sluiten

Verhaal: De school, kattenkwaad en spelletjes

De kinderen van de lagere school in Mastenbroek hadden vroeger bij school niet veel ruimte om te spelen. Maar dat was geen enkel probleem: ze mochten ook op de weg spelen, er kwam toch bijna geen verkeer langs en verder was het terrein in de kern van Mastenbroek ook hun speelterrein. Behalve bij de landbouwloods aan de Oude Wetering werd er ook om het terrein van de kerk gespeeld. Zelfs tot bij de pastorie, wat niet mocht van de meester.

Inbreken
Warner van den Berg en zijn vriendjes Jan en Gait Brommer, Henk Wielink en Warners broer Wim woonden allemaal vlakbij school en hun speelterrein onder schooltijd, in de pauze, en na schooltijd was ongeveer even groot. Ze speelden dus ook in en om de pastorie als deze leegstond.
Warner was het kleinst, hij moest door een raampje naar binnen. Hij opende dan de deur voor de anderen en zie daar: een geweldige speelhut! Er waren in de kern twee bosjes, het grote bos en het kleine bos. In het grote bos was een vijver, ‘de grote wilde zee’ waar de jongens geregeld natte voeten haalden.

Slingeren
Natuurlijk speelden ze ook weleens bij school. Slingeren bijvoorbeeld, hand in hand een lange slinger van kinderen maken. De voorste kinderen liepen en maakten een bocht, de achterste kinderen moesten nog veel harder lopen en een veel grotere bocht maken, om de telefoonpaal heen, soms zo de Kerkwetering in…

Oorlogsbuit
Na schooltijd gingen ze ook vaak naar de plek waar in de oorlog een Engels vliegtuig terecht was gekomen half in de Oude Wetering, richting Zwolle. (Hier staat nu de gedenksteen). Met haken en kettingen visten ze dan in de Oude Wetering en ze haalden geregeld spullen naar boven. Veel kogels voor de mitrailleurs. Die klemden ze in de bankschroef om het kruit er uit te halen. Als je dat dan op een houten plank legde en in brand stak, had je een mooi figuur in het hout.
In het weitje bij Wielink maakten ze ook weleens een vuurtje met de kogels er in. Die moesten dan wel de andere kant op wijzen dan waar de jongens – op afstand – stonden te kijken wat er gebeurde. Ook gooiden ze de zuurstofflessen soms in het vuur, die dan ontploften. Het waren net bommen.
In een bosje vlakbij het vliegtuig bewaarden ze hun gevonden schatten. Tot het bosje op een gegeven moment weggehaald werd en de jongens hun gevonden spullen kwijt waren.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
Foto: archief Hannie Knol
sluiten

Verhaal: De school, nuttige handwerken en poëziealbums

Op school werd de meisjes handwerken geleerd. Nuttige handwerken, getuige de stoplap met daarin het nette maaswerk van Hendrikje van Spijker, de moeder van Warner van den Berg. Een klein gebreid poppenjasje, een luierbroekje, een merklap en een oefenlapje met borduursteken zijn bewaard gebleven. Ze zijn gemaakt in de twintiger jaren van de 20e eeuw.

Verder waren ze ook druk met poëziealbums, getuige haar album met daarin o.a. dit versje:
Er bloeit soms aan de waterkant
In dicht verborgen riet
Een bloempje door elkeen bemind
Het heet ‘vergeet mij niet
En als Gij soms dat bloempje ziet
Aan d’ een of d’ andere vliet
Vergeet dan uw vriendinnetje niet
Die u dit versje biedt

Ter gedachtenis aan uw vriendin Harmina Maria Meuleman, 4 maart 1926

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: De school, standsverschil

“Morgen mag jij mee, dan ga ik vissen!” Blij kijkt Warner van den Berg zijn vader aan. “Echt?? Maar vindt de meester dat dan wel goed?” “Vraag de meester maar, het zal wel goed zijn, je zit toch als enige in de klas op het moment, of niet?” Warner knikt. De andere kinderen moeten allemaal thuis meehelpen met het hooien, hij is de enige niet-boerenzoon in de klas.

