sluiten

Verhaal: De school, de gang van zaken jaren '50 t.m. '90

Jaren ‘50
Meester Abbring, die in deze jaren lesgaf aan de kleine school, kwam op de fiets of op de brommer vanuit IJsselmuiden. Hij liet de kinderen nogal eens voor de klas staan met een meetlat achter de rug, voor de juiste houding.
Als je op de grote school zat, kwam je in deze jaren bij meester Kraan in de klas, die behoorlijk streng was. Voor straf moest je op de gang, maar maakte je het heel erg bont dan moest je naar het kolenhok.
Nadat meester Kraan vertrokken was en meester v.d. Meulen gekomen en gegaan was, kwam meester van Elburg. Zijn grote passie was muziek. Zijn stereo-installatie werd regelmatig binnen of buiten opgesteld, met twee gigantische geluidsboxen. Ook de diaprojector werd regelmatig gebruikt, de ramen verduistert met zwart landbouwplastic.
Omdat de pomp kapot was, bracht de melkrijder elke morgen een grote melkbus met aftapkraan vol schoon drinkwater van de melkfabriek.

Jaren ‘70
Spanning was er altijd als de schooltandarts op school kwam. Als je aan kwam fietsen, zag je de grote bus al staan. Klas voor klas werd afgewerkt, per klas een namenlijst op alfabetische volgorde. Als je was geweest, was het meestal meegevallen. Ook de Cito-toets moest elk jaar door één klas worden gemaakt. Dat gebeurde in de lerarenkamer. Erg gewichtig! In deze jaren gingen de kinderen uit Mastenbroek ook schoolzwemmen, in het Stilobad in Zwolle.
Het verkeersexamen werd om het jaar gehouden. De leerlingen hoefde niet te fietsen, ze moesten heel veel vragen beantwoorden. De uitslag werd door een politieagent bekend gemaakt. Was je geslaagd, dan kreeg je een diploma.

Dierendag op school
Op dierendag, 4 oktober, mogen de kinderen meestal een dier meenemen naar school. Op een keer was de dierenarts, J. R. Eekhof uit Hasselt, ’s morgens uitgenodigd om de meegebrachte dieren te keuren. Hij keurde de pony, het schaap, de poes, de hond, de cavia, de kip, de kanarie en het parkietje op verschillende onderdelen, bijvoorbeeld het gebit, de vacht, veren of het haar, de conditie en de verzorging. De kinderen kregen een echt keuringsbewijs mee.

Jaren ’80 en ‘90
De kinderen van groep acht organiseerden altijd iets voor de andere kinderen als ze afscheid namen. Soms was het een spelletjes dag, soms een speurtocht. Dan hadden ze nog een gezellige avond met de meesters en juffen, waarbij ze een afscheidslied zongen, de meesters en juffen een cadeautje gaven en zelf een plaat en een bijbeltje kregen.
Elk jaar kwam Sinterklaas op school, die in groep 1 t/m 5 de cadeautjes uitdeelde. Groep 6,7 en 8 maakten surprises met een gedicht.
Voor het Kerstfeest waren de kinderen altijd al weken van tevoren in de weer om teksten en liederen in te studeren. Van alles moest er op de dag zelf worden klaargezet en na afloop kregen ze altijd een zak met fruit en een boek.
Op Koninginnedag mochten de kinderen altijd verkleed op school komen. Er werden dan altijd spelletjes gedaan, die door de meesters en juffen werden bedacht. Aan het eind kregen de leerlingen altijd een cadeautje.
Elk jaar was er een sportdag, waarbij er bijvoorbeeld balgooien gedaan werd en hardlopen en een soort hindernisbaan. Aan het eind van de dag kregen de kinderen een diploma mee.
De spelletjes die op school gespeeld werden: tikkertje, slingertikkertje, verstoppertje (het liefst op plaatsen waar het niet mocht), knikkeren (zowel buiten als – met slecht weer – binnen) en eitje wip.
Groep 7 en 8 gingen elk jaar op kamp in Ommen, waar ze van alles beleefden. Natuurlijk was er ook elk jaar een schoolreisje, naar het Verkeerspark in Assen of naar het Dolfinarium.

