bij Wolfshagen staat blank. Ze gebruiken een hek om naar de weg te komen. Als Diens zus in 1945 trouwt moet ze met een bootje vanaf het huis naar de weg gevaren worden en lopend naar de kerk in Hasselt. En omdat de brug over het Zwartewater ook nog kapot is, moet ze ook daar met een bootje overgezet worden.

Verkering: een wereldreis
Als Henk Velthuis en Mien Mensink verkering krijgen, is het nog niet zo gemakkelijk om elkaar regelmatig te zien. Eén keer in de drie weken reist Henk naar Tubbergen of Mien naar Mastenbroek. Met achtereenvolgens de fiets, de bus, de trein, de bus en weer de fiets zijn ze een hele tijd onderweg: twee-en-een-half uur. Maar natuurlijk hebben ze het er graag voor over!

Geen stroom
Als Mien verkering krijgt met Henk Velthuis, is er nog geen stroom op Wolfshagen. Omdat er maar één boerderij staat, is het voor de gemeente Zwollekerspel te onrendabel om elektriciteit aan te leggen. Wolfshagen ligt maar een steenworp van Hasselt af, maar behoort niet tot die gemeente. Mien: "ik had van alles, een mixer, een strijkijzer, maar kon niks gebruiken omdat er geen stroom was." Als de stadsboerderij van de familie Moed afbrandt, krijgt Moed een vervangend perceel grond aangeboden aan de Wolfshagenweg. Hij wil daar wel bouwen, maar bedingt dat er ook water en elektriciteit aangelegd wordt. En dan profiteert Wolfshagen mee: ze krijgen daar ook water en stroom. Het is 1963!

Riet snijden
Zoals wel meer boeren in de Mastenbroeker polder huren ze van Wolfshagen ook een stuk land waar riet op groeit. Dat riet wordt in de winter, als de grond hard bevroren is, met de zeis gemaaid. Het stuk land waar ze riet halen ligt aan het verlengde van de Nieuwe Wetering, richting het Zwarte water.
Als het riet gemaaid is wordt het in kleine stapeltjes gebonden en op elkaar gelegd om te drogen. Als het goed weer is, wordt het opgehaald en komt het bij de boerderij te liggen met een kleed er over, zodat het niet wegwaait. Op een mooie dag in maart zet de boer dan de greep met de steel in de grond zodat de tanden omhoog staan. Het riet wordt dan tussen de tanden doorgehaald, zodat de het blad van het riet afgaat.
Het wordt dan weer in bosjes gebonden en op gestapeld, weer met een kleed erover weggelegd. In de winter wordt het gebruikt om gaten in het dat te stoppen. Wat over is wordt verkocht aan anderen.

IJspegels
De strenge winter van 1979 gaat ook Wolfshagen niet ongemerkt voorbij. Er moet een shovel komen om de sneeuw te schuiven zodat de bewoners in en uit kunnen. Ook komen er ijspegels aan de rand van het rieten dak te hangen, die groeien en langer worden totdat ze de grond raken. Mien Velthuis: “het was net of we in een iglo woonden, het was gewoon schemerdonker in huis. Henk heeft de pegels kapot getikt, anders zou het rieten dak kapot gaan. Die ijspegels, dat was nog wel een heel gewicht!”

Hartoperatie
Als Henk eind 1978 problemen met zijn hart krijgt, moet hij kiezen waar hij geopereerd wil worden, in Genève of in Amerika. Als hij dit aan het overwegen is, komt het nieuws dat in 1979 een hartoperatie ook mogelijk wordt in Utrecht. In overleg met de artsen mag hij zo lang wachten. Hij is één van de eerste mensen die in Nederland aan het hart geopereerd wordt. Hij mag zich niet meer lichamelijk inspannen. Omdat er geen opvolger is verkopen Henk en Mien uiteindelijk in 1989 Wolfshagen aan Van der Weerd uit Grafhorst.

