sluiten

Verhaal: School Kamperzeedijk

Vroege (christelijke) scholen voor de bevolking van de Mastenbroeker polder.

In andere verhalen op deze website wordt terecht, en met gerechte trots, melding gemaakt van de christelijke school (sinds 1923) als opvolger van de openbare school die in 1850 zo’n veertig leerlingen had.

Maar dat wil niet zeggen dat kinderen uit voorliggende periodes geen (christelijk) onderwijs kregen. Dat was er wel degelijk, hoewel wellicht niet voor iedereen.
Voordat in 1801 een nationale schoolwet ging gelden werd het onderwijs lokaal geregeld door de kerken, op basis van de schoolorde van 1666. Maar zelfs daarvoor waren er al kerkelijke scholen in ’s Heerenbroek, verzorgd door het Kerspel Zwolle en Mastenbroek. Want het is bekend dat in de periode 1661 tot 1664 de kerkenraad van Mastenbroek problemen had met de herberg houdende schoolmeesters aldaar.
In 1796 werd eveneens een kerkelijke school gesticht in Genne-Overwater en in 1820 zelfs nog een in Robolligehoek. De school in de buurt van de kerk werd meestal ‘bemeesterd’ door de koster/voorzanger/voorlezer.

Voor 1704 was er ook al een school aan de Kamperzeedijk, gezamenlijk gesticht en betaald door de kerkenraden van Mastenbroek en IJsselmuiden.
De ‘meesters’ voor die school werden benoemd door beide kerkenraden afzonderlijk. Kandidaten moesten niet alleen zelf kunnen lezen, schrijven en rekenen, maar ook Bijbelverhalen kennen en kunnen vertellen en goed psalmen kunnen zingen.
Er mag dus van worden uitgegaan dat een dergelijke school als een christelijke school mag worden gekwalificeerd.

De school stond aan de Zeedijk, ongeveer tegenover waar nu nog steeds de boerderij Maaterve ligt.
Er is nog een oude landkaart – waarschijnlijk een replica van de kaart van Hottinger uit 1783 – waarop de locatie van die school staat aangegeven. En een andere (kadastrale) kaart, afkomstig uit de oudheidskamer van Genemuiden, waarop die locatie nader wordt gepreciseerd.

In 1795 kwamen er problemen. Omdat beide kerkenraden afzonderlijk moesten beslissen over de aanstelling van een nieuwe ‘meester’ en bovendien ook nog een groepje ‘recalcitrante’ bewoners zich ermee bemoeide.

De kerkenraad van Mastenbroek stelde destijds als nieuwe meester de zoon van hun koster voor. De kerkenraad stemde in, hoewel niet unaniem.
De kerkenraad van IJsselmuiden vond het allemaal wel goed en stemde wel unaniem voor, maar kende de man eigenlijk niet.
Enkele bewoners van de Zeedijk (en wellicht ook uit het zo genoemde kerkelijk district in de noord westelijke hoek van de polder) waren het met dit besluit helemaal niet eens. Ten eerste omdat zij meenden dat de kandidaat niet geschikt was – hij zou zelf nauwelijks kunnen lezen en schrijven en niet kunnen (psalm) zingen – maar verder ook omdat zij claimden dat zij als onafhankelijken het recht hadden mee te mogen beslissen.
Overigens ressorteerden de bewoners van de Zeedijk, tot aan de Veneriete, ook in die tijd al onder de kerk van IJsselmuiden en niet onder die van Mastenbroek.

Zij wendden zich via de drost van IJsselmuiden, de toen voorlopige provinciale bestuurder, tot de Provinciale Staten van Overijssel met het verzoek de benoeming te willen tegenhouden.
Het hele proces, dat onder meer tot gevolg had dat een half jaar lang er helemaal geen school was, duurde heel lang. Hoe het precies is afgelopen is (mij) niet bekend maar uiteindelijk besliste de drost – die het met dit probleem best moeilijk gehad zal hebben – wel dat de kerkenraden van Mastenbroek en IJsselmuiden niet afzonderlijk maar in een gezamenlijke vergadering tot een benoeming moesten komen. Daarbij de figuur en de kwaliteiten van de betreffende kandidaat in het midden latend.