Bron(nen): 
Bron: Plakboek D. Meuleman-v.d. Weerd, J. Kroes, H. van der Vegte- van Ittersum, Gerrit Korenberg en Hermien Koers, jubileumuitgave 75 jaar school in Mastenbroek
Auteur: Annet Jonker
Foto: uit krantenknipsel plakboek D. Meuleman - v.d. Weerd
sluiten

Verhaal: De school, de gang van zaken in de jaren '20, '30 en '40

In de middagpauze aten de kinderen het brood op dat ze meegebracht hadden. Ze konden voor 1 cent een kopje koffie kopen dat de vrouw van de koster klaarmaakte. Een paar leerlingen uit de hogere klassen, elke week weer anderen, gingen als het middag was naar vrouw Hollander en haalden daar de mand met een paar koffieketels en de kopjes op. De meester inde één keer per week het koffiegeld, op vrijdag, en hij hield dit heel nauwkeurig bij.

Zendingsgeld en kerkgang
’s Maandagsmorgens hield de meester een lijst bij van het Zendingsgeld dat de leerlingen meebrachten. Je moest twee cent per leerling betalen. Was er meer geld, omdat iemand weleens iets meer meebracht, dan ging de meester voorlezen uit een mooi boek, wat de kinderen heerlijk vonden.
Op vrijdag mochten de kinderen boeken lenen uit de schoolbibliotheek, voor één cent per boek per week om thuis te kunnen lezen.
De kerkgang werd ook gestimuleerd door de meester. Iedere leerling kreeg van de meester een Bijbels plaatjesalbum. ’s Maandagsmorgens moest iedereen vertellen of hij wel of niet naar de kerk was geweest. De meester hield het zelf in de kerk van Mastenbroek goed in de gaten. Was je naar de kerk geweest, dan kreeg je een Bijbels plaatje dat je in het album kon plakken.

Fietsen
Rond 1930 kwamen er steeds meer kinderen op de fiets naar school, want sommigen moesten wel vijf kilometer lopen. De fietsen werden gestald in de paardenschuur, waar zondags tijdens de kerkdiensten de paarden gestald werden van de boeren die met de brik of tentwagen naar de kerk kwamen.

Tuinieren
Naast de oude school was vroeger een stukje bouwland dat van de meester was. Hier verbouwde hij zijn eigen groente en fruit, zoals iedereen in de polder deed. Natuurlijk kostte en grote tuin veel tijd en onderhoud. De meester zette dan ook nogal eens een stel jongens in de middagpauze in zijn tuin aan het werk. En dat deden ze wel graag, want zo kregen ze van de meester nog wel eens een boekje of iets anders als beloning.
Op dit stuk grond staat nu verenigingsgebouw ‘het Trefpunt’. Dit bouwland werd begrensd door een smalle sloot, waar ook de wc van de school stond. Pas later werden er wc’s in de school gebouwd. Op het schoolplein stond een waterpomp, waar de kinderen hun handen konden wassen en hun dorst konden lessen.

In de laatste oorlogsmaanden stond de polder onder water en konden de kinderen niet meer naar school. Daarom kwam de meester bij hen thuis om les te geven.
Mevrouw v. Spijker hield vroeger de school met al zijn kieren en naden schoon en zorgde ’s winters ook voor de verwarming. Hiervoor stond in elk lokaal een grote houtkachel.

Bron(nen): 
Bron: uit Jubileumkrant 75 jaar school in Mastenbroek, krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. v.d. Kolk - Hollander
sluiten

Verhaal: De school, gebruiken en gebeurtenissen jaren '20 en '30

Als je buiten was en de dominee, die ook voorzitter van het schoolbestuur was, kwam eens lopend of op de fiets voorbij, dan moesten de jongens de pet afdoen uit eerbied voor de dominee. Deed je het niet, dan moest je strafregels schrijven.

Verkeer verder helpen
Soms moesten de kinderen van de lagere school het weinige verkeer in de kern van Mastenbroek verder helpen. Heel soms kwam er een woonwagen voorbij, die niet tegen de helling opkwam om de brug over te gaan. Dan moesten de kinderen duwen. Of als Gerrit Jan Visscher langskwam en de bok was ongeladen, dan kon hij niet onder de brug door. Dan werden de schoolkinderen gevraagd even op de boot te komen staan, zodat die naar beneden zakte en zo wel onder de brug door kon.

