sluiten

Verhaal: Voorzieningen, kunstmest en veevoer

Het veevoer en de kunstmest werden door verschillende leveranciers de polder in gebracht. Ook hier was er weer het verschil van mensen die van de Coöperatie kochten of van particuliere leveranciers.

Omdat de Coöperatie in Hasselt verschillende klanten in de polder had, had de landbouwschuur, die in de kern van het dorp stond op de plaats waar nu Landbouwmechanisatiebedrijf Van den Berg zit, begin vorige eeuw een kleine voorraad veevoer en kunstmest. Dan hoefden de boeren niet helemaal de polder uit als ze een kleinigheid nodig hadden.
Ook vanuit Hasselt kwam Spikman de nodige bestellingen afleveren.

Vanuit Genemuiden kwam Fuite met paard(en) en wagen de polder in om het bestelde veevoer te bezorgen. De paarden stonden bekend als erg mak. Ze konden ook een hele krappe draai maken op de smalle wegen langs de weteringen in de polder.
Als het wat later op de dag werd, en het werd donker, dan vroeg Fuite de kinderen van klanten om de lantaarns op zijn wagen aan te steken. Hij had aan de voorkant van zijn wagen twee stormlantaarns en aan de achterkant één rode stormlantaarn. De kousjes, die doordrenkt waren van de petroleum die onder in de lantaarns zat, konden hoger en lager gedraaid worden.
Als Fuite afscheid nam zei hij vaak: “Nou, ‘k zette deu, ’t goeie!”

Op de Bisschopswetering kwamen met veevoer naast Fuite ook Slump, H.W. van Regteren uit Oosterholt ( met kunstmest en waarschijnlijk ook veevoer), en tenslotte nog Ten Hove, die vertegenwoordiger was van de Coöperatieve Landbouwbank uit Kampen.

Bron(nen): 
Bron: Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto: Annet Jonker, lijst uit archief Hannie Knol
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, de post

Zo rond de eeuwwisseling van de 19e naar 20e eeuw was Egbert van Dijk een heel bekende en graag geziene verschijning in Mastenbroek. Hij bezorgde als laatste postbode in de polder de post lopend met zijn stok. Hij woonde aan de Hoogstraat 246 in Zwolle met zijn vrouw Christina van Weeghel en hun zes kinderen (zeven andere kinderen overleden).
De polder zag er toen nog totaal anders uit: naast de weteringen liepen de weggetjes, met elkaar verbonden door de nodige bruggetjes. Dat was voor de postbode weleens lastig. Vooral als de post afgeleverd moest worden bij een woning die tussen twee bruggetjes in lag.

Post aan een tak
Hij probeerde dan de aandacht van de bewoners te trekken door te fluiten of iets dergelijks. Daar kwam men snel op af, want post kreeg je niet vaak. Als de bewoners aan de overkant van de sloot stonden, bond Egbert de post vast aan een tak die hij van een boom had gesneden en zwiepte dan alles naar de overkant. Soms kwam de post in het water terecht. Dan bracht de hond van de bewoners uitkomst: hij sprong in het water en bracht de post op het droge.

Bescheiden
Het loon dat hij verdiende als postbode was acht gulden per week. Zijn functie was officieel bode 1e klasse. Hoewel er nog geen leerplicht bestond, volgde Egbert lessen in lezen en schrijven omdat hij vond dat een postbode juist dit moest kunnen.
Hij kende zijn verantwoordelijkheden en ging daarin zo ver dat hij een bevordering aanvankelijk weigerde, omdat hij zijns inziens niet aan die hoge norm zou kunnen voldoen. De bevordering ging later alsnog door, maar hij heeft kunnen voorkomen dat hij bevorderd zou worden tot Hoofdpostbode. Hij heeft hier nooit spijt van gehad.

Afscheid
Toen hij in 1920 afscheid nam, bezorgde hij de laatste ronde in de polder niet alleen de post en gooide ook niets met zijn stok over. Hij bezorgde bij alle bewoners een kaart waarop hijzelf aan de voorkant in uitrusting van de posterijen afgebeeld was. Op de achterkant had hij met potlood keurig naam en adres van de bewoner geschreven.
Eind 1944, begin 1945 is postbode Egbert van Dijk op 96 jarige leeftijd overleden. Hij ligt begraven op de begraafplaats Bergklooster in Zwolle.