Wijnvoorraad Grand Hotel Wientjes ‘ondergedoken’
Als de Duitsers in de oorlog dreigen de IJsselbrug op te blazen, besluit de heer Wientjes van Grand Hotel Wientjes in Zwolle om zijn wijnvoorraad en vruchten in blik uit Zwolle weg te brengen. Hij vraagt de familie Brinkman aan de Wolfshagenweg of deze spullen bij hen in de kelder mogen.
Gerrit Brinkman en zijn zussen Dien en Anna vinden dat prima, en zo worden de flessen wijn en blikken met vruchten in één van de grote kelders onder Wolfshagen opgeslagen. Ze hadden daar een grote melk- en een grote aardappelkelder. Met paard en wagen haalt Gerrit Brinkman de spullen uit Zwolle op.
Als de Duitsers vervolgens in 1944 de Mastenbroekerpolder onder water zetten om de geallieerden te beletten er te landen, loopt ook de kelder van Wolfshagen onder water. Het gevolg is dat de blikken allemaal verroesten.
Als Anna Brinkman van Wolfshagen vlak na de oorlog (8 mei 1945) trouwt is het groot feest. Van Wientjes mogen de bruiloftsgasten zo veel wijn drinken als ze willen…
Later werd de rest weer teruggebracht naar Zwolle.
Deze anekdote komt boven water als Grand Hotel Wientjes ter gelegenheid van haar 75-jarig bestaan de Zwolse bevolking in de ‘Regio IJsselmond” vraagt om verhalen rondom het Hotel. Het verhaal van Marietje Reuvekamp werd als leukste verhaal uitgekozen en gepubliceerd in de uitgave van ‘Regio IJsselmond’ van 1 december 2004.

Bron(nen): 
Dien Brinkman, Mien Velthuis, Bernard Reuvekamp, Marietje Reuvekamp
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Privé archieven fam. Brinkman, Velthuis, Reuvekamp, Knol
sluiten

Verhaal: Van arbeider naar middenstander

De vader van Warner van den Berg, Klaas, werkt als loonwerker veel voor het Waterschap. Dat houdt in dat hij bijvoorbeeld ’s winters zout strooit en de grindwegen aanvult en ’s zomers schouw maakt. Als Warner veertien jaar is neemt zijn vader een melkrit aan voor de Zuivelfabriek Juliana van Hasselt. Hij rijdt een stuk van de Oude Wetering en een gedeelte van de Nieuwe Wetering.

Zand en mest rijden
Als Warner van school komt, hij is dan zestien, gaat hij bij zijn vader aan het werk. Die koopt er een tractor bij, waarmee o.a. zand gehaald wordt bij Piet van Rechteren in Oosterholt. Dat zand werd eerst per trekschuit vervoerd door Gerrit Jan Visscher.
Ook wordt er mest gereden met de tractor en de mestwagen, een Fristein. Hier zit een rail boven met een zestandige grijper er aan. Als je aan het touw trok waarmee de grijper bewogen kon worden, kon je zo de vaste mest van de kar op het land brengen. Een hele voortuitgang, voor die tijd werd alles met de greep gedaan. Toch is het nog steeds zwaar werk. Als het land drassig is (20 à 30 cm klei op veengrond) worden de mestwagens op planken gezet.

Sneeuwruimen
’s Winters worden vader en zoon van den Berg vaak ingezet om sneeuwduinen weg te halen. Op bepaalde plekken in de polder, bijvoorbeeld bij Snel aan de Nieuwe Wetering, draaide de wind op een bepaalde manier waardoor er bij sneeuw steeds duinen ontstonden. Om de wegen begaanbaar te houden worden ze weggeschoven.