Schoolspullen
In de eerste klas hadden de kinderen een lei en met de meegebrachte griffels, in een griffeldoos, moesten ze op de lei schrijven en rekenen. Daar hoorden ook sponzen bij om de lei weer schoon te kunnen vegen. Wat later mochten ze met potlood op papier schrijven. Eerst in halve schriftjes en later in gewone schriftjes. Als het potlood te kort werd om er nog mee te kunnen schrijven, kregen de kinderen een houdertje met een busje erom waarin het laatste stukje potlood geschoven werd, zodat het potlood volledig opgebruikt kon worden.
Weer later mochten de kinderen met een kroontjespen schrijven. Daarvoor had je inkt nodig, en in elke bank zat in het midden een inktpot, met een rond draaideksel om hem af te sluiten. Voor het schrijven met de kroontjespen had je ook een inktlap nodig: een aantal op elkaar genaaide ronde lapjes van zo’n acht centimeter doorsnee. Eén van de bestuursleden, Dirk Wup, ging elke vrijdag met zijn tentwagen naar de markt in Zwolle. Hij nam dan de nodige schoolspullen mee uit Zwolle.

Kleding
Op één april van het jaar begon het nieuwe schooljaar. Als je zes was, was één april je eerste dag in de eerste klas van de lagere school. De kinderen kwamen in groepjes lopend aan bij school, fietsen waren er voor 1930 nog weinig. De jongens met keurig wit geschuurde klompen aan, in korte broek (tot op de knieën) en lange zwarte kousen en met de broodtas om de nek en een pet op. De meisjes kwamen met een schortje over de jurk.

Bron(nen): 
Bron: J. Kroes, G. Pelleboer uit Jubileumboek 75 jaar school in Mastenbroek
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. v.d. Kolk en uit het Jubileumboek 75 jaar school in Mastenbroek
sluiten

Verhaal: De school, het gebouw

Als je op zesjarige leeftijd op school kwam, kwam je op de ‘kleine’ school terecht: het gedeelte van de school aan de linkerkant. Aan de rechterkant zat de ‘grote’ school, met de klassen vier, vijf en zes. De kleine en de grote school hadden ieder hun eigen ingang. Voor de ingang was er over de hele breedte van het pad een put met een rooster, daar kon je je klompen een beetje aan afschrapen. Onder de kapstokken stond een houten klompenbak, waar je je klompen inzette. Dan trok je je klompschoenen aan, een soort instapmuiltjes, en ging je in de klas zitten.

Verbouwing
Later is de school verbouwd. De lokalen kwamen naast elkaar te liggen, de gang verdween uit het midden naar de buitenkant van de lokalen. Er waren toen twee gangen die ieder een eigen ingang naar een lokaal hadden. Op de plaats van de kolenhokken, die hier stonden, kwamen nieuwe wc’s. Er werd een apart kolenhok gebouwd in de tuin van de meester, bij de ingang. Hier kwam ook de waterpomp, in een open ruimte te staan.
Er stond in het midden van het gebouw een schoorsteen, waarop twee grote ronde kolenkachels waren aangesloten. Degene die dicht bij de kachel zat werd zo ongeveer geroosterd, wie bij het raam zat, achter in de klas, zat te bibberen van de kou.
Op het plein stond voor elk lokaal een houten zitbank, waar je op kon zitten. De grote notenbomen zorgden ’s zomers niet alleen voor schaduw, ’s winters werden de noten onder de kinderen verdeeld als ze gedroogd waren.

Oude erfenis
In 1923 nam de Christelijke school een oude erfenis over. Het schoolgebouw had alle kenmerken van een armoedige bouw zoals die van 1850 tot 1900 werd uitgevoerd. Men stelde in die tijd geen hoge eisen en het duurde tot na de 2e wereldoorlog voordat men tot de ontdekking kwam dat het oude schoolgebouw de beste tijd wel had gehad. Rond 1950 was de vloer aanvegen heel gemakkelijk; het stof verdween onder de planken vloer door de gaten die de muizen hadden gemaakt!
Toch duurde het nog tot 1963 voordat het gebouw werd afgebroken en er een nieuw schoolgebouw verrees.

Nieuw gebouw
Op 29 augustus 1963 werd het nieuwe schoolgebouw officieel geopend. Het was hoog tijd voor een nieuw gebouw, getuige het krantenartikel dat in het jubileumboek voor het 75-jarig bestaan is uitgegeven. Wanneer het regende, moesten de meester en juffen emmers neerzetten, men moest oppassen niet door de vloer te zakken. Bij de nieuwe school kwam een ruime speelplaats, een fietsenstalling en nieuw meubilair.
De meesterskamer was op zich niets bijzonders: hier zaten de meester en juffen koffie te drinken en brood te eten. Het was echter streng verboden terrein, waar je maar af en toe naar binnen mocht. In ieder geval één keer per jaar, als je jarig was en trakteerde.