Controle
Maar meester vindt het niet goed. ‘Je mag niet zomaar van school wegblijven, je hoort morgen gewoon te komen!’
Een beetje sip loopt Warner ’s middags naar huis. Nu gaat het niet door. Wat vreselijk jammer, hij had zo’n zin om te vissen! ’
“Jongen, jij gaat morgen gewoon mee vissen, of de meester het nou goed vindt of niet”, zegt zijn vader ’s avonds aan tafel als Warner vertelt dat meester geen toestemming geeft. Warner is blij, maar ook een beetje bang. Ze wonen immers naast school, meester ziet hem morgenvroeg vast weggaan. Hij besluit om dan maar heel hard te fietsen en net te doen of hij niets hoort.
En ja hoor, als Warner weg wil fietsen om te gaan vissen, ziet hij de meester al staan. De meester staat echt te kijken en zodra hij merkt dat Warner wegfietst, begint hij te fluiten. Dat is het teken dat hij bij meester moet komen, maar dat doet hij niet.

Aangifte ingetrokken
De volgende dag gaat Warner met angst en beven naar school. Wat zal de meester zeggen? “Je hebt onrechtmatig verzuimd van school, dit muisje krijgt nog wel een staartje!”
Niet veel later komt er bericht dat zijn vader voor het gerecht moet komen. Tijdens de hoorzitting geeft Warners’ vader uitleg en zegt: “als dit doorgezet wordt dan doe ik ook een boekje open over wat zich verder afspeelt op school!”
De aangifte wordt nietig verklaard.
Wat gebeurde er namelijk? Als het regende, kwamen de boerenkinderen die hooiverlof hadden ook niet op school, terwijl ze niet op het land konden werken. Verder kwamen er af en toe onder schooltijd ouders langs om hun kinderen mee te nemen naar de winkel om nieuwe kleren te kopen. “Maar dat waren rijke boeren en daar durfde de meester geen stappen tegen te ondernemen!” zegt Warner.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Voorzieningen: de Landbouwschuur

In het weidegebied van Mastenbroek waren meerdere veevoerleveranciers actief maar in de kern van Mastenbroek, aan de Oude Wetering, heeft vanaf ongeveer 1937 tot 1964 een groene houten opslagloods gestaan van de Coöperatieve Landbouw- en handelsvereniging Hasselt en omstreken. De afmeting was ongeveer 4.25 meter bij 10 meter. De loods stond op betonpalen en het laad- en los bordes was eveneens van beton.

Beheerders
De loods had schuifdeuren en stond op erfpachtgrond van de Nederlands Hervormde Kerk te Mastenbroek. De erfpachtkosten bedroegen in 1954 vijftien gulden per jaar. Warner en Marie van Spijker beheerden de voorraden in de loods.
In de loods waren er twee afdelingen, één voor de opslag van stro voor de kalveren en turfstrooisel voor de paarden en de andere voor de opslag van o.a. kunstmest, veekoeken, kippenvoer en varkensmeel. Reden voor de bouw van de loods was het ruimtegebrek in Hasselt en tijdsbesparing voor de veehouders in Mastenbroek die voor een kleinigheid bij de loods terecht konden. Omdat Warner bij het Waterschap werkte werd er bij Marie aangeklopt. “Marie, hi’je nog een zakkie…” Marie hield bij wat er in- en uitging.

Spelen
Officieel mochten de kinderen er niet spelen, maar natuurlijk deden ze dat wel. Toen Warner ongeveer vijf jaar oud was, speelden de grote jongens, die al op school zaten, vaak bij de loods. Ze deden dan wie het langst op het laadperron kon blijven staan door elkaar er af te duwen. Peter Kok viel een keer van het laadperron naar beneden en kwam niet goed terecht. Terug op school ging hij met zijn hoofd op de bank liggen. Toen meester vroeg wat er was, zei hij: “Ik heb zo’n hoofdpijn!” “Wat is er dan gebeurd”, wilde meester weten. “Ik ben van het laadperron afgevallen”, was het antwoord. “Nu is het afgelopen”, zei meester streng en vanaf toen mochten de kinderen in de pauze niet meer bij de landbouwschuur spelen. Peter Kok had een hersenschudding.
Onder het laadbordes lag officieel niets, maar in de praktijk kwam daar het afgekeurde spul terecht: een kapot baaltje stro, een zak kunstmest met een scheurtje en zo meer.