Repareren
Natuurlijk mankeert er weleens iets aan de tractoren of de wagens en dat repareren Warner en zijn vader zoveel mogelijk zelf, in de werkplaats die om de voormalige landbouwschuur gebouwd is. Ook de boeren uit de omgeving weten hen te vinden als er bij hen iets stuk is. Maar dan komt er ineens controle. Het blijkt dat zowel Warner als zijn vader de benodigde diploma’s niet hebben om dit soort werk te doen. Dus gaat Warner een spoedcursus volgen in Den Haag en dan kunnen ze hetzelfde werk blijven doen, maar dan legaal. Warner volgt later nog meer cursussen en heeft het bedrijf van zijn vader verder uitgebreid.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. van den Berg
sluiten

Verhaal: Standsverschil

Tussen boer en arbeider was vroeger in Mastenbroek een grote kloof. Warner van den Berg, inmiddels (in juni 2013) bijna 71 jaar herinnert zich niet dat hij ooit uitgescholden of gekleineerd is omdat hij uit een arbeidersgezin kwam, maar zijn ouders hadden daar zeker mee te maken.
Wel merkte hij verschil, bijvoorbeeld in de kerk. De mensen die het konden betalen, huurden zitplaatsen in de kerk. Bij de familie van den Berg was daar geen geld voor, zij zaten daarom altijd ‘op ’t orgel’. Voor en naast het orgel, geplaatst op een galerij achter in de kerk, waren nog banken. Voor het orgel twee á drie banken, links naast het orgel een rijtje, dat opliep naar achter toe, zodat je op de achterste bank ook nog iets kon zien.

Ingepakte cent
Mocht het gebeuren dat er toch nog wat geld was, dan moesten de mensen die op ’t orgel zaten voordat ze naar beneden gingen nog iets in de collectezak gooien. ‘Maar we hadden haast nooit iets. Af en toe een cent. Maar daar schaamde ik me een beetje voor. Dan plakte ik tijdens de kerkdienst het zilverpapier van de pepermunt om de cent, dan leek het net een kwartje”, lacht Warner als hij het vertelt.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Werk voor de kerk

Als men vroeger op zondag naar de kerk ging, ging men met de tentwagen of de brik. De tentwagen was overspannen met een soort dik tentdoek, de brik werd door wat vaster materiaal overkapt. Vanuit ’s Heerenbroek kwam tot ongeveer 1950 speciaal een kerkwagen rijden, een grote tentwagen waarmee de mensen van ’s Heerenbroek naar de kerk in Mastenbroek kwamen, met Jan Willem Siebrand als koetsier.
In ’s Heerenbroek woonden weinig boeren, de mensen werkten er bijvoorbeeld in de Zuivelfabriek en hadden zelf geen vervoer. Vandaar dat de kerk de tentwagen liet rijden toen de trekschuit verkocht was in 1921.

Paardenschuur
De paarden werden tijdens de kerkdienst gestald in de paardenschuur, die aan de Oude Wetering stond. De paarden van de kerkwagen van ’s Heerenbroek stonden altijd in het achterste stuk van het huis waar Warner van den Berg geboren is. Dat was namelijk een huis van de kerk. De koster, Hollander, woonde in de andere helft van het huis.

Huur in natura
De opa en oma van Warner, Warner en Marie van Spijker woonden daar voor 2,50 gulden per maand. Daarnaast moest Marie ervoor zorgen dat er ’s winters elke kerkdienst warme testen in de kerk waren. Deze schaaltjes vulde ze met hete kolen die dan in een stoof werden gezet. De vrouwen zetten hun voeten op de stoof en spreidden hun lange rokken er om heen.
Verder maakte Marie ook de school schoon, kookte ze één keer per jaar voor de kerkenraadsleden en moest daarvoor ook zelf de ingrediënten aanschaffen. De kerkenraadsleden aten dan alsof ze uitgehongerd waren, maar het waren bijna allemaal gegoede boeren. Wel werden de familie van den Berg, de koster, de meester en de dominee door de wijkouderling op huisbezoek bij de boeren onder de aandacht gebracht: “Lever daar bij de slacht ook een pakketje vlees af!”