Het was een grote eer voor de kinderen van de zesde klas om om kwart over twaalf op de gong te slaan, ten teken dat de middagpauze begonnen was. Als de zomervakantie begon, namen de leerlingen een plant uit de vensterbank mee naar huis om die goed te verzorgen!

Kleuters in ‘Het Trefpunt’
Aan een kleuterschool werd in 1963 nog niet gedacht maar wat later kwam die er ook.
Het bestaande schoolgebouw was echter te klein en daarom werden de allerkleinsten ondergebracht in ‘Het Trefpunt’. Na enkele jaren volgde al snel een uitbreiding van de bestaande lagere school, deze hoefde niet heel ingrijpend te zijn omdat het aantal leerlingen in Mastenbroek toen een dalende lijn te zien gaf. De in 1963 gebouwde school voldoet nog steeds als basisschool. Het aantal leerlingen was een tijd lang zo hoog dat er nog een noodgebouw heeft bijgestaan dat later weer is afgebroken.

Het speelveld
Achter de school ligt een mooi speelveld en een bos. Dit geeft mogelijkheden om o.a. diertjes, eikels, eieren en kastanjes te zoeken. Ook een molshoop kan overhoop gehaald worden om te onderzoeken waar de gang zit. Met lessen de natuur in school halen om met een vergrootglas alles te bekijken. Mede hierdoor heeft de school aantrekkingskracht en hebben kinderen uit de Zwolse wijk Stadshagen en uit Genemuiden de weg naar de school in Mastenbroek weten te vinden.

Bron(nen): 
Bron: J. Kroes, Arie Snel, Gerrit Korenberg, Henk Riezebosch uit de jubileumuitgave 75 jaar school Mastenbroek
Auteur: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: De school, de oprichting in 1923

Ook voor 1923 was er een school in Mastenbroek. De school telde rond 1850 veertig leerlingen, die les kregen in een lokaal van 6,8m bij 5,2m en dat 2,8 meter hoog was. De beide meesters die in de 19e eeuw in Mastenbroek stonden waren koster, voorlezer en voorzanger en hielden de administratie bij van bijvoorbeeld de begraafplaats. De meester werd dan ook benoemd door de kerkenraad, al was de school niet specifiek christelijk.

Christelijke school
In 1910 probeert de kerkenraad voor het eerst om de school christelijk te maken, maar dit lukt niet omdat niet alle ouders voor de omzetting van openbaar naar christelijk zijn. In 1922 wordt een nieuwe poging gedaan en er wordt een schoolvereniging opgericht in de consistorie. De statuten moeten eerst Koninklijke goedkeuring hebben en daarom zal de kerkenraad met het gemeentebestuur onderhandelen en de school daarna aan de schoolvereniging over dragen. Er wordt een bestuur gekozen: de predikant wordt voorzitter en de helft van het bestuur moet bestaan uit leden van de kerkenraad. Alle twintig aanwezigen worden die avond lid van de vereniging.

Leerlingenaantal
Op dat moment zitten er op de Openbare school maar twintig leerlingen, en dat is een probleem. De wet eist minimaal 40 leerlingen om zonder bijzondere Koninklijke goedkeuring een christelijke school op te kunnen richten. De leden van het schoolbestuur bezoeken ouders aan de Nieuwe Wetering en de Bisschopswetering om te onderzoeken wie bereid is de kinderen in Mastenbroek naar school te doen. Men komt uit op 41 leerlingen. Er komt nog even een kink in de kabel als een gezin met vier kinderen zich terugtrekt, maar gelukkig is er een ander gezin dat ter wille van de goede zaak bereid is de kinderen in Mastenbroek naar school te laten gaan. Het leerlingental komt uit op 40 leerlingen. Op de vergadering van 28 augustus 1922 worden de stukken in orde gemaakt en ondertekend. Ze worden ter inzage gestuurd aan de inspecteur en de gemeente Zwollekerspel.

leerkrachten werven
Om leerkrachten te werven wordt er een advertentie gezet voor een hoofdonderwijzer en een onderwijzeres. Drie mensen solliciteren, waarop de heer C. Ravenhorst als hoofdonderwijzer en mejuffrouw M. J. Langman als onderwijzeres worden aangenomen. Hij trouw met M.J. Langman en betrekt in december 1922 de meesterwoning bij de school.
De onderwijzerswoning en de school moesten van de gemeente worden gekocht. Voor de woning betaalt de diaconie 6600 gulden en voor de school 6500 gulden plus 500 gulden voor de meubelen.