'Lopende' bank
Rond 1950 bezorgde Jaap Esselink post in (een gedeelte van) de polder. Hij kwam altijd op de bromfiets. Als hij zag dat je buiten bezig was bijvoorbeeld bij de persbult, dan stopte hij even en maakte een praatje. Ook onder het koffiedrinken vertelde hij van alles en maakte ook veel grappen.
Verder was hij ‘een lopende bank’: hij nam o.a. het geld van de AOW mee, maar als er iets betaald moest worden, zorgde hij er ook voor dat het geld op de goede plaats kwam.
Natuurlijk moest hij onderweg wel eens een keer naar de wc. Dat kon overal wel, je zag dan zijn tas tegen de schuur staan en dan wist je dat Jaap ‘op het huussie zat’.
Als postbezorger heeft Gerrit Schubert ook gewerkt in de polder.

Bron(nen): 
Bron:fam. Kok, krantenknipsel uit Deltapost uit archief fam. Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto: gemaakt van foto uit archief fam Knol
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, kolen en olie

Voordat er gas en elektra was in de polder werd er op hout of turf gekookt. De turf voor de bewoners van de polder werd aangevoerd via het Zwarte Water. De mensen gingen dan met paard en wagen richting Keur aan de Hasselterdijk om turf op te halen. De wagen werd volgeladen en thuis gelost: er kon weer gekookt worden.

In de kamer werd de kachel gestookt op kolen. In de herfst kwam de kolenboer langs de huizen om het kolenhok weer te vullen. De kolen werden in een kolenkit gedaan, die bij de haard stond. Daar kon je zo wat kolen uitschudden in de kachel.

Op vrijdag of zaterdag kwam Gait Jan Visscher van de Bisschopswetering langs de huizen om petroleum te brengen. Alle lampen werden dan weer gevuld.
In de jaren ’70 kwamen er oliekachels, zodat de bewoners meer petroleum nodig hadden.

Bron(nen): 
Bron: fam. Kok
Auteur: Annet Jonker
Foto's:van internet
sluiten

Verhaal: Voorzieningen, de huisartsen

In de polder werden de bewoners geholpen door de huisartsen in de plaats die het dichtstbij gelegen was. Vanuit de Koestraat in Zwolle kwam dokter Klinkert de polder in, zijn collega van de Hoofdstraat uit Hasselt was dokter Nienhuis, en vanuit Genemuiden kwam dokter Provó Kluit.
Als er iemand ziek was ging men in de jaren ’20 op het paard de dokter halen. Er was immers nog geen telefoon. Het paard werd in de jaren ’40 ingeruild voor de fiets, die in de jaren ’50 vervangen werd voor een bezoekje aan de dokter met de auto.

Bevallingen
Bevallingen werden door de huisarts gedaan. Moeder en kind werden door de buurvrouw verzorgd, het was gewoon burenplicht. In latere jaren kwam de Wijkverpleging moeder en kind wassen en verzorgen. De kraamvrouw lag tien dagen op bed, vaak de eerste dagen met een sluitlaken om.

Nachtelijke tocht
In Genemuiden had Piet Provó Kluit (geboren in 1903 in Samarinda, Borneo) van 1932 tot 1959 zijn huisartsenpraktijk aan de Langestraat 66. Zijn vrouw, Maria Hendrika Houbolt werd zijn rechterhand, want de bij de praktijk behorende apotheek werd door haar beheerd. Dokter Provó Kluit was heel begaan met de bevolking, die het tijdens de crisis en in de oorlogsjaren niet breed had. Er heerste nogal eens tyfus en dat kwam o.a. doordat Mastenbroek in 1944 onder water stond en uit de waterputten besmet water dronk. Zodoende fietste deze dokter vaak de ondergelopen polder in, soms ook op weg naar ’s-Heerenbroek of Wilsum.
Tijdens de periode van de inundatie in 1944/1945 was er bij één van de veehouders aan de Nieuwe Wetering iemand ziek. ’s Avonds om tien uur vertrok men met een roeibootje richting Genemuiden. Daar moest de huisarts, dokter Provó Kluit vandaan komen.
Het was uitkijken geblazen, want net onder het wateroppervlak lagen diverse obstakels. Er was geen licht en men moest een aanvaring voorkomen.
De reis ging voorspoedig, maar kostte wel veel tijd. De dokter werd gehaald en naar zijn patiënt gebracht. Na het doktersbezoek werd hij weer naar huis, in Genemuiden geroeid, waar hij rond vijf uur ’s morgens weer werd afgezet. Dokter Provó Kluit heeft van die tocht veel schik gehad!