'Orgel trappen'
Opa Warner moest tijden de kerkdiensten ‘orgel trappen’. Het orgel had een blaasbalg waar lucht in moest komen. Achter het orgel zaten twee pedalen waarop getrapt moest worden om de balg te vullen. Of er voldoende lucht in de balg zat was te zien aan de zijkant, waar twee ronde houten palen stonden met een pijltje eraan dat voor optimaal orgelspel tussen twee streepjes moest staan.
“Het lastigste was de tussenzang, tijdens de preek”, vertelt Warner van den Berg die als jongen ook weleens getrapt heeft. “Je wist namelijk nooit precies wanneer die kwam, dus dan zat mijn opa goed op te letten. En als hij dan dacht dat het er bijna zover was, begon hij vast te trappen, anders deed het orgel het niet”.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Inrichting zelfvoorzienend niet-boerenerf

De kavel naast het Landbouwmechanisatiebedrijf Van den Berg in Mastenbroek, waarop het huis van Warner en Gerrie van den Berg staat was vroeger wel heel anders ingericht dan tegenwoordig. Het huis was vroeger een twee-onder-één kap waarin heel veel mensen woonden. Het achterste deel van het huis was een stuk smaller dan het voorste gedeelte en werd ook door de familie van den Berg en Hollander gedeeld. In het allerachterste deel van het huis was een kleine paardenstal, waar het paard van de kerkwagen van ’s Heerenbroek gestald was.
Naast het huis was aan de kant van de brug de paardenschuur, waar de gemeenteleden hun paarden stalden als ze met de brik of met de tentwagen naar de kerk kwamen. Aan de andere kant stond de landbouwloods, een dependance van de Coöperatie van Hasselt, waar de boeren uit de polder terecht konden voor een kleinigheid, zodat ze niet helemaal naar Hasselt hoefden te rijden.

Zelfvoorzienend
Achter het smalle gedeelte van het huis stond een schuur waarvan de beide families de helft gebruikten. De opa van Warner had geiten in, zodat er melk was om te drinken. Daarachter stond het ‘huussie’, een klein houten huisje met een plank erin met een rond gat waarop je kon zitten om je behoefte te doen. Daarachter de varkensschuur waar ongeveer tien varkens opgefokt werden, totdat ze slachtrijp waren. Dan werd er geslacht en wat overbleef werd verkocht. Daarnaast stond de hooiberg en tenslotte de ‘waterloods’, een vrij open schuur met een houten frame en de wanden bekleed met riet, waarin het hout en de turf bewaard werd. Warner van den Berg denkt dat de waterloods zo genoemd werd omdat die in de oorlog in het water zou hebben gestaan. Van het riet maakte hij als kind pijl en boog.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
Foto's: archief fam. van den Berg
sluiten

Verhaal: De school, kattenkwaad en spelletjes

De kinderen van de lagere school in Mastenbroek hadden vroeger bij school niet veel ruimte om te spelen. Maar dat was geen enkel probleem: ze mochten ook op de weg spelen, er kwam toch bijna geen verkeer langs en verder was het terrein in de kern van Mastenbroek ook hun speelterrein. Behalve bij de landbouwloods aan de Oude Wetering werd er ook om het terrein van de kerk gespeeld. Zelfs tot bij de pastorie, wat niet mocht van de meester.

Inbreken
Warner van den Berg en zijn vriendjes Jan en Gait Brommer, Henk Wielink en Warners broer Wim woonden allemaal vlakbij school en hun speelterrein onder schooltijd, in de pauze, en na schooltijd was ongeveer even groot. Ze speelden dus ook in en om de pastorie als deze leegstond.
Warner was het kleinst, hij moest door een raampje naar binnen. Hij opende dan de deur voor de anderen en zie daar: een geweldige speelhut! Er waren in de kern twee bosjes, het grote bos en het kleine bos. In het grote bos was een vijver, ‘de grote wilde zee’ waar de jongens geregeld natte voeten haalden.