Officiële opening
Op 2 januari 1923 wordt de school officieel geopend met een kerkdienst in Nederlands Hervormde kerk in Mastenbroek door ds. van Wijngaarden, tevens voorzitter van het schoolbestuur. De tekst voor opening is Psalm 111. ‘De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid.’
Om twee uur ’s middags nam meester Ravenhorst plaats voor de klas om kennis te maken met de leerlingen. De leerlingen worden getrakteerd op chocolademelk en ze krijgen een herinneringsplaat mee naar huis.
Als op 1 april 1923 het nieuwe schooljaar begint wordt de omzetting naar Christelijke lagere school geëffectueerd. De gewijzigde statuten en reglementen gaan dan officieel in.

Bron(nen): 
Bron: jubileumkrant 75 jarig bestaan school,
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit jubileumkrant, krantenknipsel Deltapost, uit archief fam. Knol
Hoort bij locatie: 
sluiten

Verhaal: Meiden en knechten, werk in huis

’s Morgens om acht uur staan de dienstmeisjes in Mastenbroek klaar om in hun werkhuizen aan het werk te gaan. Meestal werken ze door tot een uur of vijf, zes in de middag. Tussen de middag wordt er warm gegeten, soms moeten ze het koken. Soms blijven ze ’s avonds brood eten, als het laat is geworden. Dick v.d. Kolk-Hollander vertelt: “op één adres kreeg ik brood met lekker dik boter erop, ik wist niet wat me overkwam! Zo lekker!”

De was
Daar had ze dan vaak ook hard voor gewerkt. Op maandag werd de was gedaan in de wasketel of fornuispot. Water voor de witte was kwam vaak uit de put. Als je geen goede put had, leverde de melkfabriek schoon water in de melkbussen. Bonte was werd ook wel aan de stappe, een houten vlonder aan de Wetering, gewassen en gespoeld.
In het laatste zeepwater werden de klompen van de gezinsleden vaak schoongemaakt. “We zetten ze te drogen op het kippenhok,” weet Dick te vertellen.
Op vrijdag gingen de kinderen allemaal om de beurt in bad, in hetzelfde water. Ook dat deed het dienstmeisje. Verder hield ze binnen de boel schoon.

Werk in het voorhuis
“Ik werkte bij een heel groot gezin, waar ieder kind zijn eigen taak had. De boerin was heel rustig en er kon veel. Op een vrijdag waren de boer en zijn vrouw naar een begrafenis. Ik had ’s morgens de keuken gedaan, alles mooi schoon. De rode vloer (ook wel ‘roodland’ genoemd) gedweild en de zware, ruwe kokosmatten uitgeklopt. Net na de middag kwamen de boer en boerin terug van de begrafenis en ze hadden nog wat overgebleven broodjes meegenomen voor de kinderen. Die aten ze lekker aan tafel op. Maar ze zaten ook te kruimelen… op de vloer waar ik zo druk mee was geweest. Ik vond het helemaal niet leuk en vertelde het thuis aan mijn moeder. Maar die zei nuchter: jij hebt het schoongemaakt en dan is het goed!”

Werk op het erf
De deel aanvegen en het grind aanharken was ook een taak voor het meisje. Als je werkhuizen had, zoals Dick v.d. Kolk, dan hoefde je als meid niet mee om te melken. Was je intern, dan moest dat vaak wel. Wel moesten de meiden altijd de melkbussen, zeven en emmers schoonmaken. Soms moesten ze met zand geschuurd worden totdat ze blonken. Maar meestal werd er soda gebruikt. Dit gebeurde in de schuur of voor in de stal, net waar de pomp was.

Bron(nen): 
Bron: Dick v.d. Kolk
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief Roelie Kok, Bernard Reuvekamp
sluiten

Verhaal: Meiden en knechten, grote schoonmaak en slachten

Tot het werk van de meiden behoort twee keer per jaar de grote schoonmaak. Alles in huis gaat van z’n plek en de matrassen en dekens gaan naar buiten om te luchten. Als het een dag in de zon heeft gelegen, wordt het stof er uit geklopt.