Vergissing
Waar de polderbewoners weer schik om hadden was het verhaal dat dokter Provó Kluit ’s winters de weg kwijtraakte. Er lag zoveel sneeuw en ’s nachts onderweg naar een bevalling aan de Oude Wetering nabij ’t Hanerik wist hij op de Schaapsteeg niet meer hoe hij verder moest. Hij vroeg de weg aan wat hij dacht dat het een bewoner van de polder was, maar wat een ondergesneeuwde forse paal bleek te zijn.

‘de Doktersbus’
In de oorlogsjaren richtte deze dokter een soort ziekenfonds op, dat bestond uit de Doktersbus. Hier kon men geld in stoppen ten behoeve van de mensen die het ongelofelijk slecht hadden. Veel mensen aten in die tijd niets anders dan roggebrood met spek. Geen wonder dat er veel mensen ziek werden. Aan de Oosterkade waren ‘lighallen’ ingericht om de lichamelijk verzwakte mensen weer op verhaal te laten komen onder de nooit aflatende medische zorg van dokter Provó Kluit. De dokter ‘verzuimde’ ook weleens een nota te sturen.
Op de derde dinsdag van oktober 1959 overleed dokter Provó Kluit, die geen vakantie kende en altijd klaarstond voor zijn patiënten, plotseling. ’s Morgens was hij nog naar de Beestenmarkt geweest en kort daarna was hij niet meer. Hij werd opgevolgd door zijn schoonzoon.

Bron(nen): 
Bron: fam. Knol, fam. Kok, krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: gemaakt vanaf krantenknipsel, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: De school, voortbestaan

Was er in 1923 een leerlingenaantal van 40 nodig om de school te mogen starten, het voortbestaan van de school heeft vaker aan een zijden draadje gehangen. Het leerlingenaantal was soms laag, soms hoog. In 1985 wordt de lagere school, net als alle andere scholen, basisschool.

Samenwerking
Midden jaren negentig telt de school 48 leerlingen, en dat is te weinig om als school zelfstandig te blijven functioneren. Als gevolg van de schaalvergrotingsoperatie in het onderwijsbestel ligt dit aantal ver onder de opheffingsnorm van 69 leerlingen. Vandaar dat het bestuur zoekt naar samenwerking met andere scholen in de omgeving. Al enkele jaren is er overleg met de school in Hasselt en al spoedig is er een intentieverklaring waarin wordt uitgesproken dat men samen wil werken. Een stuurgroep wordt in het leven geroepen die de samenwerking verder gaat voorbereiden en uitwerken, met advies van het administratiekantoor DCO in Zwolle.
Na enkele andere bijeenkomsten is wordt de handtekening gezet door vier voorzitters van evenzoveel scholen om samen te gaan werken. De Prins Willem Alexanderschool, De Driemaster, Het Anker en Mastenbroek gaan per 1 oktober 1997 samenwerken. In het jubileumboekje, uitgegeven in 1998, schrijft de heer J. Pas, Directeur, dat het leerlingenaantal weer gegroeid is naar ‘momenteel 64 leerlingen. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst”. Hij verwacht dat er over een jaar of twee ongeveer 75 kinderen op de school zullen zitten.

Anno 2013 heeft CBS ‘de Driemaster’ in Mastenbroek 33 leerlingen.

Bron(nen): 
Bron: krantenartikel uit Jubileumkrant 75 jaar school in Mastenbroek, website de Driemaster
Auteur: Annet Jonker
Foto: van internet
sluiten

Verhaal: De school, jubilea

60-jarig bestaan
Op dinsdag 18 januari 1983 werd aandacht besteed aan het 60 jarig bestaan van deze Christelijke lagere school, er werd een herdenkingsdienst gehouden in de Hervormde kerk en na afloop was er in het ontmoetingscentrum ‘Het Trefpunt’ een feestelijke receptie met gelegenheid om toespraken te houden.

