sluiten

Verhaal: Het ' gouden kalf' van Mastenbroek

Op sommige bijbels die in de kerk van Mastenbroek in gebruik zijn en ook op trouwbijbels die weggegeven worden aan een bruidspaar staat in goud het kerkzegel van de kerk van Mastenbroek afgedrukt.

De kerkelijke gemeente van Mastenbroek had al in 1761 een kerkelijk wapen. Of het huidige zegel hetzelfde is als vroeger gebruikt werd, is niet duidelijk. Zo beschrijft Van Alphen in 1878 het als volgt: “ eene grazende koe met 1 Joh. 1 en Num. 19”, het omschrift: Lux lucens in tenebris.

De diaconie zou, volgens de administratie, een zilveren stempel hebben gehad vanaf 1889 tot ongeveer 1928 met het wapen er op.

Het zegel dat nu gebruikt wordt geeft de indruk al vrij oud te zijn, gezien de letters die er op staan. Het lijkt een ander zegel te zijn dan in de 19e eeuw gebruikt werd, omdat de beschrijving van Van Alphen verschilt met wat er nu op te zien is.
De koe staat onder een boom, maar graast niet. Het omschrift luidt: “Nos Christi sanguis mundat non rufa iuvenca”. (Het is niet het bloed van de rode vaars, maar het bloed van de Here Jezus Christus dat ons gereinigd heeft van al onze zonden”.)
Later wordt gemeend dat de koe niet onder een boom staat maar voor een altaar waarbij de rook omhoog kringelt.

Een gastpredikant merkte naar aanleiding van het zegel, dat in goud op de bijbels gedrukt staat op, dat in Mastenbroek het gouden kalf op de bijbel afgedrukt staat.

Bron(nen): 
Bronnen: Jan en Dirk van Ittersum, boekje uitgegeven in 1981 ter gelegenheid van de restauratie van de kerk van Mastenbroek
Auteur: Annet Jonker
Foto: ut bovengenoemd boekje, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: De kerk, koster Hollander

Koster zijn was vroeger werk voor het hele gezin. Als koster kon je vrij in de kosterswoning wonen, maar je kon niet leven van het geld dat je als koster verdiende. Dus had de koster nog een baan ernaast.
Jan Willem Hollander, de vader van Dick v.d. Kolk – Hollander kwam in 1905, toen hij drie jaar oud was, met zijn ouders in Mastenbroek wonen omdat zijn vader Willem hier benoemd was als koster. Hij leerde het kosterswerk van zijn ouders. Toen zijn vader in 1926 overleed, nam hij het werk van zijn vader over.

Iedereen ingeschakeld
Dick v.d. Kolk weet nog precies hoe het vroeger bij haar thuis ging: “mijn moeder hield samen met ons als kinderen de kerk schoon. ’s Winters stopte mijn moeder op zaterdagavond de kachel vol met briketten (langwerpige kolen). Die waren dan zondagsmorgens gloeiend heet en werden zo vanuit de kachel één voor één in een van de vele stoven gelegd die al in rijen klaarstonden. De stoven stapelden wij met twee of drie op elkaar en werden door ons in de kou naar de kerk gebracht en op de goede plek gezet. Iedereen had zijn eigen stoof, tenminste als je het kon betalen. Wij als kinderen wisten precies welke stoof van wie was.”
De dames legden dan hun rok om de stoof heen zodat ze zo warm mogelijk bleven.
Haar opa en ook haar vader moesten ook de olielampen aansteken als het ‘s middags vroeg donker was. Op tweede kerstdag brandden de olielampen altijd.

Paarden
De mensen uit de polder kwamen vaak met paard en wagen naar de kerk. De paarden werden tijdens de kerkdienst gestald in de paardenschuur, die naast de kosterswoning stond. Het paard van de kerkwagen die uit ’s-Heerenbroek kwam, was een groot en moeilijk paard. Het had een apart afgeschut gedeelte in de grote schuur. Toen er teveel paarden kwamen in de grote schuur, werden ze ook gestald in de schuur achter het huis van de koster. De kinderen Hollander moesten om beurt op de paarden passen tijdens de kerkdienst en als er iets was moesten ze de eigenaar waarschuwen. “Wij mochten niet in de paardenschuur komen, dat was veel te gevaarlijk voor ons,” zegt Dick v.d. Kolk.