Het proces verbaal van het hele gebeuren is gelukkig bewaard gebleven. Zoals uit bijgaande foto’s blijkt waren er nogal wat mensen, waaronder ook die zelf kennelijk de schrijfkunst niet machtig waren en wellicht die school dus zelf nooit bezochten, die het protest steunden. De pretentie dat zij ‘zig alteid de vrijheid hebben aangematigt zig te bemoeien in het verkiezen van een schoolmeester aan de Zeedijk’ is daarbij opmerkelijk.
Arent van Spiker, de eerste ondertekenaar, toen zelf wonend (op het spijker) aan de Zeedijk, later diaken, respectievelijk ouderling van de kerk van IJsselmuiden, was een directe voorvader van mij. Later werd zijn naam officieel Van ’t Spijker.

Auteur: Frits van ’t Spijker.

Bron(nen): 
Historisch Centrum Overijssel
Historisch Centrum Genemuiden
Het boek Omarmd door IJssel en Zwartewater/ IJsselakademie
Familiearchief Van ’t Spijker
sluiten

Verhaal: Met de rijdende winkel door Mastenbroek

“Een mooie wijk, ik mocht er graag venten.” Zo kijkt Harm Winter terug op de tijd dat hij met zijn rijdende winkel de polder Mastenbroek doorkruiste. Toch plaatst hij direct een kritische kanttekening bij die arbeidsvreugde: “Voor de ruilverkaveling was het niet leuk om er te werken. Toen ik begon in 1962 was het een gesloten gebied. Rond iedere boerderij hing een zekere stilte. Ik kwam ook niet verder dan de voordeur. Dat veranderde toen de ruilverkaveling kwam. Daarmee werd Mastenbroek heel anders, alles werd veel losser. Daarna heb ik vaak aan keukentafels gezeten.”

Oorspronkelijk leek het er helemaal niet op dat Harm Winter, geboren in 1937 te Genemuiden, zijn werkzame leven zou eindigen als de man die ook in Mastenbroek zijn waren huis aan huis bezorgde. Hij werd opgeleid tot typograaf (boekdrukker, letterzetter) en vond zijn eerste baan bij drukker Hoekman in zijn eigen woonplaats. Om zich verder te specialiseren – hij wilde ontwerper worden – ging hij later naar drukkerij Sijthof in Leiden. Daarna volgde werk in Meppel, waar hij ook een woning kon krijgen. En die kon hij betrekken met zijn bruid: bakkersdochter Jannie Roetman van de Kamperzeedijk. Door dat huwelijk zou ook de loopbaan van typograaf Winter veranderen. “Mijn schoonvader wilde zijn zaak verkopen en ik dacht eens na over mijn werk. Al dat binnen zitten zag ik mij tot aan mijn pensioen niet volhouden. Daarom besloot ik om samen met mijn vrouw het bedrijf voort te zetten. Zij stond in de winkel en ik ging bezorgen.”
De opa van Jannie was in 1901 met de bakkerij begonnen. Destijds nog op nummer 111 aan de Kamperzeedijk. In die tijd hadden de schuren tussen de huizen ook een eigen nummer. Later verdween dat en kreeg de kruidenier/bakkerij Roetman het huisnummer 77. De beginnende ondernemer, Harm was toen 25 jaar, weet nog goed dat de verdiensten niet groot waren. “Er was veel concurrentie. De polder Mastenbroek werd bezocht door maar liefst veertien bakkers. Die kwamen uit Hasselt, Genemuiden, IJsselmuiden, 's-Heerenbroek, Westenholte en Zwolle.”
Maar ondanks dat hij wel zeventig uur per week aan het werk was, genoot Winter van zijn nieuwe bestaan. “Ik was buiten en de klantenbinding vond ik heel mooi.” Behalve in Mastenbroek kwam hij ook met zijn rijdende winkel in de Mandjeswaard, de Koekoek en de Pieper. En natuurlijk aan de Kamperzeedijk, waar hij zelf woonde, en nog eens op donderdag- en vrijdagavond in zijn geboorteplaats Genemuiden.