Feestavond
Naast deze herdenkingsdienst werd op 18 februari een grote feestavond gehouden in de sporthal te Hasselt. Voor deze feestavond werden alle 637 nog in leven zijnde oud-leerlingen en hun echtgenoten uitgenodigd. Deze feestavond werd helemaal door de oud-leerlingen zelf verzorgd, ze voerden onder meer toneelstukjes op uit de afgelopen 60 jaar waarbij telkens een periode van 10 jaar op de planken werd uitgebeeld. Zelfs de groep die in 1923 voor het eerst naar de Christelijke school ging was nog in leven en ook zij hebben deze avond hun steentje bijgedragen.

75-jarig bestaan
In april 1998 bestaat de school 75 jaar, en dit wordt gevierd. Op 22 april wordt er een herdenkingsdienst gehouden. Voor de kinderen is er op 24 april feest en een reünie wordt op zaterdag 25 april georganiseerd. Ruim 500 oud-leerlingen en - leerkrachten geven gehoor aan de uitnodiging de reünie bij te wonen. Omdat de respons veel groter was dan verwacht, werd er op het schoolplein een tent geplaatst, waar men de bezoekers kon ontvangen. De leeftijd van de reünisten varieerde van 16 tot 83 jaar.
In het schoolgebouw was één van de lokalen voor zover mogelijk nostalgisch ingericht met een echte meesters-lessenaar en een authentieke schoolbank. En er hingen maar liefst 25 authentieke wandkaarten, deels uit het archief van de school, deels in bruikleen van de oudheidkamer van Genemuiden.

Er werd een jubileumkrant uitgegeven ter eer van het 75-jarig bestaan en voor de kinderen was er een feest met een goochelaar en werden er allerlei spelletjes gedaan. Ze werden die dag met een versierde wagen van huis gehaald en naar school gebracht.
De feestelijkheden werden een dag lager afgerond met een reünie van alle oud-leerlingen van de school in Mastenbroek

Jubileum Juf van Assen
Toen juf Wil van Assen 25 jaar lesgaf op de school in Mastenbroek, was het groot feest. Op de bewuste dag werd ze vanuit Emmeloord, waar ze woonde, opgehaald door Gerrit Pelleboer in zijn Amerikaanse oldtimer. Toen ze bijna bij de Oude Wetering aangekomen waren, werd de mooie witte auto begeleid door twee versierde boerenwagens, waar de kinderen van de basisschool op zaten. Het werd een echte optocht!
Toen juf van Assen bij school aankwam, werd ze verwelkomd door de kinderen, die voor haar zongen. In het feestprogramma was ook een plaatsje ingeruimd voor goochelaar Duitman. Juf van Assen werd deze dag begeleid door twee leerlingen, Evelien v.d. Brink en Hennie Meuleman.

Bron(nen): 
Bron: krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit krantenknipsel, uit archief fam. v.d. Kolk
sluiten

Verhaal: De school, de gang van zaken jaren '50 t.m. '90

Jaren ‘50
Meester Abbring, die in deze jaren lesgaf aan de kleine school, kwam op de fiets of op de brommer vanuit IJsselmuiden. Hij liet de kinderen nogal eens voor de klas staan met een meetlat achter de rug, voor de juiste houding.
Als je op de grote school zat, kwam je in deze jaren bij meester Kraan in de klas, die behoorlijk streng was. Voor straf moest je op de gang, maar maakte je het heel erg bont dan moest je naar het kolenhok.
Nadat meester Kraan vertrokken was en meester v.d. Meulen gekomen en gegaan was, kwam meester van Elburg. Zijn grote passie was muziek. Zijn stereo-installatie werd regelmatig binnen of buiten opgesteld, met twee gigantische geluidsboxen. Ook de diaprojector werd regelmatig gebruikt, de ramen verduistert met zwart landbouwplastic.
Omdat de pomp kapot was, bracht de melkrijder elke morgen een grote melkbus met aftapkraan vol schoon drinkwater van de melkfabriek.