Landbouwmechanisatiebedrijf
Begin jaren ’60 kocht de vader van Warner de schuur. Omdat toen het gemotoriseerde transport op gang kwam, verviel de functie van de loods zodat hij leeg kwam te staan. Toen Warner en Gerrie in 1966 trouwden heeft de loods nog gediend als opslag voor hun meubels toen ze een bungalow aan het bouwen waren naast de loods. Een paar jaar later laten Warner en zijn vader een grotere schuur zetten, waarin de opslagloods geïntegreerd wordt. In de kelder staat dan nog de voorraad van Van den Berg. Nu, twee verbouwingen verder, staat er de grote bedrijfsruimte van Landbouwmechanisatie bedrijf Van den Berg met als eigenaar de zoon van Warner en Gerrie. Warner zelf werkt nog volop mee anno 2013.

Bron(nen): 
Warner en Gerrie van den Berg, Hannie en Berend Jan Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto: archief fam. van den Berg
sluiten

Verhaal: Meisjesvereniging in 1938

Bron(nen): 
Bron: Hannie Knol
Foto: archief familie Knol, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Jongelingsvereniging

Bron(nen): 
Bron: Hannie Knol
Foto: uit archief fam. Knol, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: De school, voor het eerst naar de Christelijke school in Mastenbroek

Op 18 januari 1983 meldt het Kamper Nieuwsblad dat de Christelijke School in Mastenbroek haar 60-jarig jubileum viert. ‘Eerste klas van 60 jaar geleden voert revue op’ kopt de krant.

Eerste klas
Als Willem Pelleboer op 1 april 1923 voor het eerst naar school gaat, is hij wel een beetje zenuwachtig. Hoe zal het zijn op school? Hij komt in de eerste klas terecht met Hendrikje Wielink, Jennigje Meuleman, Julia Meuleman, Johanna van de Weerd, Hendrikje Kamphof en Gerrit Kroes. Deze kinderen doorlopen samen de lagere school en waaieren daarna alle kanten op.

Reünie
Als Willem op een goede dag te binnen schiet dat het precies vijftig jaar geleden is dat hij van school af kwam, organiseert hij een reünie. Hij weet de andere zes te vinden en ze komen bij elkaar in hotel Waanders in Staphorst. De meesten hebben elkaar in geen jaren gezien. Natuurlijk worden er oude herinneringen opgehaald, over de eerste juffrouw Ravenhorst en haar man, meester Ravenhorst. Over het kattenkwaad dat ze uitgehaald hebben. Hoe Willem probeerde te ontsnappen door door het wc-raampje naar buiten te klimmen, maar vast kwam te zitten… Hoe hij een keer een ‘onwelvoeglijk’ geluidje maakte in de klas en hij voor straf ‘een wetering op en neer moest lopen om uit te waaien’.

Deze en nog veel meer dingen heeft Willem Pelleboer beschreven in een revue, die de zeven klasgenoten ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de school opgevoerd hebben. Dit jubileum werd op 18 februari 1983 gevierd in de sportzaal van Hasselt.