Slingeren
Natuurlijk speelden ze ook weleens bij school. Slingeren bijvoorbeeld, hand in hand een lange slinger van kinderen maken. De voorste kinderen liepen en maakten een bocht, de achterste kinderen moesten nog veel harder lopen en een veel grotere bocht maken, om de telefoonpaal heen, soms zo de Kerkwetering in…

Oorlogsbuit
Na schooltijd gingen ze ook vaak naar de plek waar in de oorlog een Engels vliegtuig terecht was gekomen half in de Oude Wetering, richting Zwolle. (Hier staat nu de gedenksteen). Met haken en kettingen visten ze dan in de Oude Wetering en ze haalden geregeld spullen naar boven. Veel kogels voor de mitrailleurs. Die klemden ze in de bankschroef om het kruit er uit te halen. Als je dat dan op een houten plank legde en in brand stak, had je een mooi figuur in het hout.
In het weitje bij Wielink maakten ze ook weleens een vuurtje met de kogels er in. Die moesten dan wel de andere kant op wijzen dan waar de jongens – op afstand – stonden te kijken wat er gebeurde. Ook gooiden ze de zuurstofflessen soms in het vuur, die dan ontploften. Het waren net bommen.
In een bosje vlakbij het vliegtuig bewaarden ze hun gevonden schatten. Tot het bosje op een gegeven moment weggehaald werd en de jongens hun gevonden spullen kwijt waren.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
Foto: archief Hannie Knol
sluiten

Verhaal: Taboe rond overlijden

Wat moet Wim weer hoesten, vreselijk. En hij is nog maar zo klein. Moeder Landman gaat bezig met Wim, maar het helpt niet. Slapen kan ze niet meer. Ze wacht tot het tijd is om op te staan en gaat dan naar beneden. Harm, haar man, heeft het erg in de rug en ligt al een paar dagen op bed met spit.

Naar het ziekenhuis
Die morgen gaat mevrouw Landman met haar jongste zoontje in de tentwagen met de buurman naar het ziekenhuis. Wim moet er blijven, ‘maar’, zegt de dokter, ‘die komt er wel door, zo’n sterke boy!’ Toch overlijdt Wim aan kinkhoest. Weer gaat moeder Landman met buurman Tiem Kok mee in de tentwagen om Wim, die maar elf weken oud is geworden, op te halen. Vader Harm Landman ligt nog steeds op bed en kan niet mee.

Rouwgebruiken
Als de kleine Wim thuiskomt, is alles in rep en roer. Er moet een begrafenis geregeld worden en in huis moet alles dicht. De luiken voor de ramen worden gesloten en er worden witte lakens voor de ramen gehangen. Ook bij de buren zijn de luiken gesloten. “Pappa, waarom moeten de luiken dicht? Het is zo donker in huis, helemaal niet leuk met alleen de lampen aan. En er staat geen plant meer voor het raam.” “Och meisje, Wim is toch overleden? Als hij begraven is gaan de luiken weer open. Dat hoort nu eenmaal zo, iedereen hoeft hier niet naar binnen te kijken. De mensen die ons willen zien, komen gewoon bij ons op bezoek.” Het meisje knikt langzaam. Al is ze nog maar klein, ze begrijpt wel dat het heel erg is dat Wim overleden is.

Hij ligt daar ook zo stil en wit in dat kleine kistje dat mamma op twee stoelen heeft gezet. Over de stoelen ligt een gehaakte zwarte doek, dat zal ook wel zo horen, net als de spiegel die mamma heeft omgedraaid. En mamma heeft andere vaatdoekjes uit de kast gehaald, die met het rode randje zijn weg. Deze hebben een blauw randje. En de theedoeken met het blauwe ruitje hangen nu in de keuken, net als de schort die mamma nu voor heeft. Die heeft ze nog nooit gezien. Ze durft mamma niet zo goed te vragen waarom dat allemaal is. Mamma is héél verdrietig, dat weet ze wel.