Warmte
Vader Hollander werkte overdag als broodbezorger van de Coöperatie van Hasselt. Hij bezorgde zes dagen per week brood aan een gedeelte van de Oude Wetering, Nieuwe Wetering en het gebied ertussenin richting Hasselt. Vaak was hij pas zaterdagsavonds laat klaar met dit werk.
Dan moest hij de kachel in de kerk aanmaken. Achter de preekstoel was een ruimte die je van buitenaf kon bereiken. Hier stond de kachel die met kolen gevuld moest worden en opgestookt. De hele nacht was hij hiermee in de weer. Dick vertelt: “op zekere zondagochtend werd mijn moeder wakker en zag dat mijn vader er niet was. Ongerust ging ze naar de kerk en vond daar mijn vader, die bedwelmd was door kolendamp. Waarschijnlijk is de deur achter hem dichtgeslagen, de wind stond er altijd op. De dokter werd snel geroepen en hij werd in warme dekens gewikkeld. Gelukkig heeft hij het gehaald!”
Als er later centrale verwarming aangelegd wordt in de kerk, komt de kachel inde kelder te staan. Deze werd gestookt met kolen. Ook tussen de middag was de koster in de weer om de kerk warm te houden voor de middagdienst. Later is deze kachel omgebouwd naar oliestook.

Als de vader van Dick in 1960 plotseling overlijdt zet haar moeder het kosterschap voort, geholpen door haar kinderen. Schoonzoon Henk werd gevraagd op zondag dienst te doen als koster totdat de nieuwe koster, A. van Dorsten, met ingang van oktober 1963 in Mastenbroek kwam.

Bron(nen): 
Bron: Henk en Dick v.d. Kolk
Auteur: Annet Jonker
Foto's:uit archief fam. v.d. Kolk
sluiten

Verhaal: Kerkjeugd

Als er regionale of landelijke vergaderingen of bezinningsdagen werden gehouden, ging de kerkjeugd van Mastenbroek daar ook vaak naar toe. Rond 1959 was er een vergadering ergens in het midden van het land. Hannie Knol vertelt hierover: “De meisjesvereniging zou er samen met de meisjes van Genemuiden met de bus naar toe gaan. Maar nu waren er een paar jongens uit Genemuiden die op eigen gelegenheid gingen, met een busje van pa, die aannemer was. De vergadering was overdag en na afloop van de vergadering vroegen de jongens of ze nog een paar personen in hun busje mee konden nemen, het liefst meisjes. Maar dat ging zomaar niet, dat moesten ze eerst aan de dominee vragen. Die vond dat geen goed idee en er is heel wat afgepraat, maar het gebeurde niet. Ik was een jaar of 16, 17!”

Vanaf eind jarig zestig, als de jongens- en meisjesvereniging zijn samengevoegd tot één jeugdvereniging, werden er elk jaar in december oliebollen gebakken voor de verkoop, om de verenigingskas te spekken en/of voor het goede doel. In de schuur van Van de Berg waren de hele dag mensen in de weer. De oliebollen werden bezorgd door de jongens en meisjes. “Ze gingen naar binnen, om de oliebollen te brengen en af te rekenen. De meisjes glipten iets eerder naar buiten,” zegt Hannie Knol, lachend om een verhaal dat haar zusje haar vertelde. “Het was de gewoonte om de klompen uit te doen voordat je ergens naar binnen ging. Dus dat deden de jongens, waarna de meisjes een handvol sneeuw in de klompen stopten. Daar waren de jongens natuurlijk niet blij mee…”

Na de verkoop van de oliebollen werd er met carbid en melkbussen geschoten.

De meisjes- en jongensvereniging gingen in 1963 gezamenlijk verder onder de naam Vita Nova.

Bron(nen): 
Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. Knol, V.d.Weerd en V.d. Kolk
sluiten

Verhaal: Predikanten in Mastenbroek

In de kerk onder de orgelgalerij hangen twee predikantenborden, die in opdracht van de diaconie gemaakt zijn door dhr. A. Kijk in de Vegte. Hierop staan de namen van de 44 predikanten die vanaf 1595 (na de reformatie) tot 2012 aan de Hervormde gemeente (nu PKN) van Mastenbroek waren verbonden.