Folders
“Mastenbroek was een fijne wijk, ook voor de verkoop”, blikt de man van de winkel aan huis terug. Hij is trouwens het levende bewijs van het feit dat alles wat een mens leert in zijn verdere leven altijd van pas kan komen. “Het typografenvak is een scheppend vak en dat kon ik later goed gebruiken om te adverteren door folders uit te geven.”
Op maandag en dinsdag bezocht hij zijn klanten aan de Oude Wetering, Nieuwe Wetering en Bisschopswetering. “Het was een druk bestaan: bij iedere klant wist ik precies hoe laat het was”, kijkt de bezorger terug op zijn strak ingedeelde werkschema. Daar kwam in 1996 evenwel een eind aan toen Harm Winter werd afgekeurd vanwege de gevolgen van de ziekte van Ménière (aanvallen van hevige draaiduizeligheid, gepaard gaande met oorsuizen, misselijkheid en hardhorendheid, red.). Hij herstelde gelukkig wel, maar hield er een doof oor aan over. Zijn bedrijf deed hij over aan de nog jonge Jan Beens uit IJsselmuiden. Nu toert Wilco van Dijk rond met de rijdende winkel.
Overigens heeft de voormalige bezorger van de waren aan huis drie voertuigen 'versleten'.

In die tijd maakte hij vanzelfsprekend veel mee. Met de boeren en boerinnen in de polder Mastenbroek deelde hij lief en leed. Hij wil er niet te veel over uitweiden: de verhalen daarover behoren wat hem betreft tot zijn beroepsgeheim. Wel legde hij een en ander van de polder vast door het maken van foto's. Zoals een keukenstoel op het ijs: de foto van die stoel heeft hij nog wel, maar de schaatsenrijder die hem gebruikte staat er niet bij. Die wilde zelf niet op de foto.
Ook heeft hij het interieur van zijn winkelwagen vastgelegd toen mevrouw Van Ittersum van De Drie Bruggen haar inkopen bij hem deed. “Zij was de laatste vrouw die nog met een gouden kap op naar de kerk ging”, herinnert hij zich de periode die is voorbij gegaan. “Omdat zij nog graag zelf de boodschappen wilde halen heb ik speciaal voor haar nog een opstapje voor de wagen gemaakt.”

Na zijn pensionering verhuisden Harm en zijn vrouw naar hun huidige appartement in Genemuiden. Daar kan hij nog na grinniken om een geintje dat hij tijdens zijn werkzame leven uithaalde met een klant in Mastenbroek. Toen hij de boerderij naderde stak hij een sigaret die hij even daarvoor al in de brand had gezet zogenaamd aan met een kleine plastic zaklantaarn. Tegen de toekijkende boer zei hij dat het iets nieuws was: een aansteker met een zoeklicht tegelijk. Op de vraag wat die nieuwigheid moest kosten, deed hij het zaklantaarntje voor 1,98 gulden van de hand.
Die ruil was echter voor korte duur: de volgende week kwam de boer met de klacht dat het ding het niet deed. “Geef maar weer terug”, zei Harm Winter goeiig.

Bron(nen): 
Bron: Harm Winter
Foto's: Harm Winter
Auteur: Rita Ras
sluiten

Verhaal: De tramlijn door Mastenbroek

Klaas de Boer las in oktober 2007 het artikel Spoorzoeken naar oude tramlijn. Het stuk over de tram die tussen Zwolle en Blokzijl dienst deed, bracht ook De Boer tot spoorzoeken. Hij herinnerde zich een oude foto waarop zijn schoonmoeder als jong meisje staat afgebeeld met de tram op de achtergrond. Na een zoektocht vond De Boer de foto waarop de tram te zien is, rijdend door het Mastenbroeker land richting Zwolle. De foto is waarschijnlijk in de jaren '20 gemaakt.

De plaat, geschoten ter hoogte van Ruimzicht, is bijzonder omdat de tram slechts 20 jaar heeft gereden. De tramlijn lag tussen Hasselt en Zwolle deels op het tracé van de huidige N331.

