sluiten

Verhaal: Het eerste zwembad van Mastenbroek

“Pappa, mogen we er al in?” “Nee meisje, ik ben nog lang niet klaar. En het is ook nog te koud, het moet eerst zomer worden,” antwoordt Harm Landman. Hij glimlacht als hij het teleurgestelde gezichtje van dochter ziet. Hij begrijpt het wel, het is ook warm vandaag. Maar het is nog maar eind april, echt te vroeg voor zwemmen.

Zwemmen in een schoon zwembad
Even later zwaait de modderbeugel, gevuld met modder, weer over zijn schouder en gooit hij de modder op de slootkant. Hij is bijna klaar. Hij kijkt even opzij, naar de twee palen die hij in de grond geslagen heeft. Tot zover gaat hij, dat is genoeg. Volgende week maar twee sleepkarren met schoon zand regelen en dat er in werken, dan kunnen ze van ’t zomer het water weer in, in de sloot naast hun huis. Zijn vrouw zorgt er altijd voor dat de meisjes een ‘zwempakje’ hebben: ze naait de roze onderjurkjes, die te kort geworden zijn, tussen de benen dicht en klaar is kees. Wat een plezier hebben ze zomers, als het warm is, van deze plek in de sloot. Zelf gaat hij er ook graag even in, al kun je natuurlijk niet echt zwemmen. Het is ondiep, de kinderen kunnen overal staan en je kunt net vier slagen heen en vier slagen terug zwemmen. Maar het is zo heerlijk fris na een dag hard werken!

Nat pak
De kinderen in de polder zijn gewend aan de sloten en het vele water. Ze weten precies hoe ver ze moeten springen om geen natte voeten te halen. Soms komen er weleens kinderen logeren of vriendjes of vriendinnetjes spelen. Natuurlijk is het dan leuk om slootje te springen en te weten dat het vriendje of neefje na maximaal twee keer natte voeten heeft!

De kavel waar het huis van de familie Landman op staat is smal en wordt omzoomd door sloten. De Milligersteeg loopt aan de ene kant vlak langs het huis, aan de andere kant is een sloot waar een smalle plank over ligt, zodat Harm snel bij zijn vee is dat in het land aan de andere kant van de sloot weidt. De kinderen Landman zijn ook aan de smalle plank gewend, gewoon je ene voet vóór de andere zetten en niet ernaast.

Boze tante
Ook heeft Harm Landman een wipwap gemaakt naast het huis. Hij staat vlakbij de sloot en is niet al te stevig. Als neefje Gert uit Breda met zijn ouders op bezoek komt, gaan ze natuurlijk ook op de wip en Gert wordt met een boog de sloot in gelanceerd. De meiden lachen en gillen en vrouw Landman komt snel aangelopen met de ragebol, waarmee ze Gert weer aan land trekt. Ze heeft alleen geen droge kleren voor hem, dus trekt ze hem een jurkje aan van één van de meisjes. O, wat is tante boos op ‘de meisjes Landman.’

Bron(nen): 
Willy Post - Landman, Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: archief familie Landman
sluiten

Verhaal: Zuinigheid

Over de zuinigheid van sommige boeren gaan verschillende verhalen rond.

Sinaasappels terugdoen
Zo wordt er verteld dat een boerenvrouw bij de kruidenier, die met de winkelwagen aan huis kwam, een paar sinaasappels had gekocht omdat er iemand ernstig ziek was. Toen de man de week erna weer langs kwam, wilde de vrouw de sinaasappels terugdoen, omdat degene voor wie ze het fruit gekocht had, inmiddels overleden was. De kruidenier moet gezegd hebben: ‘dan eet je ze zelf maar op!’

Te weinig paaseitjes
Een ander verhaal gaat over paaseitjes. Iemand had bij de winkelwagen een zakje met paaseitjes gekocht. De week erna kocht ze weer een zakje, maar daar was ze niet tevreden over. Ze zei tegen de kruidenier: ‘er zat nu een eitje minder in!’ De kruidenier, ook niet op zijn mondje gevallen, antwoordde: ‘O, dan heb je er de eerste keer één teveel gehad!’

Samen met één pak doen
Verder waren er twee broers die samen met één pak deden. De ene zondag trok de één het blauw gestreepte pak aan en ging naar de kerk in Mastenbroek, waar je alleen in pak kon verschijnen. De volgende zondag was de ander aan de beurt en kon dan naar de kerk.