Van de tweede dominee op de lijst, Joannes Meranus van Kessel, staat vermeld dat hij tegen de wil van de gemeente en de classis naar Kolderveen in Drente vertrok rond 1600.

Tot 1804 bleven de dominees, die als kandidaat beroepen werden, tot hun sterven in Mastenbroek. In 1849 gaat de eerste dominee in Mastenbroek met emeritaat en de dominees die daarna de gemeente dienden, vertrokken naar andere gemeenten, elders in Nederland.

Zijn de dominees in het begin alleen maar kandidaten, later komen er af en toe ook dominees in Mastenbroek die al langer dominee zijn.

Rond 1912 wordt de huidige pastorie gebouwd. De predikant verkocht daarvoor de ongeveer 20 ha land die bij de pastorie hoorde en die de dominees mochten gebruiken.
Ds. Kuypers komt in 1938 vanuit Friesland naar Mastenbroek. In Wanswerd was hij erg geliefd: de boeren noemden de bovenste koe (de beste koe die het eerste in de stal stond) zelfs naar zijn vrouw. In de oorlog waren de Mastenbroekers wat huiverig. Hij kon wel erg goed met de Duitsers overweg. Ze kwamen regelmatig een praatje maken aan de deur van de pastorie. Na de oorlog bleek dat ds. Kuypers meerdere onderduikers, waaronder enkele joodse meisjes, in de pastorie had gehad. De dominee was waarschijnlijk een van de weinige mensen in de polder die Duits kon, en om achterdocht bij de Duitsers te voorkomen stond hij ze beleefd te woord.
Ds. Kuypers en zijn vrouw moesten ook hun zoon Keesje begraven op de begraafplaats bij de kerk in Mastenbroek.

Van ds. Van Lokhorst (1958-1963) is bekend dat hij desgevraagd een bijbel gaf aan een polderbewoner die Rooms Katholiek was.

Ds. Middelkoop kwam in 1994 vanuit Zimbabwe naar Mastenbroek. In diezelfde tijd kwam er een onderzoeksrapport van het SCP (Sociaal Cultureel Planbureau) naar armoede in Nederland, waarin Mastenbroek als armste gebied van Nederland aangemerkt werd. In dit onderzoek, dat op postcode uitgevoerd was, was het toenmalige woonwagenkamp aan de rand van Mastenbroek in Frankhuis, ook meegenomen. Ds. Middelkoop zei: “Hoe kan ik het zo treffen, kom ik vanuit het armste gebied van Zimbabwe, kom ik weer in het armste gebied van Nederland.”

Bron(nen): 
Brochure kerk Mastenbroek 1981, Hannie Knol, Klaas Hengeveld, Willy Post en Jantina Landman.
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. Bergman, Knol, uit herdenkingsboekje 1981 Kerk Mastenbroek
sluiten

Verhaal: Gevlucht naar de kerk

In de 18e en 19e eeuw telde de Mastenbroeker kerkelijke gemeenschap 700 tot 750 zielen. In 1747 werd de kerkenraad snel vervangen, mogelijk heerste er een epidemie. In 1832 was er een cholera epidemie.

In 1825 was de laatste grote overstroming. De bewoners van de polder brachten één tot twee etmalen op zolders en in hooibergen door. Meer dan 50 bewoners van de polder verdronken. De pastorie en het kostershuis werden eveneens zwaar getroffen.

In de kerk stond het water 1,64 meter hoog. Deze hoogte wordt tot op de dag van vandaag aangegeven op een pilaar in de kerk, aan de kant van de consistorie. Toen redden Hendrik Timmerman met zijn gezin en twee knechten zich door te vluchten in de op zijn hoge terp staande kerk en tenslotte klommen ze op een van de balken in de kerk. Zij overleefden!

Bron(nen): 
Hannie Knol, krantenartikel augustus 2000
sluiten

Verhaal: De meisjesvereniging in Mastenbroek

Op 7 januari 1925 werd de meisjesvereniging Maria Martha opgericht, wat enige deining veroorzaakte. Meisjes moesten thuis blijven, vonden enkele ouders. Toch kwamen er tien meisjes naar de eerste bijeenkomst, waarna er nog vijf volgden. 25 jaar later was het ledental gegroeid naar 50!
Je was vanaf je 16e welkom en als je trouwde ging je van de meisjesvereniging af. Je kreeg dan van de meisjesvereniging een schilderij aangeboden met daarop de trouwtekst en de kerk van Mastenbroek in aquarel geschilderd door de heer van Milligen.

