sluiten

Verhaal: Familie Reuvekamp

De familie Reuvekamp van de Oude Wetering 5.
Voorjaar-winter ’45 de onderwaterzetting van de polder Mastenbroek.
De polder heeft in het laatste oorlogsjaar van september ’44 tot april/mei ’45 onder water gestaan door toedoen van de bezetter.

Bron(nen): 
familiealbum
sluiten

Verhaal: Zieleman aan de Oude Wetering 111

Bron(nen): 
familiealbum
sluiten

Verhaal: Van de Vegte, Nieuwe Wetering 30

Bron(nen): 
familiealbum
sluiten

Verhaal: Reuvekamp van 't Werkel

't Werkel,
zo wordt de boerderij van Oude Wetering 1 genoemd, naar de vroegere havezate “WERKEREN”. Die werd in begin 1800 in vervallen toestand afgebroken.

In 1819 werd de plek, erf en wat landerijen aangekocht door Berend Wolters, die er een boeren bedrijf van maakte.
Een dochter van Wolters, Wilhelmiena huwde Hendrik Reuvekamp in1847
(geboren in Zwolle Dieze ) en kwamen op het Werkel te wonen .

Zij bouwden (verbouwden) het achterhuis ( zie steen) in 1859. Hun toen 5-jarige zoon L.A Reuvekamp legde de eerste steen.
Een jaar later bouwden zij het woongedeelte. Zie de steen van het woonhuis.

Het paar kreeg 9 kinderen waar van L. A. (Luuks) en J .P. (Jans) in Mastenbroek bleven, Luuks was voorbehouden om opvolger te worden op het Werkel, hij nam ook het bedrijf over van z’n ouders.

Zijn jongere broer Jans was voorbestemd om Priester te worden. Hij heeft er ook voor gestudeerd maar dat was toch niet wat hij wilde. Zo kon het voorkomen dat hij de boerderij van z’n broer kocht om er zelf te gaan boeren
Luuks had zijn buurmeisje Gerritdina Damman van ’t Luibuis gehuwd en ook Jans had verkering met zusje van Gerritdina, namelijk Johanna Damman.
Toen heeft Luuks een nieuwe boerderij gesticht OUDE WETERING 2.

Jans kreeg 6 kinderen, zijn vrouw overleed jong en hij is niet weer getrouwd.
De kinderen van Jans Reuvekamp staan op de foto met de bokkenkar in de Werkelallee . Dat is rond 1905

Van de 3 zonen en 3 dochters zijn 1 zoon Bernard en 2 dochters Mina en Mite getrouwd.
De foto is van het huwelijk van Miete Reuvekamp met Bertus ten Have, 15-5-1930 Op de achtergrond is de oude kasteelschuur ‘t Werkel, op de eerste rij op de grond zittend v.l.n.r. Hein en Marinus

Hein en Marinus en zus Dina bleven ongetrouwd op het Werkel. Vooral Hein was een fanatieke veefokker. Ze hadden een goede veestapel met stamboekvee. Op het Werkel
was men al vroeg, begin20 eeuw, lid van het stamboek. Ze gingen ook al vaak naar keuringen, zo ook in 1928 in Zwolle. Daar was de grote landbouwtentoonstelling ‘Zwolland’

Ook daar zijn verschillende prijzen gewonnen. Op de jaarlijkse markt in Hoorn (Noord-Holland) werd vaak een fokstier gekocht. Dat was in hun ogen toen de bakermat van de fokkerij. Het Noord-Hollandse ras was nog meer een melktype dan het Friese.

Ook was men toen wel in voor mechanisatie. Zo werd toen al een hooitransporteur
(ook wel Jacobsladder genoemd) aangeschaft. Deze heeft nog eerst op de ‘Zwolland’ tentoonstelling gestaan alvorens deze naar het Werkel ging.

Ook hadden zij in begin jaren vijftig al een auto. Wie kent de blauwe Opel Kapitein nog? Zo kon het gebeuren dat men met de auto naar de kerk ging in Zwolle op de Kamperpoorter. Toen had Zwolle nog maar 2 stoplichten. Bij de brug was er ook een. Ze moesten ook wachten in de rij. Na enige tijd werd het licht groen en er werd gereden. Maar toen Hein kon doorrijden werd het licht weer rood. Tante Dina die naast Hein zat beviel dat niet: “Dat is me ook wat, we zijn nog helemaal niet aan de beurt geweest . Doorrijden Hein!!!”
Dat deed die ook. Een bus kon nog net stoppen en hen ontwijken.

Een neef van hen Bertus (zoon van broer Bernard) heeft hun bedrijf over genomen in 1964
Die heeft op zeer enthousiaste manier de veefokkerij voortgezet, wat resulteerde in vele prijzen, op veekeuringen. Iets wat de ooms ook hadden gepresteerd.

In 1993 werd het bedrijf verkocht voor woningbouw en begonnen ze in het Groningse Baflo
met een nieuw bedrijf, een naar huidige begrippen modern van opzet met een ligboxenstal, iets wat ze op het Werkel niet hadden.