Jaren ‘70
Spanning was er altijd als de schooltandarts op school kwam. Als je aan kwam fietsen, zag je de grote bus al staan. Klas voor klas werd afgewerkt, per klas een namenlijst op alfabetische volgorde. Als je was geweest, was het meestal meegevallen. Ook de Cito-toets moest elk jaar door één klas worden gemaakt. Dat gebeurde in de lerarenkamer. Erg gewichtig! In deze jaren gingen de kinderen uit Mastenbroek ook schoolzwemmen, in het Stilobad in Zwolle.
Het verkeersexamen werd om het jaar gehouden. De leerlingen hoefde niet te fietsen, ze moesten heel veel vragen beantwoorden. De uitslag werd door een politieagent bekend gemaakt. Was je geslaagd, dan kreeg je een diploma.

Dierendag op school
Op dierendag, 4 oktober, mogen de kinderen meestal een dier meenemen naar school. Op een keer was de dierenarts, J. R. Eekhof uit Hasselt, ’s morgens uitgenodigd om de meegebrachte dieren te keuren. Hij keurde de pony, het schaap, de poes, de hond, de cavia, de kip, de kanarie en het parkietje op verschillende onderdelen, bijvoorbeeld het gebit, de vacht, veren of het haar, de conditie en de verzorging. De kinderen kregen een echt keuringsbewijs mee.

Jaren ’80 en ‘90
De kinderen van groep acht organiseerden altijd iets voor de andere kinderen als ze afscheid namen. Soms was het een spelletjes dag, soms een speurtocht. Dan hadden ze nog een gezellige avond met de meesters en juffen, waarbij ze een afscheidslied zongen, de meesters en juffen een cadeautje gaven en zelf een plaat en een bijbeltje kregen.
Elk jaar kwam Sinterklaas op school, die in groep 1 t/m 5 de cadeautjes uitdeelde. Groep 6,7 en 8 maakten surprises met een gedicht.
Voor het Kerstfeest waren de kinderen altijd al weken van tevoren in de weer om teksten en liederen in te studeren. Van alles moest er op de dag zelf worden klaargezet en na afloop kregen ze altijd een zak met fruit en een boek.
Op Koninginnedag mochten de kinderen altijd verkleed op school komen. Er werden dan altijd spelletjes gedaan, die door de meesters en juffen werden bedacht. Aan het eind kregen de leerlingen altijd een cadeautje.
Elk jaar was er een sportdag, waarbij er bijvoorbeeld balgooien gedaan werd en hardlopen en een soort hindernisbaan. Aan het eind van de dag kregen de kinderen een diploma mee.
De spelletjes die op school gespeeld werden: tikkertje, slingertikkertje, verstoppertje (het liefst op plaatsen waar het niet mocht), knikkeren (zowel buiten als – met slecht weer – binnen) en eitje wip.
Groep 7 en 8 gingen elk jaar op kamp in Ommen, waar ze van alles beleefden. Natuurlijk was er ook elk jaar een schoolreisje, naar het Verkeerspark in Assen of naar het Dolfinarium.

Bron(nen): 
Bron: Plakboek D. Meuleman-v.d. Weerd, J. Kroes, H. van der Vegte- van Ittersum, Gerrit Korenberg en Hermien Koers, jubileumuitgave 75 jaar school in Mastenbroek
Auteur: Annet Jonker
Foto: uit krantenknipsel plakboek D. Meuleman - v.d. Weerd
sluiten

Verhaal: De school, de gang van zaken in de jaren '20, '30 en '40

In de middagpauze aten de kinderen het brood op dat ze meegebracht hadden. Ze konden voor 1 cent een kopje koffie kopen dat de vrouw van de koster klaarmaakte. Een paar leerlingen uit de hogere klassen, elke week weer anderen, gingen als het middag was naar vrouw Hollander en haalden daar de mand met een paar koffieketels en de kopjes op. De meester inde één keer per week het koffiegeld, op vrijdag, en hij hield dit heel nauwkeurig bij.

Zendingsgeld en kerkgang
’s Maandagsmorgens hield de meester een lijst bij van het Zendingsgeld dat de leerlingen meebrachten. Je moest twee cent per leerling betalen. Was er meer geld, omdat iemand weleens iets meer meebracht, dan ging de meester voorlezen uit een mooi boek, wat de kinderen heerlijk vonden.
Op vrijdag mochten de kinderen boeken lenen uit de schoolbibliotheek, voor één cent per boek per week om thuis te kunnen lezen.
De kerkgang werd ook gestimuleerd door de meester. Iedere leerling kreeg van de meester een Bijbels plaatjesalbum. ’s Maandagsmorgens moest iedereen vertellen of hij wel of niet naar de kerk was geweest. De meester hield het zelf in de kerk van Mastenbroek goed in de gaten. Was je naar de kerk geweest, dan kreeg je een Bijbels plaatje dat je in het album kon plakken.