De vergadering werd ’s middags gehouden en verliep meestal volgens hetzelfde stramien: Gebed, notulen, mededelingen, Bijbellezen, inleiding, Bijbelstudie. Er was een vragenbus, waar je je vragen in kon doen als je die niet tijdens de vergadering durfde stellen. Dan was er nog de vrije bijdrage, een grappig of juist stichtelijk gedicht of iets dergelijks. Na de pauze las mevrouw van de dominee, die presidente was, voor uit een goed christelijk boek. De meisjes breiden dan sokjes en mutsjes en dergelijke voor een bazaar voor een goed doel.
Elk jaar was er een reisje. Hannie Knol herinnert zich dat ze bijvoorbeeld naar Limburg geweest is, in de kabelbaan. Na een bezoek aan de Keukenhof gingen ze heerlijk pootjebaden in zee, zwemmen was er niet bij. Ook naar Volendam en Madurodam zijn ze geweest.

De catechisaties en de bijeenkomsten van de jongens- en meisjesvereniging werden allemaal in de consistorie gehouden totdat rond 1967 ‘Het Trefpunt’ werd gebouwd waar alle activiteiten nu plaatsvinden. Naast de catechisaties zijn er in 2013 twaalf verenigingen, kringen e.d. verbonden aan de kerkelijke gemeente van Mastenbroek/’s Heerenbroek.
In 1963 gingen de jongens- en meisjesclub samen verder onder de naam Vita Nova.

Bron(nen): 
Bron: krantenknipsel uit 1950 en uit 1989 uit archief Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto’s: privé archief Hannie Knol, A. Kroes
sluiten

Verhaal: Oprichting 'jongelingsvereniging'

In de barre winter van 1890 kwam Mastenbroek achter de potkachel vandaan om de oprichting van de eerste ‘jongelingsvereniging’ van het dorp mee te maken. Aanleiding was de vraag van twee ‘jongelingen’ aan ds. Van der Werfhorst de zomer ervoor, om te preken over Prediker 12. ‘Maar wel graag in de nazomer, want anders zijn er te weinig mensen in de kerk,’ zeiden ze erbij. Ds. Van der Werfhorst preekte dat nazomer inderdaad over Prediker 12: ‘Gedenk aan uw Schepper in Uw ‘jongelingsjaren’, waarin hij tevens een warm pleidooi hield voor de oprichting van een jongelingsvereniging.
Zo werd op 7 januari 1890 in de consistoriekamer de jongelingsvereniging opgericht met als naam bovenstaand bijbelvers uit Prediker. Ds. Van de Werfhorst was voorzitter, de andere bestuursleden waren Henk Pelleboer, Henk de Groot, Jan Knol en Egbert Kok.
De negentien leden kwamen in het begin eens in de veertien dagen bij elkaar voor bijbelbespreking. Later werd dit één keer per week. Na de bijbelbespreking vermaakten ze zich met voordrachten of improvisaties. Wie de improvisaties niet aandurfde, moest tien cent in de verenigingskas storten. Naast Bijbelstudie leerden de leden ook de buitenwereld kennen via reisjes en contacten met andere jeugdverenigingen. Verder werden er acties gehouden, zodat er in 1898 bijvoorbeeld een orgel gekocht kon worden.
Eén keer in de twee jaar was er een gezamenlijk jaarfeest met de meisjesvereniging, die in 1925 opgericht werd, op een deel van een boerderij, waar toneelstukjes werden opgevoerd en voordrachten werden gehouden door de leden. Vaak was er een verloting om de kas te spekken en/of voor een goed doel.
In 1963 gingen de jongens- en meisjesvereniging van Mastenbroek samen verder onder de naam Vita Nova.