Het meisje rechts is Hendrikje van Milgen, de schoonmoeder van De Boer. Haar broertje Egbert staat ernaast. Hendrikje van Milgen, geboren in 1920, weet zich het moment nog wel te herinneren. Haar oom Berend Jan, 'ome Bé', was de fotograaf. Als kind was het een spektakel als de tram passeerde. Op de foto is de rookpluim nog te zien van de locomotief die soms bij Ruimzicht stopte om vee in te laden.

De tramlijn is door busonderneming Noordwesthoek na 1934 vervangen door bussen.

Bron(nen): 
Bron: artikel Zwartewaterland Toen en Nu door Bas Jansen (Stadskoerier 17 oktober 2007).
Foto: Klaas de Boer, Frederika de Boer-Nijboer
Hoort bij locatie: 
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, de bakkers

Het brood werd, net als de meeste andere zaken, bij de mensen thuisbezorgd. De bakkers uit de omringende plaatsen hadden elk hun eigen klanten. Vaak viel dat samen met het gedeelte van de polder dat het dichtst bij de winkel lag. Maar de bakkers en andere bezorgers liepen ook wel door elkaar. De één nam brood van een particulier en de ander van de coöperatie, net zoals dat met zoveel andere dingen ook ging. Zo kwamen er bijvoorbeeld aan de Oude Wetering vier bakkers, meestal op verschillende dagen. Een diepvries bestond toen nog niet.

De heer Volkers kwam voor bakker Lindeboom uit Frankhuis met paard en wagen het brood verkopen.
Bakker Roetman had een flinke winkel aan de Kamperzeedijk. Hijzelf of de heer Koopman, die bij hem werkte, brachten brood en kruidenierswaren in de polder. Als Koopman de bestelling afgeleverd had zei hij altijd: “Dag heur”, waarop hij naar buiten ging en vertrok. Bakker Roetman werd opgevolgd door zijn schoonzoon Winter.
Bakker Visser uit Genemuiden kwam op zaterdag. Hij had altijd heerlijke roompuntjes bij zich.
Bakker Hulleman uit Genemuiden ventte aan de Kamperzeedijk, ’t Hanerikke en de Prins. Hij ging in december verder de polder door met Sinterklaas-spullen, zoals bijvoorbeeld speculaas.
Vanuit 's-Heerenbroek kwam het brood van bakker Wessels de polder in.

Brood in de melkbus
Herman Sterken kwam vanuit Hasselt eigengebakken brood bezorgen aan zijn klanten in de polder. Willem Kijk in de Vegte bezorgde brood voor de coöperatie van Hasselt, daarna Jan Willem Hollander, die ook koster en doodgraver in Mastenbroek was maar daar niet van kon leven. Tijdens de feestdagen was het altijd erg druk voor de bezorgers die de polder in kwamen. Daarom had de familie Reuvekamp met Jan Willem Hollander afgesproken dat als het laat werd en de familie al in bed lag, hij de broden in een melkbus zou doen die buiten stond. (De boeren gingen ’s avonds vroeg naar bed.)
Het geval wilde dat de knecht, die de volgende morgen de bussen klaarzette voor het melken, dit niet wist. De melk werd in de bus gedaan waar ook de twee broden in zaten en meegenomen naar de melkfabriek in ’s-Heerenbroek. De broden kwamen, met de melk, in de stortbak van de melkfabriek tevoorschijn, tot grote hilariteit van de melkontvanger daar.

Nieuws
Jan Willem Hollander vroeg vaak: “He’j nóg wat neudig?” (Heb je nog meer nodig?) Waarop een klant antwoordde: “Nou, eigenlijk niet, maar he’j nog wat ni’js in de mande?” (Heb je nog nieuwtjes?)

Ploeteren door het water
In september 1944, toen de Duitsers de polder onder water hadden gezet om te voorkomen dat er Engelse parachutisten zouden landen, was het vervoer over de weg erg moeilijk.
Bakker Willem Kijk in de Vegte, die brood ventte voor de Coöperatie in Hasselt, bleef zo lang mogelijk het brood bezorgen in de polder. Hij wist de landweggetjes haarfijn te vinden, maar het bleef gevaarlijk om met zijn paard en wagen de polder in te gaan. Op een gegeven ogenblik moest ook Willem Kijk in de Vegte het opgeven. Door het water waren grote gaten in de wegen gespoeld en kwam hij er niet meer door.
Later nam Jan Klein het van Jan Willem Hollander over.

