Vroeger was begraven worden in de kerk, voor wie het zich permitteren kon want gratis was het meestal niet, een voorrecht. Zelfs de plaats daar had een betekenis: hoe dichter bij het altaar, hoe beter voor “later”. In het geval van familiegraven was het lichten van de steen voor een volgende begrafenis niet altijd een pretje. De uitdrukking “rijke stinkerd” vindt hier zijn oorsprong.
Verbod
Het gebruik is lang blijven bestaan. Ook in de kerk van Mastenbroek, hoewel daar nu niets meer van te zien of te merken is. Napoleon, toen ook hier aan de macht, verbood het in 1804. Maar na zijn val in 1813 keerde het gebruik terug, hoewel minder algemeen, zelf ook in Mastenbroek. In 1829 werd het gebruik van kerkgraven, ook om hygiënische redenen, door de overheid definitief weer verboden. Niet alle kerken hielden zich daaraan stipt, maar het werd wel steeds meer uitzondering.
Het Begrafenis Register van de kerk van Mastenbroek van 1778, zoals de titelpagina vermeldt, is gelukkig bewaard gebleven, compleet met plattegrond van de graven in de kerk, zoals op de foto te zien is.
Familiegraven en 'kerkgraven'
Er waren graven “van de kerk” en er waren eigen graven, die echter ook weer konden worden doorverkocht aan een andere familie. Alles werd nauwkeurig geregistreerd. Voor die eigen graven moest wel jaarlijks een bijdrage worden betaald. In het jaar 1800 was dat 6 stuiver per graf.
Het kwam voor dat één familie meerdere graven bezat. In één van die gevallen, van Willem Arents, graf nr. 50, is volgens het boek uitsluitend gebruikt voor zijn echtgenote Egbertjen (Tymons Kock) in 1798 en voor hemzelf in 1809. Het andere, naastgelegen graf nr. 36, voor meerdere familieleden tussen 1788 en 1798. Deze graven zijn waarschijnlijk nooit meer doorverkocht; het register zegt daarover niets.
Volgens het Register vond de laatste begrafenis in de kerk van Mastenbroek plaats op 30 April 1814. toen iemand met de naam Hendrik Teunis daar zijn laatste rustplaats vond.