Bron(nen): 
Bron:krantenartikel Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto’s: privé archieven Hannie Knol, A. Kroes, Willy Post
sluiten

Verhaal: Standsverschil

Tussen boer en arbeider was vroeger in Mastenbroek een grote kloof. Warner van den Berg, inmiddels (in juni 2013) bijna 71 jaar herinnert zich niet dat hij ooit uitgescholden of gekleineerd is omdat hij uit een arbeidersgezin kwam, maar zijn ouders hadden daar zeker mee te maken.
Wel merkte hij verschil, bijvoorbeeld in de kerk. De mensen die het konden betalen, huurden zitplaatsen in de kerk. Bij de familie van den Berg was daar geen geld voor, zij zaten daarom altijd ‘op ’t orgel’. Voor en naast het orgel, geplaatst op een galerij achter in de kerk, waren nog banken. Voor het orgel twee á drie banken, links naast het orgel een rijtje, dat opliep naar achter toe, zodat je op de achterste bank ook nog iets kon zien.

Ingepakte cent
Mocht het gebeuren dat er toch nog wat geld was, dan moesten de mensen die op ’t orgel zaten voordat ze naar beneden gingen nog iets in de collectezak gooien. ‘Maar we hadden haast nooit iets. Af en toe een cent. Maar daar schaamde ik me een beetje voor. Dan plakte ik tijdens de kerkdienst het zilverpapier van de pepermunt om de cent, dan leek het net een kwartje”, lacht Warner als hij het vertelt.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Werk voor de kerk

Als men vroeger op zondag naar de kerk ging, ging men met de tentwagen of de brik. De tentwagen was overspannen met een soort dik tentdoek, de brik werd door wat vaster materiaal overkapt. Vanuit ’s Heerenbroek kwam tot ongeveer 1950 speciaal een kerkwagen rijden, een grote tentwagen waarmee de mensen van ’s Heerenbroek naar de kerk in Mastenbroek kwamen, met Jan Willem Siebrand als koetsier.
In ’s Heerenbroek woonden weinig boeren, de mensen werkten er bijvoorbeeld in de Zuivelfabriek en hadden zelf geen vervoer. Vandaar dat de kerk de tentwagen liet rijden toen de trekschuit verkocht was in 1921.

Paardenschuur
De paarden werden tijdens de kerkdienst gestald in de paardenschuur, die aan de Oude Wetering stond. De paarden van de kerkwagen van ’s Heerenbroek stonden altijd in het achterste stuk van het huis waar Warner van den Berg geboren is. Dat was namelijk een huis van de kerk. De koster, Hollander, woonde in de andere helft van het huis.

Huur in natura
De opa en oma van Warner, Warner en Marie van Spijker woonden daar voor 2,50 gulden per maand. Daarnaast moest Marie ervoor zorgen dat er ’s winters elke kerkdienst warme testen in de kerk waren. Deze schaaltjes vulde ze met hete kolen die dan in een stoof werden gezet. De vrouwen zetten hun voeten op de stoof en spreidden hun lange rokken er om heen.
Verder maakte Marie ook de school schoon, kookte ze één keer per jaar voor de kerkenraadsleden en moest daarvoor ook zelf de ingrediënten aanschaffen. De kerkenraadsleden aten dan alsof ze uitgehongerd waren, maar het waren bijna allemaal gegoede boeren. Wel werden de familie van den Berg, de koster, de meester en de dominee door de wijkouderling op huisbezoek bij de boeren onder de aandacht gebracht: “Lever daar bij de slacht ook een pakketje vlees af!”

'Orgel trappen'
Opa Warner moest tijden de kerkdiensten ‘orgel trappen’. Het orgel had een blaasbalg waar lucht in moest komen. Achter het orgel zaten twee pedalen waarop getrapt moest worden om de balg te vullen. Of er voldoende lucht in de balg zat was te zien aan de zijkant, waar twee ronde houten palen stonden met een pijltje eraan dat voor optimaal orgelspel tussen twee streepjes moest staan.
“Het lastigste was de tussenzang, tijdens de preek”, vertelt Warner van den Berg die als jongen ook weleens getrapt heeft. “Je wist namelijk nooit precies wanneer die kwam, dus dan zat mijn opa goed op te letten. En als hij dan dacht dat het er bijna zover was, begon hij vast te trappen, anders deed het orgel het niet”.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Meisjesvereniging in 1938

Bron(nen): 
Bron: Hannie Knol
Foto: archief familie Knol, Annet Jonker

Pagina's

Subscribe to RSS - kerk & kerkelijk leven