In volle overgave storten zij zich daar ook op de veefokkerij, en ook opvolger zoon Wilfried richtte zich op de veefokkerij en modernere bedrijfsvoering. De melkrobot deed z’n intrede. Het aantal melkkoeien werd verdrievoudigd.

De gedwongen verplaatsing gaf ook de mogelijkheid om het bedrijf weer aan te passen aan de toen geldende eisen en normen

Maar ook hier was een drang naar groter en efficiënter en die werd gevonden aan de andere kant van de oceaan in de U.S.A . in South Dakota waar in heel andere verhoudingen melkvee wordt gehouden.
Wilfried en z’n vrouw Olga en hun dochter en 2 zoons voelen zich daar bijzonder goed thuis.

Bron(nen): 
Bernard Reuvekamp
sluiten

Verhaal: De familie Neijmeijer aan de Hasselterdijk

Marrigje en Berendje Neijmeijer vertellen.

In 1943 woonden wij met onze ouders aan de Hasselterdijk 56, buitendijks dicht bij het Zwartewater. Onze ouders waren Jan Neijmeijer en Geertje van der Klocht, met hun kinderen Gerritje, Harm, Willem, Margje, Berendje en Jan.

De oudste kinderen Gerritje en Harm waren intern in dienstbetrekking op een boerderij. Harm bij H. Bergman in de Roebolligehoek en Gerritje bij R. Meuleman aan de Nieuwe Wetering. Berendje was toen 8 jaar, Margje 14 jaar.

De boerderij was niet groot; ongeveer vijf koeien werden er gehouden. Daarom had vader er als bijverdienste een melkrit bij. Vanaf de Nieuwe Wetering en de Hasselterdijk bracht hij met paard en wagen de melkbussen naar de coöperatieve zuivelfabriek Juliana in Hasselt.

De schoolgaande kinderen gingen in Westenholte naar school; dat was ongeveer anderhalf uur lopen. Hun buren waren de families Jongman, Haverink, Van de Vegte en Peter van der Stege.

In de eerste oorlogsjaren ging het dagelijkse leven door zoals ze het gewend waren.
Tot er dreiging van een groot gevaar in hun leefwerld kwam. De Duitse bezetter had schepen gevorderd voor munitieopslag. Deze schepen lagen volgeladen op rij in het Zwartewater, 200 meter achter de boerderij.

Toen de geallieerden in de lucht steeds meer de overhand kregen namen ze steeds vaker schepen onder vuur waarvan ze aannamen dat die door de bezetter gebruikt werden.

Er werd door de families wel rekening gehouden met een bombardement op de munitieschepen, maar de boerderij verlaten deed men ook maar zo niet. Waar moest men naar toe?

Op de morgen van 28 april 1943 waren we boven, op onze slaapkamer, toen we een ratelend geluid hoorden.

Direct daarop kwam er zo’n geweldige ontploffing dat alles om ons heen verdween door de luchtdruk en we konden zo op de dijk stappen.

We waren zo versuft door de klap dat we ons niet direct realiseerden wat onze familie en de buren was overkomen: het huis met alles daarin was weg.
Vader was buiten opgepakt door de luchtdruk en weer neergevallen. Hij was blind aan beide ogen.

Moeder was pap aan het koken op het fornuis en raakte bedolven onder het puin. Ze lag met haar hals op de rand van de pan, waarbij ze brandwonden aan haar hals opliep.

Het duurde geruime tijd voordat ze onder het puin vandaan gehaald werd. Voor hun gevoel had boer Harm daar ook aan meegeholpen, maar hij diende in Cellemuiden bij boer Bergman. Er moest geruime tijd overheen zijn gegaan voordat hij op de onheilsplek aanwezig kon zijn.

Broertje Jan van vier jaar, die nog in zijn bed lag, werd dood gevonden. In haar herinnering ziet Berendje haar broer Harm nog lopen met het broertje in zijn armen naar de andere kant van de dijk waar hij hem in het gras had gelegd. Ze wisten toen nog niet dat hij was overleden. Dat hoorden ze pas later in het ziekenhuis, na veel aandringen.

Bij de begrafenis van kleine Jan waren van de allernaaste familie alleen de oudere broer Harm en zus Gerritje aanwezig.

Broer Willem was ziek. Die bewuste dag zou de dokter bij hem komen vanwege keelklachten. Het bleek dat hij aan difterie leed en hij werd daarvoor later in quarantaine in het ziekenhuis verpleegd.

Zo spoedig mogelijk was de familie naar het ziekenhuis gebracht, waaraan Berendje de herinnering had dat er veel mensen aan de kant van de weg stonden te kijken.
Voor de verpleging van de verwondingen was vader verpeegd in het Sophia-ziekenhuis tot 12 juni 1943, moeder tot 17 mei 1943, Berendje tot 30 april 1943, Marje tot 6 mei 1943 en Willem tot 25 mei 1943.

Berendje was de eerste die het ziekenhuis kon verlaten. Ze werd liefdevol opgevangen door oom en tante Van der Klocht op de boerderij De Werf aan de Zwolsedijk. Toen moeder uit het ziekenhuis kwam was ze daar ook opgevangen.
Na verloop van tijd werd hun woonruimte aangeboden bij de Rademakerszijl, het gedeelte van het huis het dicht bij de Zijl. De tocht er naar toe met paard en wagen over de dijk herinnerde Berendje zich nog goed.