Een paar dagen later is de begrafenis. De jongste meisjes moeten thuisblijven, ze zijn nog te klein om mee te gaan. De buurvrouwen zijn druk bezig om koffie te zetten en alles klaar te maken voor als iedereen straks weer thuiskomt.
Later vraagt één van de jongste meisjes, dat thuis moest blijven aan een oudere zus wat begraven nu precies is. “Op het kerkhof was een diep gat gegraven. Daar stond een ladder in en de meneer die het graf gegraven heeft ging, met het kistje waar onze Wim in lag onder de arm, de ladder af naar beneden. Hij heeft het kistje in het gat gezet en nu komt er weer een laag zand overheen. Nu is Wim begraven,” is het antwoord.

Over overlijden en rouw werd niet veel gesproken. Als er iemand in de eerste graad overleed, moesten beide luiken gesloten worden tot na de begrafenis. Als er een neef of nicht overleed moest er één luik gesloten worden. Er werden zwarte vierkantjes op de punt (opstaand als een wybertje) op de kleding genaaid, zodat zichtbaar was dat iemand in de rouw was. Was er rouw in de eerste graad van familie, dan duurde de rouwperiode een jaar en zes weken. Overleed er iemand in de tweede graad, bijvoorbeeld een opa, dan rouwde men zes weken.

Bron(nen): 
Willy Post - Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Gastvrijheid

“Je bent zeker wel blij dat die bleekneus weer weg is, of niet? Het scheelt je weer een eter!” merkt de buurman van Harm Landman op. Een beetje verontwaardigd zegt Harm: “Nee, we zijn helemaal niet blij, we missen haar gewoon. Ze is één van ons geworden!” De buurman doet er het zwijgen toe.
Toen de dominee kwam vragen of ze een kind uit het westen tijdelijk op wilden nemen in hun gezin heeft hij geen moment geaarzeld, al hebben ze het niet breed. “Wij hebben al zoveel monden, er kan er nog wel eentje bij!”
Ze gaan zelfs naar de fotograaf, Everaarts in Zwolle. Er worden familliefoto's gemaakt van het gezin Landman, maar ook een foto van de meisjes Landman met Tonia, de logee uit het westen. Alle meisjes hebben een strik in, maar de strik van Willy in onderweg kwijtgeraakt toen ze bij haar moeder achter op de fiets zat. Twee van de meisjes kregen een mooie ketting om.

Eerst de gasten
Als in de laatste Oorlogswinter de ‘trekkers’ uit het westen de polder Mastenbroek hebben weten te vinden, komen ze ook bij de familie Landman aan de deur. Jennigje heeft een pan met boerenkool klaar, het gezin zal net aan tafel gaan als er volk aan de deur is. Het zijn een paar mensen uit de omgeving van Utrecht die met een kinderwagen, waar het voedsel dat ze proberen te halen in kan worden vervoerd, uit Utrecht zijn komen lopen.
Jennigje nodigt ze binnen en zegt tegen de kinderen: ‘jullie moeten even wachten, eerst gaan deze mensen eten tot ze genoeg hebben gehad!’
Jennigje heeft een groot hart. Als er later in de buurt iemand ziek wordt en er meer zorg nodig is, haalt ze deze persoon gewoon bij haar thuis en verzorgt deze totdat deze weer beter is.

Bron(nen): 
bron: Willy Post - Landman, Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief familie Landman
sluiten

Verhaal: Het eerste zwembad van Mastenbroek

“Pappa, mogen we er al in?” “Nee meisje, ik ben nog lang niet klaar. En het is ook nog te koud, het moet eerst zomer worden,” antwoordt Harm Landman. Hij glimlacht als hij het teleurgestelde gezichtje van dochter ziet. Hij begrijpt het wel, het is ook warm vandaag. Maar het is nog maar eind april, echt te vroeg voor zwemmen.