Bron(nen): 
Bron: fam. Knol, Kok, Reuvekamp, v. Ittersum, krantenknipsel uit Deltapost uit archief fam. Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. Reuvekamp, v. Ittersum, Knol, v.d. Kolk, Kroes en krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, veeartsen, veeverloskundigen en huisslachters

Bij de boeren kwamen veel mensen over de vloer voor het vee. Vanuit de omliggende plaatsen kwamen veeartsen, veehandelaren en slagers om vee te behandelen, verhandelen of te kopen. Ook hier liep men door elkaar heen, ieder had zijn eigen klanten.

De veeartsen Van den Berg en Vlas uit Zwolle namen in ieder geval een gedeelte van de Oude Wetering onder hun hoede, terwijl veearts Kers uit Hasselt vooral aan de Nieuwe Wetering klanten had.

Veeverloskundige en huisslachter
Freek Bosman van de Kamperzeedijk was veeverloskundige. Hij bediende de hele polder. Als Freek moest komen was het kalf vaak dood. Dan werd er een zaagje om de voorschouder van het kalf gebracht waar je aan moest trekken. Hierdoor werden het schouderblad en de voorpoot eraf gezaagd en was het kalf al een heel stuk smaller. Dan moest vaak de kont nog middendoor gezaagd worden. Het was zwaar werk. Soms, als het kalf nog niet al te lang dood was, werd het vlees van het kalf nog gegeten. “Dat smaakte apart, een beetje glibberig, ik was er niet zo gek op,” vertelt Roelie Kok.
Freek Bosman slachtte ook vee in de regio. Dag gebeurde vaak op maandag. Dan kwam op dinsdag de keurmeester en als hij alles goedkeurde kon het beest uit elkaar gehaald worden.

Freek Bosman stak de koeien ook op: dan was de speen te nauw. Hij had daar een speciaal mesje voor dat hij in de speen naar boven bracht en deze zo ruimer maakte. Vaak kreeg de koe dan toch nog uierontsteking, het was lastig om schoon te werken.
Freek Bosman kwam altijd op de motor, of het nu zomer was of winter. ’s Winters was het natuurlijk koud, dan droeg hij een hele grote leren jas, waarin je hem haast niet terug vond.
Verder leidde Freek Bosman ook mensen op tot veeverloskundige, o.a. de heer Wienen uit Dalfsen.

Bron(nen): 
Bronnen: Ab en Roelie Kok, Hannie Knol, Bernard Reuvekamp, Jan van Ittersum
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. de Vries-Wienen, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: De school, schoolreisjes

Voor kinderen én ouders
Rond 1926 werd er een schoolreisje georganiseerd samen met de scholen van Zalk en Mastenbroek. De kinderen gingen, samen met hun ouders en meester C. Ravenhorst naar het Openluchtmuseum in Arnhem. Meester Ravenhorst had de algehele leiding en het was een hele klus om alles goed te laten reilen en zeilen. Toen ze na een heerlijke dag weer aankwamen op station Mastenbroek, verzocht meester Ravenhorst groot en klein om zich netjes op te stellen voor het stationsgebouw en uit dankbaarheid ´voor den goeden afloop´ Psalm 68 vers 10 te zingen.

Naar de dierentuin
In 1939 staken hoofdmeester C. ter Veen en ds. Cuperus de hoofden bij elkaar. Het was al geruime tijd prachtig weer en er werd besloten om met de kinderen, de leden van het schoolbestuur, enkele ouders, de dominee en de bovenmeester naar Burgers Dierenpark bij Arnhem te gaan. Omdat het prachtig weer was op de dag van de reis, kregen de meisjes de opdracht om een hoed op te doen om een zonnesteek te voorkomen. De bussen vertrokken richting Arnhem met ds. Cuperus in de auto, als een soort bezemwagen, er achteraan.