Toen ze langs de boerderij van de familie Knol kwamen had mevrouw Knol ze toegeroepen dat zij nog stoelen voor hen had. De meester op school in Westenholte had een oproep gedaan voor het afstaan van bruikbare spullen.
Niets was er uit de puinhopen overgebleven; alleen een glazen karaf was wonderlijk genoeg onbeschadigd teruggevonden.

Dat werd ook in de hand gewerkt doordat de overlevenden van de familie en hun bieren naar het ziekenhuis gebracht waren en daardoor de weg vrij was voor plundering.

Hun paard, dat de melkwagen moest trekken, was ook omgekomen, evenals een koe en twee geiten.

Toen vader ook uit het ziekenhuis terugkwam naar de Rademakerzijl was hij nog blind. Na verloop van een aantal maanden kreeg hij iets licht in zijn ogen terug, maar goed is het nooit meer geworden.

Na verloop van tijd werden het vee en de melkrit verdr verzorgd door broer Willem.
Moeder Neijmeijer was een flinke vrouw. Ze hield lichamelijke klachten aan de onheilsdag over, onder meer door glassplinters die jaren later nog uit haar lichaam naar buiten groeiden.

Met dankbaarheid denken ze aan schoolmeester Klazes terug. Onvermoeibaar was hij in het steun verlenen, onder meer bij de begrafenis van hun broertje. En bij het invullen van formulieren voor een schadevergoeding.

Voor de wederopbouw van de boerderij was er eerst een noodwoningin orde gebracht, die ze konden betrekken. In de herinnering was dat een gezellig huisje. De wederopbouw van de boerderij was pas in 1956 voltooid.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman.
‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg
HCO Toegang 702, inventaris nr. 4465. ‘Hulpverlening slachtoffers explosie munitieschip 28 april 1943’
sluiten

Verhaal: De familie Haverink in de oorlog

De familie Haverink woonde op de boerderij aan de Hasselterdijk 58. Het gezin bestond uit broer en zus Haverink, broer Wilhelmus Johannes Haverink en zus Cornelia Johanna. Op de boerderij werden ongeveer zeventien koeien gehouden. Daarvoor hadden ze een knecht in dienst, de 33-jarige F.J.E. Kroes, geboren in Raalte.

Bij de explosie raakten Haverink (61 jaar) en zijn knecht zwaargewond. Dezelfde dag zijn ze overleden in het R.K.-ziekenhuis in Zwolle. Ook zus Cornelia was gewond in dat ziekenhuis opgenomen. De boerderij en de opstallen waren totaal vernield. De verzorging van het vee werd eerst gedaan door buren. Na de verpleging in het ziekenhuis vond Cornelia onderdak bij haar broer aan de Katersteeg in Zwolle.

Om de boerderij voort te kunnen zetten, zocht ze na verloop van tijd hulp binnen de familie, die bij haar introk aan de Hasselterdijk, eerst in de noodwoning. De boerderij was in 1952 weer opgebouwd.

Bron(nen): 
Berendje van de Pol-Neijmeijer, Marrigje Postma-Neijmeijer, Henk Moorman en Marrigje Moorman-Jongman.
‘En nooit was het stil’, kroniek van een luchtoorlog van Gerrit J. Zwanenburg
HCO Toegang 702, inventaris nr. 4465. ‘Hulpverlening slachtoffers explosie munitieschip 28 april 1943’
sluiten

Verhaal: Hoe zien kinderen Polder Mastenbroek

Bron(nen): 
Kinderen uit polder mastenbroek
sluiten

Verhaal: Toen een conservatieve polder

Hoewel sommige randbewoners al enkele stedelijke allures beginnen aan te nemen, men rijdt in eigen auto, is lid van de voetbalvereniging of danst zelfs, blijft de Mastenbroeker conservatief. Hij is zuinig, leeft ingetogen en is bijna zonder uitzondering een zeer godsdienstig Protestant. De zondag wordt door hem in hooge eere gehouden. Op sommige gedeelten van dien dag is er in den polder schier geen menschelijk leven te bespeuren, uitgezonderd op die winters-Zondagen, wanneer het ijs der weteringen goed berijdbaar is. Dichte drommen menschen die weer een andere opvatting van den Zondag hebben, maken dan hun meest geliefde tocht op de schaats door den polder van Zwolle naar Kampen of omgekeerd! [...]

Hoewel Mastenbroek niet tot de vooruitstrevendste gedeelten van ons land behoort is de grond goed, zijn de lasten er niet te hoog en woont er in doorsnee welgestelde, in ieder geval een tevreden bevolking. Mijn geboortepolder, “Mastenbroek“ kan er zijn !

Bron(nen): 
J.W. Holtland, in Landbouwblad 24-8-1928, n.a.v Landbouw Tentoonstelling “Zwolland”, 1928 in Zwolle

Pagina's

Subscribe to RSS - families & bewoners