Fietsen
Rond 1930 kwamen er steeds meer kinderen op de fiets naar school, want sommigen moesten wel vijf kilometer lopen. De fietsen werden gestald in de paardenschuur, waar zondags tijdens de kerkdiensten de paarden gestald werden van de boeren die met de brik of tentwagen naar de kerk kwamen.

Tuinieren
Naast de oude school was vroeger een stukje bouwland dat van de meester was. Hier verbouwde hij zijn eigen groente en fruit, zoals iedereen in de polder deed. Natuurlijk kostte en grote tuin veel tijd en onderhoud. De meester zette dan ook nogal eens een stel jongens in de middagpauze in zijn tuin aan het werk. En dat deden ze wel graag, want zo kregen ze van de meester nog wel eens een boekje of iets anders als beloning.
Op dit stuk grond staat nu verenigingsgebouw ‘het Trefpunt’. Dit bouwland werd begrensd door een smalle sloot, waar ook de wc van de school stond. Pas later werden er wc’s in de school gebouwd. Op het schoolplein stond een waterpomp, waar de kinderen hun handen konden wassen en hun dorst konden lessen.

In de laatste oorlogsmaanden stond de polder onder water en konden de kinderen niet meer naar school. Daarom kwam de meester bij hen thuis om les te geven.
Mevrouw v. Spijker hield vroeger de school met al zijn kieren en naden schoon en zorgde ’s winters ook voor de verwarming. Hiervoor stond in elk lokaal een grote houtkachel.

Bron(nen): 
Bron: uit Jubileumkrant 75 jaar school in Mastenbroek, krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. v.d. Kolk - Hollander
sluiten

Verhaal: De school, gebruiken en gebeurtenissen jaren '20 en '30

Als je buiten was en de dominee, die ook voorzitter van het schoolbestuur was, kwam eens lopend of op de fiets voorbij, dan moesten de jongens de pet afdoen uit eerbied voor de dominee. Deed je het niet, dan moest je strafregels schrijven.

Verkeer verder helpen
Soms moesten de kinderen van de lagere school het weinige verkeer in de kern van Mastenbroek verder helpen. Heel soms kwam er een woonwagen voorbij, die niet tegen de helling opkwam om de brug over te gaan. Dan moesten de kinderen duwen. Of als Gerrit Jan Visscher langskwam en de bok was ongeladen, dan kon hij niet onder de brug door. Dan werden de schoolkinderen gevraagd even op de boot te komen staan, zodat die naar beneden zakte en zo wel onder de brug door kon.

Schoolspullen
In de eerste klas hadden de kinderen een lei en met de meegebrachte griffels, in een griffeldoos, moesten ze op de lei schrijven en rekenen. Daar hoorden ook sponzen bij om de lei weer schoon te kunnen vegen. Wat later mochten ze met potlood op papier schrijven. Eerst in halve schriftjes en later in gewone schriftjes. Als het potlood te kort werd om er nog mee te kunnen schrijven, kregen de kinderen een houdertje met een busje erom waarin het laatste stukje potlood geschoven werd, zodat het potlood volledig opgebruikt kon worden.
Weer later mochten de kinderen met een kroontjespen schrijven. Daarvoor had je inkt nodig, en in elke bank zat in het midden een inktpot, met een rond draaideksel om hem af te sluiten. Voor het schrijven met de kroontjespen had je ook een inktlap nodig: een aantal op elkaar genaaide ronde lapjes van zo’n acht centimeter doorsnee. Eén van de bestuursleden, Dirk Wup, ging elke vrijdag met zijn tentwagen naar de markt in Zwolle. Hij nam dan de nodige schoolspullen mee uit Zwolle.