De tas kwijt
In 1948 gaat Johanna van der Vegte voor de eerste keer met het schoolreisje meegaat. Ze heeft er heel veel zin in, een tas mee met eten en drinken en wat lekkers. Als ze weer op weg zijn naar huis, is Johanna haar tas ineens kwijt. Ze schrikt en raakt in paniek. Haar moeder heeft deze tas speciaal voor het schoolreisje gemaakt van een oud tafelzeiltje. Er is zo vlak na de oorlog immers weinig geld en materiaal voorhanden?! Hoe kan ze thuiskomen zonder tas?! Johanna zoekt en zoekt, maar ze vindt de tas niet. Achter in de bus hebben de grote jongens veel plezier…. Als ze bij school komen is de tas plotseling weer terug. Maar Johanna wil de volgende keer beslist niet weer mee op schoolreisje, hoe haar ouders ook praten.

Naar Ouwehands Dierenpark Rhenen

Rond 1950 vertrekt een bus vol kinderen, en ouders en begeleiders richting Rhenen om een dagje naar de dierentuin te gaan. De foto van de kinderen is zoek, de foto van de ouders is er nog wel.

Bron(nen): 
Bronnen: krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol, Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. Knol, van krantenknipsel Deltapost
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, kleding

Verschillende ondernemers kwamen de polder in om mensen van kleding te voorzien. Of liever gezegd: ze verkochten stof zodat de vrouwen kleding konden naaien voor man en kinderen.

In de jaren ’40 kwam de heer Altena uit Zwolle met een koffer vol lappen huis aan huis om stof of fournituren te verkopen. Bij hem kon je wel schortjes laten maken op bestelling. Het was in die tijd heel gewoon dat ook meisjes met schortjes aan liepen en er ook mee naar school gingen.
Ook uit Zwolle kwam de heer Wieringa met een koffer. Bij hem kon je in de jaren ’30 ook pakken kopen. Later had hij een kledingzaak in Zwolle.

Jan Bos uit Genemuiden kwam op zijn bakfiets met textiel. Hij kon mooi vertellen en maakte graag grapjes. Je kon bij hem ook vloerkleden en vloerbedekking kopen. Er kwam ook iemand uit Genemuiden met op zijn fiets een koffer vol knopen, garen en elastiek. Deze man had een handicap aan zijn voeten.

Bestelling kwijt
De heer Jansen uit Hasselt kwam bij de mensen aan de Nieuwe Wetering op zijn bakfiets vol met lappen. Ook uit Hasselt kwam Jozef Bekker. Hij had een winkel in manufacturen en woninginrichting. “Hij kon een hele middag zitten praten en had nooit haast,” herinnert Bernard Reuvekamp zich. “Mijn moeder bestelde een keer nieuwe gordijnen bij hem. Hij nam de maten op en schreef ze achter op zijn sigarendoos. De week erna kwam hij weer de maten opnemen: hij had zijn sigaren op en de doos per ongeluk weggegooid…” Hij kwam wel tot eind jaren ’60 met de auto de polder in om zijn waren aan de man te brengen.

Oude kleren gooide je niet weg, ze brachten nog geld op. Eens in de zoveel tijd kwamen er Joden aan de deur die de oude kleren ophaalden en er wat geld voor gaven. Als er iets van wol tussen zat, kreeg je meer geld, wol was waardevol. Zelfs als de gebreide waar kapot was, zat er altijd nog goede draad aan waar weer iets nieuws van gebreid kon worden. Ze werden wel Lompenjoden genoemd.

Bron(nen): 
Bron: Ab en Roelie Kok, Hannie Knol, Bernard Reuvekamp
Auteur: Annet Jonker
Foto: internet
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, de melkrijders

Zoals met alles in de polder kwamen ook de melkrijders vanuit de omliggende plaatsen de polder in om bij hun klanten de melk te halen. Elke melkfabriek had z’n eigen klanten dus reden er meerdere melkrijders in één gebied.
De melkfabrieken in Genemuiden, Hasselt en ’s-Heerenbroek en Blokmelk in Frankhuis waren coöperaties en Van Heel in Kampen was particulier.