De stal schoonmaken
Zodra de koeien naar buiten zijn wordt de stal schoongemaakt. Die is in de winter flink vies geworden. De slang gaat erdoor en alles wordt schoongeboend: de muren, de deuren, de ‘bukkies’ ( waar de koeien tussen staan) en de drinkbakjes. Als alles goed schoon en weer droog is, wordt alles opnieuw gewit en geverfd. Maken de mannen en vrouwen op de boerderij samen de deel schoon, het verven en witten wordt door de vrouwen gedaan. Ook het melkrek, waar de melkbussen elke dag op gezet worden als ze schoon zijn gemaakt, wordt geverfd.
De mannen teren de bergkappen van de hooiberg en de houten planken van de schuren. Hier hoefden de vrouwen niet mee te helpen.

Slachten
Ook bij het slachten zijn de taken verdeeld: de mannen slachten de dieren en ontleden ze, de vrouwen werken met het vlees af en maken het in.
Dick v.d. Kolk Hollander herinnert zich dat ze op een dag bij één van haar werkhuizen kwam. Het was in de slachttijd. “Heb je weleens bloedworst gemaakt,” werd haar gevraagd toen ze binnenkwam. “Nee, nog nooit gemaakt, wel gegeten,” antwoordt Dick.
“Dat gaan we dan vandaag doen, als je er tenminste tegen kunt.” Het maken van bloedworst is niet moeilijk, maar het geeft een weeë lucht als je het spek, roggemeel en bloed in een grote ton met je handen goed door elkaar mengt. Dan wordt het in zakken gedaan die met een touwtje dichtgebonden worden en in de grote gietijzeren fornuispot gezet. Hier wordt de bloedworst dan in gaar gekookt. “Ik kon er gelukkig wel tegen,” zegt Dick, “maar er waren ook wel mensen die er misselijk van werden.”

Bron(nen): 
Henk en Dick v.d. Kolk
Auteur: Annet Jonker
Foto's : uit het archief fam. v.d. Kolk en fam. Kok
sluiten

Verhaal: Meiden en knechten: melken en ander werk

Wup, de boer waar Henk v.d. Kolk als kleine knecht werkt in het seizoen ‘53/’54 is een grote boer, hij heeft ruim dertig koeien, die allemaal met de hand gemolken worden. Wup heeft wel een melkpark, een met palen en prikkeldraad afgezet stuk land bij de boerderij waar normaal de koeien gemolken worden als ze in de buurt van de boerderij lopen. Maar het is zo nat geweest dit jaar, in het melkpark kun je niks beginnen, het is één en al modder.
Daarom gaan ze met paard en sleepkar naar de koeien toe. Op de sleepkar staat al het melkgerei: de grote emmers, het juk, de zeven en bussen.

Aaltekoarn
De sleepkar wordt ook gebruikt om het land te bemesten, het ‘aaltekoarn’. Er wordt dan mest van de mestvaalt op de kar geschept. Als de kar vol is rijd je naar het land. Daar til je de achterklep iets op, zodat de mest tijdens het rijden over het land langzaam onder de klep door op de grond valt.

Als boer Wup aan Henk v.d. Kolk in het voorjaar van 1954 vraagt of hij in mei blijft en wat of hij dan zou moeten verdienen, antwoordt Henk dat hij niet kan blijven. Hij moet namelijk in mei in dienst en zal uit Mastenbroek moeten vertrekken.

Banden met Mastenbroek zal hij echter altijd blijven houden: in dit seizoen heeft hij zijn latere vrouw, Dick Hollander uit Mastenbroek leren kennen, die een paar keer per week op de boerderij van Wup komt werken in het voorhuis.

Bron(nen): 
Henk en Dick v.d. Kolk
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. v.d. Weerd
sluiten

Verhaal: Zelfvoorzienend op het eigen erf

Het erf was vroeger een heel belangrijk onderdeel van het boerenbedrijf en was met veel hout beplant. Dit leverde het benodigde bouwmateriaal, het gebruikshout en de brandstof. Maar het had ook nog tot taak om zoveel mogelijk te beschermen bij stormvloeden. Ook riet werd zoveel mogelijk op eigen erf geteeld.