Zwemmen in een schoon zwembad
Even later zwaait de modderbeugel, gevuld met modder, weer over zijn schouder en gooit hij de modder op de slootkant. Hij is bijna klaar. Hij kijkt even opzij, naar de twee palen die hij in de grond geslagen heeft. Tot zover gaat hij, dat is genoeg. Volgende week maar twee sleepkarren met schoon zand regelen en dat er in werken, dan kunnen ze van ’t zomer het water weer in, in de sloot naast hun huis. Zijn vrouw zorgt er altijd voor dat de meisjes een ‘zwempakje’ hebben: ze naait de roze onderjurkjes, die te kort geworden zijn, tussen de benen dicht en klaar is kees. Wat een plezier hebben ze zomers, als het warm is, van deze plek in de sloot. Zelf gaat hij er ook graag even in, al kun je natuurlijk niet echt zwemmen. Het is ondiep, de kinderen kunnen overal staan en je kunt net vier slagen heen en vier slagen terug zwemmen. Maar het is zo heerlijk fris na een dag hard werken!

Nat pak
De kinderen in de polder zijn gewend aan de sloten en het vele water. Ze weten precies hoe ver ze moeten springen om geen natte voeten te halen. Soms komen er weleens kinderen logeren of vriendjes of vriendinnetjes spelen. Natuurlijk is het dan leuk om slootje te springen en te weten dat het vriendje of neefje na maximaal twee keer natte voeten heeft!

De kavel waar het huis van de familie Landman op staat is smal en wordt omzoomd door sloten. De Milligersteeg loopt aan de ene kant vlak langs het huis, aan de andere kant is een sloot waar een smalle plank over ligt, zodat Harm snel bij zijn vee is dat in het land aan de andere kant van de sloot weidt. De kinderen Landman zijn ook aan de smalle plank gewend, gewoon je ene voet vóór de andere zetten en niet ernaast.

Boze tante
Ook heeft Harm Landman een wipwap gemaakt naast het huis. Hij staat vlakbij de sloot en is niet al te stevig. Als neefje Gert uit Breda met zijn ouders op bezoek komt, gaan ze natuurlijk ook op de wip en Gert wordt met een boog de sloot in gelanceerd. De meiden lachen en gillen en vrouw Landman komt snel aangelopen met de ragebol, waarmee ze Gert weer aan land trekt. Ze heeft alleen geen droge kleren voor hem, dus trekt ze hem een jurkje aan van één van de meisjes. O, wat is tante boos op ‘de meisjes Landman.’

Bron(nen): 
Willy Post - Landman, Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: archief familie Landman
sluiten

Verhaal: Zuinigheid

Over de zuinigheid van sommige boeren gaan verschillende verhalen rond.

Sinaasappels terugdoen
Zo wordt er verteld dat een boerenvrouw bij de kruidenier, die met de winkelwagen aan huis kwam, een paar sinaasappels had gekocht omdat er iemand ernstig ziek was. Toen de man de week erna weer langs kwam, wilde de vrouw de sinaasappels terugdoen, omdat degene voor wie ze het fruit gekocht had, inmiddels overleden was. De kruidenier moet gezegd hebben: ‘dan eet je ze zelf maar op!’

Te weinig paaseitjes
Een ander verhaal gaat over paaseitjes. Iemand had bij de winkelwagen een zakje met paaseitjes gekocht. De week erna kocht ze weer een zakje, maar daar was ze niet tevreden over. Ze zei tegen de kruidenier: ‘er zat nu een eitje minder in!’ De kruidenier, ook niet op zijn mondje gevallen, antwoordde: ‘O, dan heb je er de eerste keer één teveel gehad!’

Samen met één pak doen
Verder waren er twee broers die samen met één pak deden. De ene zondag trok de één het blauw gestreepte pak aan en ging naar de kerk in Mastenbroek, waar je alleen in pak kon verschijnen. De volgende zondag was de ander aan de beurt en kon dan naar de kerk.

Oud brood
Er was ook een vrouw die aan haar buurvrouw vroeg om het oude brood voor haar te bewaren voor de poes. Toen de buurvrouw later een keertje kwam buurten, zei haar buurman: ‘bewaar maar geen brood meer, ik ben de poes!’

Bron(nen): 
Bron: familie Landman, Bernard Reuvekamp
Auteur: Annet Jonker
Foto: Internet

Pagina's

Subscribe to RSS - families & bewoners