Derk v.d. Brink kwam de melk halen aan de Nieuwe Wetering en de Oude Wetering. Vanaf ’58 deed de heer Barneveld dit. Zowel Derk v.d. Brink als de heer Barneveld had twee kidden (kleine paarden) voor de wagen. Als de lange wagen vol was, konden ze hem haast niet trekken.

Melkgeld
De melkrijder bracht ook het melkgeld van de fabriek mee, en dat waren soms best grote bedragen. Hij had een kistje op de wagen met daarin alle enveloppen. Dat kon rustig buiten blijven staan als hij ergens naar binnen was, het werd nooit gestolen. De bruine enveloppen met het geld werden in een bus gelegd. Het deksel van de bus werd er los op gelegd, zodat de boer wist dat in die bus het melkgeld zat.

Water en wei
Tot 1963 nam de melkrijder één keer in de twee weken ook water mee voor de witte was. Dat waren al gauw zo’n tien bussen met veertig liter water. Dat moest allemaal de belt op, in huis gebracht worden. Dat gebeurde meestal met een karretje.
Naast water bracht de melkrijder op bestelling ook (melk)wei mee. Dat kreeg het grotere jongvee te drinken. Als het heel warm was dronken de kinderen ook weleens van de wei, zo uit het deksel van de bus. Je kon ook boter (er was toen alleen roomboter) en karnemelk bestellen voor eigen consumptie. De karnemelk werd geleverd in een glazen fles met een zilveren dop erop.

spek eten
Aan de Nieuwe Wetering kwam ook melkrijder Jan (van Mina) v.d. Kamp. Jan van Ittersum keek als kind vol bewondering naar Jan v.d. Kamp. Later, als hij groot was, wilde hij ook melkrijder worden. Zijn oma zei: “dan moet je veel spek eten, want anders kun je de bussen niet op de wagen krijgen!”

Lambert Bloemhof, in dienst bij Klaas van den Berg als melkrijder, reed de melk naar Hasselt met twee melkwagens. Met de ene ging hij op pad en bracht de bussen weg naar de boeren. Als de wagen leeg was ging hij de andere halen die hij op een kleine uitsparing langs de weg bij het Vosje geparkeerd had en maakte daarna ook deze leeg. Later begon Bloemhof voor zichzelf. Van de gezamenlijke inspanningen van Klaas en Warner van den Berg is Landbouw Mechanisatie Bedrijf Van den Berg het resultaat.

Bron(nen): 
Bronnen: Ab en Roelie Kok, Jan van Ittersum, Arie Kroes
Auteur: Annet Jonker
Foto's: krantenknipsel Deltapost, Jan van Ittersum, Hannie Knol
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, veekopers en slagers

De Joden Marcus en Simon de Keizer kochten vee in de polder. In de oorlog werden ze weggevoerd en overleden. Later kwamen Goossen en Klaas Snel en Wicher Brommer om vee te kopen, weer opgevolgd door Albert Roeland en diens zoon Sander.
Ook Jan Verhoek handelde in vee, Albert Schaapman kocht vooral kalveren in de polder. Zijn kleinzoon Albert Brouwer doet het nu nog. Voerman van de coöperatie GOS kwam de polder in om vee te kopen.

Gait Veggie (Gerrit v.d. Vegte) van de kamperzeedijk kocht vooral biggen.
Voor de oorlog kochten ook de broers Van Teijn uit Zwolle vee om te verhandelen. Zij zijn in de oorlog nog ondergedoken geweest in Mastenbroek, bij de familie Van Milgen, Ze overleefden de oorlog en pakten hun beroep weer op.

Slagers
De slagers kwamen naar de boeren om vee te kopen dat ze konden slachten zodat ze vlees konden verkopen aan mensen in de stad.
Vanuit Genemuiden kwam slager Van Rees langs de Oude Wetering. Roel Fijn was ook een bekend man, hij kocht koeien voor de slager. Ook slager Aalderink uit Kampen kocht vleeskoeien aan de Oude Wetering. Hij kwam de koeien bekijken en dan werd er nog even heftig onderhandeld met de boer. Als dat klaar was nam hij het ‘nagelhout’, het gedroogde vlees van de vorige slacht en bekeek het. Dit was vlees afkomstig van huisslacht. De achter- en of voorbouten van de koe of de hammen van het varken werden in de schoorsteen, boven het fornuis in de keuken gehangen om te drogen.