Bron(nen): 
Bron: Hannie Knol, krantenknipsel Kamper Nieuwsblad
Auteur: Annet Jonker
Foto: Hannie Knol, Kamper Nieuwsblad, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Leven op de boerderij

‘Vroeger werd er heel veel kleding zelf gemaakt. Ik hield er niet zo van, maar de meeste vrouwen maakten zelf de kleding. Ik weet wel dat ik na mijn trouwen voor mijn man flanellen hemden heb gemaakt. Het werken op het land maakte dat je veel zweette en het harde katoen kon dan erg gaan schuren onder je oksels. Een flanellen hemd verzachtte dat enorm en absorbeerde het zweet op een manier dat het je ook warm hield. Voor mijn man was dat een ongekende luxe, die hij ook aan andere boeren vertelde'.

werk op de boerderij
'Mijn moeder karnde destijds zelf nog boter. Ook werd er iedere herfst geslacht en werd de zolder volgehangen met spek, worst en hammen. Na ons trouwen hebben wij de boerderij van mijn schoonouders overgenomen. Zij hebben nog jaren in een klein huisje naast de boerderij gewoond. We werden bij mijn ouders op het bedrijf niet uitbetaald in geld, maar ik kreeg wel een hele mooie uitzet mee en geld om de boerderij over te nemen. Die uitzet bestond voornamelijk uit gebruiksartikelen, waar we ons prima mee konden redden'.

Poes dood
'Ik heb altijd een meisje in de huishouding gehad, Niesje Roetmans. Die kon heel fijn naaien en elke avond na het melken kon ze dan voor zichzelf werken. Ik weet nog een leuke anekdote over haar te vertellen. Op een keer toen de poes uit de breipot (pappot) snoepte werd ze zo boos dat ze haar klomp naar de poes smeet. Onbedoeld was de poes op slag dood, wat natuurlijk voor heel wat consternatie zorgde. Ik heb nog steeds een goede verstandhouding met haar en met verjaardagen bellen we elkaar trouw op'.

eten
'In de tijd van de hooibouw, bakte ik elke morgen pannenkoeken. Dat was gemakkelijk en smakelijk om mee te nemen op het land. Ik heb nooit honger of armoede gekend. Wat dat betreft kan ik terugkijken op een gelukkig leven. Mijn lievelingsontbijt was bruine bonen met karnemelkspap, dat krijg je nu nooit meer'.

Bron(nen): 
Bron: tekst geciteerd uit krantenknipsel van Hannie Knol
Foto's: uit krantenknipsel, Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Taboe rond overlijden

Wat moet Wim weer hoesten, vreselijk. En hij is nog maar zo klein. Moeder Landman gaat bezig met Wim, maar het helpt niet. Slapen kan ze niet meer. Ze wacht tot het tijd is om op te staan en gaat dan naar beneden. Harm, haar man, heeft het erg in de rug en ligt al een paar dagen op bed met spit.

Naar het ziekenhuis
Die morgen gaat mevrouw Landman met haar jongste zoontje in de tentwagen met de buurman naar het ziekenhuis. Wim moet er blijven, ‘maar’, zegt de dokter, ‘die komt er wel door, zo’n sterke boy!’ Toch overlijdt Wim aan kinkhoest. Weer gaat moeder Landman met buurman Tiem Kok mee in de tentwagen om Wim, die maar elf weken oud is geworden, op te halen. Vader Harm Landman ligt nog steeds op bed en kan niet mee.

Rouwgebruiken
Als de kleine Wim thuiskomt, is alles in rep en roer. Er moet een begrafenis geregeld worden en in huis moet alles dicht. De luiken voor de ramen worden gesloten en er worden witte lakens voor de ramen gehangen. Ook bij de buren zijn de luiken gesloten. “Pappa, waarom moeten de luiken dicht? Het is zo donker in huis, helemaal niet leuk met alleen de lampen aan. En er staat geen plant meer voor het raam.” “Och meisje, Wim is toch overleden? Als hij begraven is gaan de luiken weer open. Dat hoort nu eenmaal zo, iedereen hoeft hier niet naar binnen te kijken. De mensen die ons willen zien, komen gewoon bij ons op bezoek.” Het meisje knikt langzaam. Al is ze nog maar klein, ze begrijpt wel dat het heel erg is dat Wim overleden is.