Verder was een belangrijk gedeelte van het erf voor bouwland of tuin bestemd, waar het benodigde voedsel en fruit verbouwd werden. Toen de aardappel kwam, ging men die op eigen erf verbouwen en dit vormde samen met de vele bonen die men zelf verbouwde een belangrijk onderdeel van het voedselpakket. Er is ook nog een tijd geweest waarin ieder bedrijf zijn eigen vlas verbouwde voor de benodigde kleding. De wol had men van de schapen en spinnen hoorde er gewoon bij. Elk bedrijf was zoveel mogelijk zelfvoorzienend.

Met gras en hooi werden de koeien, paarden en schapen gevoed. Het zaad dat in de winter uit het hooi kwam werd gezeefd, met water of karnemelk vermengd en aan de varkens gevoerd. ’s Zomers moest het vee, dat alleen voor eigen behoefte gehouden werd, zoveel mogelijk de eigen kost zoeken op het land.

De melk werd tot boter bereid in houten emmers, vaten en kuipen en vanzelfsprekend de houten karn. De boter werd in vaatjes verpakt en in de kelder, die meestal aan de noordkant van de boerderij gebouwd was, bewaard. Veel van de boter werd verkocht en per trekschuit naar de markt in Zwolle of Kampen vervoerd. Daar werd ze gekocht door opkopers die het meeste weer vervoerden naar de markt in Amsterdam. Vooral in het midden van de polder is dit lange tijd de belangrijkste bron van inkomsten geweest.

Ieder bedrijf had naast het eigen gezin veel personeel omdat alles met de hand moest worden gedaan. In de zomer werd dit vaste personeel nog aangevuld met de hannekemaaiers of pikmeiers, zoals ze in deze streek genoemd werden. Ze zwermden in Nederland overal uit om enkele weken gras te maaien bij de boeren. De twee achterste banken in de kerk van Mastenbroek herinneren er nog aan, want dit waren de pikmeiersbanken. De andere zitplaatsen in de kerk waren verhuurd.

Met hard werken en sober leven vonden de mensen hier een bestaan, ook wel eens weer afgewisseld met wat betere tijden. Veel ellende en leed hebben de bewoners meegemaakt, vooral door de stormvloeden, die telkens weer toesloegen. Het is wel gebeurd dat twee keer in één jaar alles onder water liep, dat daarbij vele mensen en dieren het leven lieten en dat soms alles door de golven werd weggeslagen.

Bron(nen): 
J. Kroes, krantenknipsel Deltapost archief Hannie Knol
Auteurs: J. Kroes/Annet Jonker
Foto: J. Kroes/Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Kerkjeugd

Als er regionale of landelijke vergaderingen of bezinningsdagen werden gehouden, ging de kerkjeugd van Mastenbroek daar ook vaak naar toe. Rond 1959 was er een vergadering ergens in het midden van het land. Hannie Knol vertelt hierover: “De meisjesvereniging zou er samen met de meisjes van Genemuiden met de bus naar toe gaan. Maar nu waren er een paar jongens uit Genemuiden die op eigen gelegenheid gingen, met een busje van pa, die aannemer was. De vergadering was overdag en na afloop van de vergadering vroegen de jongens of ze nog een paar personen in hun busje mee konden nemen, het liefst meisjes. Maar dat ging zomaar niet, dat moesten ze eerst aan de dominee vragen. Die vond dat geen goed idee en er is heel wat afgepraat, maar het gebeurde niet. Ik was een jaar of 16, 17!”

Vanaf eind jarig zestig, als de jongens- en meisjesvereniging zijn samengevoegd tot één jeugdvereniging, werden er elk jaar in december oliebollen gebakken voor de verkoop, om de verenigingskas te spekken en/of voor het goede doel. In de schuur van Van de Berg waren de hele dag mensen in de weer. De oliebollen werden bezorgd door de jongens en meisjes. “Ze gingen naar binnen, om de oliebollen te brengen en af te rekenen. De meisjes glipten iets eerder naar buiten,” zegt Hannie Knol, lachend om een verhaal dat haar zusje haar vertelde. “Het was de gewoonte om de klompen uit te doen voordat je ergens naar binnen ging. Dus dat deden de jongens, waarna de meisjes een handvol sneeuw in de klompen stopten. Daar waren de jongens natuurlijk niet blij mee…”

Na de verkoop van de oliebollen werd er met carbid en melkbussen geschoten.

De meisjes- en jongensvereniging gingen in 1963 gezamenlijk verder onder de naam Vita Nova.

Bron(nen): 
Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. Knol, V.d.Weerd en V.d. Kolk

Pagina's

Subscribe to RSS - het dagelijkse leven