Ook was er in sommige huizen op zolder een gat in de schoorsteen gemaakt waaromheen een soort kast gebouwd was waar het vlees hing. Als het klaar was werd het in de keuken aan het plafond, aan het nagelhout gehangen. Soms zat er een behoorlijk zwarte laag om het vlees heen van de rook. Dat haalde je er af en dan had je heerlijk vlees.

Bron(nen): 
Bronnen: Ab en Roelie Kok, Hannie Knol, Bernard Reuvekamp, Jan van Ittersum
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Internet
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, de kruideniers

Vanuit Westenholte bezorgde kruidenier Meutgeert de bestelde boodschappen in de polder. Hij had een grote mand voor op de fiets. Iemand bestelde bij hem een pakje café noir, een soort biscuitjes met mokkaglazuur aan de achterkant. De vrouw kon niet zo snel op de naam komen en bestelde een pakje biscuit, je weet wel, met bruin van achteren. Meutgeert schreef het op en herhaalde: “..één bruin van achteren.”

Bakker Wessels kwam vanuit ’s-Heerenbroek, waar hij een flinke winkel had, brood, gebak en kruidenierswaren brengen. Een uitspraak van hem: “zo ma doen, vrouw van Issum? (zo maar doen, (me)vrouw van Ittersum?) Ook vanuit ’s-Heerenbroek kwamen de twee broers Bronsveld brood bezorgen in de polder.

Jan Palland had een pand in Hasselt met een mooi trapgeveltje. Hij verkocht allerlei benodigdheden voor in en om het huis, zoals bezems, boenders, dweilen, koperpoets enz. Net als kruidenier Kluin die vanuit zijn winkel in Westenholte zijn waren de polder in bracht. Van kruidenierswaren tot spullen die de boeren nodig hadden voor het vee.
Eerst kwam hij met paard en wagen, later met de bestelauto om de bestelde spullen af te leveren. In de jaren ’40 en 50’ had hij een wagen met zeildoek, waarvan de zijkanten omhoog konden. Zo kon je zien wat hij allemaal op de wagen had en verkocht.

Grap
Bernard Reuvekamp vertelt: “Kluin was al wat op leeftijd en autorijden was niet de favoriete bezigheid van mijnheer Kluin. Achteruit rijden al helemaal niet. Bij ons op het erf moest hij óf achteruit rijden óf om de hooiberg heen rijden waar heel weinig zicht was.
Wij als kwajongens wilden weleens zien of hij snel kon stoppen als er iets onverwachts gebeurde.
Daarom hadden we bedacht om net met de kruiwagen vol mest de staldeur uit te komen als kruidenier Kluin met zijn wagen om de hooiberg kwam. Dat lukte, maar Kluin schrok zo vreselijk dat hij gas gaf in plaats van te remmen. Hij kon de bocht om de schuur niet meer nemen en belandde in de struiken.
Nadat we hem hadden geholpen de auto weer op de weg te krijgen, bedankte hij ons voor de hulp en kregen we snoep van hem. We hadden niet meer de moed om te zeggen dat het onze schuld was… Gelukkig had hij geen schade!“

Kruidenier Sterken kwam vanaf Hasselt de polder in. Hijzelf of de heer Naberman bezorgden de spullen van de Centra in de polder. Hannie Knol bewaarde ooit een lepeltje van de Centra. Naberman was een joviale man en kon mooi en snel tekenen, wat de kinderen erg leuk vonden. Op een keer kwam hij bij een tante van Hannie Knol binnen, gooide de bestelde boodschappen op tafel maar deed dit van iets te grote afstand. Het gevolg: een kilo pak suiker kwam niet op tafel terecht maar in een emmer met water die daar stond. Verder was er nog een Vivo in Hasselt die gerund werd door Galenkamp.

Bron(nen): 
Bronnen: Ab en Roelie Kok, Hannie Knol, Bernard Reuvekamp, Jan van Ittersum
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Internet en Annet Jonker

Pagina's

Subscribe to RSS - voorzieningen