Kleding
Op één april van het jaar begon het nieuwe schooljaar. Als je zes was, was één april je eerste dag in de eerste klas van de lagere school. De kinderen kwamen in groepjes lopend aan bij school, fietsen waren er voor 1930 nog weinig. De jongens met keurig wit geschuurde klompen aan, in korte broek (tot op de knieën) en lange zwarte kousen en met de broodtas om de nek en een pet op. De meisjes kwamen met een schortje over de jurk.

Bron(nen): 
Bron: J. Kroes, G. Pelleboer uit Jubileumboek 75 jaar school in Mastenbroek
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. v.d. Kolk en uit het Jubileumboek 75 jaar school in Mastenbroek
sluiten

Verhaal: De school, de oprichting in 1923

Ook voor 1923 was er een school in Mastenbroek. De school telde rond 1850 veertig leerlingen, die les kregen in een lokaal van 6,8m bij 5,2m en dat 2,8 meter hoog was. De beide meesters die in de 19e eeuw in Mastenbroek stonden waren koster, voorlezer en voorzanger en hielden de administratie bij van bijvoorbeeld de begraafplaats. De meester werd dan ook benoemd door de kerkenraad, al was de school niet specifiek christelijk.

Christelijke school
In 1910 probeert de kerkenraad voor het eerst om de school christelijk te maken, maar dit lukt niet omdat niet alle ouders voor de omzetting van openbaar naar christelijk zijn. In 1922 wordt een nieuwe poging gedaan en er wordt een schoolvereniging opgericht in de consistorie. De statuten moeten eerst Koninklijke goedkeuring hebben en daarom zal de kerkenraad met het gemeentebestuur onderhandelen en de school daarna aan de schoolvereniging over dragen. Er wordt een bestuur gekozen: de predikant wordt voorzitter en de helft van het bestuur moet bestaan uit leden van de kerkenraad. Alle twintig aanwezigen worden die avond lid van de vereniging.

Leerlingenaantal
Op dat moment zitten er op de Openbare school maar twintig leerlingen, en dat is een probleem. De wet eist minimaal 40 leerlingen om zonder bijzondere Koninklijke goedkeuring een christelijke school op te kunnen richten. De leden van het schoolbestuur bezoeken ouders aan de Nieuwe Wetering en de Bisschopswetering om te onderzoeken wie bereid is de kinderen in Mastenbroek naar school te doen. Men komt uit op 41 leerlingen. Er komt nog even een kink in de kabel als een gezin met vier kinderen zich terugtrekt, maar gelukkig is er een ander gezin dat ter wille van de goede zaak bereid is de kinderen in Mastenbroek naar school te laten gaan. Het leerlingental komt uit op 40 leerlingen. Op de vergadering van 28 augustus 1922 worden de stukken in orde gemaakt en ondertekend. Ze worden ter inzage gestuurd aan de inspecteur en de gemeente Zwollekerspel.

leerkrachten werven
Om leerkrachten te werven wordt er een advertentie gezet voor een hoofdonderwijzer en een onderwijzeres. Drie mensen solliciteren, waarop de heer C. Ravenhorst als hoofdonderwijzer en mejuffrouw M. J. Langman als onderwijzeres worden aangenomen. Hij trouw met M.J. Langman en betrekt in december 1922 de meesterwoning bij de school.
De onderwijzerswoning en de school moesten van de gemeente worden gekocht. Voor de woning betaalt de diaconie 6600 gulden en voor de school 6500 gulden plus 500 gulden voor de meubelen.

Officiële opening
Op 2 januari 1923 wordt de school officieel geopend met een kerkdienst in Nederlands Hervormde kerk in Mastenbroek door ds. van Wijngaarden, tevens voorzitter van het schoolbestuur. De tekst voor opening is Psalm 111. ‘De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid.’
Om twee uur ’s middags nam meester Ravenhorst plaats voor de klas om kennis te maken met de leerlingen. De leerlingen worden getrakteerd op chocolademelk en ze krijgen een herinneringsplaat mee naar huis.
Als op 1 april 1923 het nieuwe schooljaar begint wordt de omzetting naar Christelijke lagere school geëffectueerd. De gewijzigde statuten en reglementen gaan dan officieel in.

Bron(nen): 
Bron: jubileumkrant 75 jarig bestaan school,
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit jubileumkrant, krantenknipsel Deltapost, uit archief fam. Knol
Hoort bij locatie: 

Pagina's

Subscribe to RSS - voorzieningen