Hij ligt daar ook zo stil en wit in dat kleine kistje dat mamma op twee stoelen heeft gezet. Over de stoelen ligt een gehaakte zwarte doek, dat zal ook wel zo horen, net als de spiegel die mamma heeft omgedraaid. En mamma heeft andere vaatdoekjes uit de kast gehaald, die met het rode randje zijn weg. Deze hebben een blauw randje. En de theedoeken met het blauwe ruitje hangen nu in de keuken, net als de schort die mamma nu voor heeft. Die heeft ze nog nooit gezien. Ze durft mamma niet zo goed te vragen waarom dat allemaal is. Mamma is héél verdrietig, dat weet ze wel.

Een paar dagen later is de begrafenis. De jongste meisjes moeten thuisblijven, ze zijn nog te klein om mee te gaan. De buurvrouwen zijn druk bezig om koffie te zetten en alles klaar te maken voor als iedereen straks weer thuiskomt.
Later vraagt één van de jongste meisjes, dat thuis moest blijven aan een oudere zus wat begraven nu precies is. “Op het kerkhof was een diep gat gegraven. Daar stond een ladder in en de meneer die het graf gegraven heeft ging, met het kistje waar onze Wim in lag onder de arm, de ladder af naar beneden. Hij heeft het kistje in het gat gezet en nu komt er weer een laag zand overheen. Nu is Wim begraven,” is het antwoord.

Over overlijden en rouw werd niet veel gesproken. Als er iemand in de eerste graad overleed, moesten beide luiken gesloten worden tot na de begrafenis. Als er een neef of nicht overleed moest er één luik gesloten worden. Er werden zwarte vierkantjes op de punt (opstaand als een wybertje) op de kleding genaaid, zodat zichtbaar was dat iemand in de rouw was. Was er rouw in de eerste graad van familie, dan duurde de rouwperiode een jaar en zes weken. Overleed er iemand in de tweede graad, bijvoorbeeld een opa, dan rouwde men zes weken.

Bron(nen): 
Willy Post - Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Gastvrijheid

“Je bent zeker wel blij dat die bleekneus weer weg is, of niet? Het scheelt je weer een eter!” merkt de buurman van Harm Landman op. Een beetje verontwaardigd zegt Harm: “Nee, we zijn helemaal niet blij, we missen haar gewoon. Ze is één van ons geworden!” De buurman doet er het zwijgen toe.
Toen de dominee kwam vragen of ze een kind uit het westen tijdelijk op wilden nemen in hun gezin heeft hij geen moment geaarzeld, al hebben ze het niet breed. “Wij hebben al zoveel monden, er kan er nog wel eentje bij!”
Ze gaan zelfs naar de fotograaf, Everaarts in Zwolle. Er worden familliefoto's gemaakt van het gezin Landman, maar ook een foto van de meisjes Landman met Tonia, de logee uit het westen. Alle meisjes hebben een strik in, maar de strik van Willy in onderweg kwijtgeraakt toen ze bij haar moeder achter op de fiets zat. Twee van de meisjes kregen een mooie ketting om.

Eerst de gasten
Als in de laatste Oorlogswinter de ‘trekkers’ uit het westen de polder Mastenbroek hebben weten te vinden, komen ze ook bij de familie Landman aan de deur. Jennigje heeft een pan met boerenkool klaar, het gezin zal net aan tafel gaan als er volk aan de deur is. Het zijn een paar mensen uit de omgeving van Utrecht die met een kinderwagen, waar het voedsel dat ze proberen te halen in kan worden vervoerd, uit Utrecht zijn komen lopen.
Jennigje nodigt ze binnen en zegt tegen de kinderen: ‘jullie moeten even wachten, eerst gaan deze mensen eten tot ze genoeg hebben gehad!’
Jennigje heeft een groot hart. Als er later in de buurt iemand ziek wordt en er meer zorg nodig is, haalt ze deze persoon gewoon bij haar thuis en verzorgt deze totdat deze weer beter is.

Bron(nen): 
bron: Willy Post - Landman, Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief familie Landman

Pagina's

Subscribe to RSS - het dagelijkse leven