Oud brood
Er was ook een vrouw die aan haar buurvrouw vroeg om het oude brood voor haar te bewaren voor de poes. Toen de buurvrouw later een keertje kwam buurten, zei haar buurman: ‘bewaar maar geen brood meer, ik ben de poes!’

Bron(nen): 
Bron: familie Landman, Bernard Reuvekamp
Auteur: Annet Jonker
Foto: Internet
sluiten

Verhaal: Knieperties bakken

In veel gezinnen in de polder Mastenbroek werden op Oudejaarsdag knijpertjes gebakken. Het zware, zwarte ijzer werd ingevet door het met een vork met daaromheen een flanellen lapje dat in olie gedrenkt was, over de binnenkant van de ijzers te gaan. Daarna werd er een lepel beslag op de ene kant gegoten, het ijzer dichtgeklapt en in het kachelvuur gehouden. Later werd dit ook wel boven de gasvlam van het fornuis gedaan.

Symbolen
Als het knijpertje gaar was, werd het meteen opgerold of opgevouwen. Een opgerold knijpertje betekende: het jaar is voorbij, dicht. De opgevouwen knijpertjes toonden het nieuwe jaar, dat nog open lag.

Jantina Landman heeft het knijpertjesijzer van haar moeder nog. Ze bewaard het in een oude krant met een enveloppe erbij waarop haar moeder het recept voor knijpertjes geschreven heeft.

Bron(nen): 
Bron: Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Oog voor anderen en 'onbezoldigd veldwachter'

‘Meisje, jij moet morgen een poosje naar die mensen gaan. Ze hebben zo’n groot gezin, ga jij daar nu eens even de schoenen poetsen,’ zegt Harm Landman tegen zijn één van zijn dochters. Ze zucht in stilte. Dat is al de zoveelste keer. Maar haar vader heeft wel gelijk, er is daar heel veel werk te doen.

Groot hart
Harm Landman, die als wegwerker overal in de polder komt en die iedereen kent, heeft oog voor anderen en een groot hart. Als hij ziet dat er ergens een paar handen extra welkom zijn, stuurt hij er geregeld één of een paar van zijn dochters op zaterdag naar toe.

Iedereen ingeschakeld
Zelf is hij een harde werker die, naast zijn werk als wegwerker, verschillende klussen voor de boeren doet. Iedereen wil hem wel hebben. Bij Reuvekamp heeft hij de tussensloten uitgegraven. Ook de buren helpen elkaar voort. Als er geen melkmachine is, helpt Harm geregeld. En met hooien schakelt hij ook zijn kinderen in, zij moeten het hooi harken.
Ook in en om het huis aan de Milligersteeg, dicht bij de Boxem, is er genoeg te doen. Moeder Landman heeft zo haar eigen werk: het verzorgen van de kippen, de varkens en de schapen naast de huishouding. Vier koeien, drie en een pink, heeft de familie Landman. Als de pink gekalfd had werd hij geslacht of verkocht. Het vee staat ’s winters in de steltenberg: een combinatie van een schuurtje met daarbovenop een kap waaronder het hooi lag. Door het luik in de zolder van de schuur kon het hooi zo naar beneden gewerkt worden.

Later hebben Harm en Jennigje Landman ook een paar paarden ‘voor de kleinkinderen’. “Mijn vader vond het zelf zo leuk,” glimlacht de nu volwassen docher. “Eén keer per jaar gingen ze altijd naar de Zuidlaardermarkt en ze kwamen altijd terug met een paard. Het was gewoon een leuke hobby.”

Onbezoldigd veldwachter
“Mijn vader was ook nog onbezoldigd veldwachter,” vertelt één van de dochters, “dat zeiden we altijd voor de grap. Hij hield een oogje in het zeil op het vee dat aan de Milligersteeg graasde. Dat was van boeren die niet in de polder woonden maar in Spoolde, IJsselmuiden of Schelle. Die konden zelf niet elke dag komen kijken, dus dat deed mijn vader. Soms moest de verrekijker erbij komen om het vee te tellen. Als er één miste, moest het gezocht worden. Als het zo uitkwam, deden wij als kinderen dat.”

Bron(nen): 
Willy Post - Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Uit archief familie Landman
sluiten

Verhaal: De redding van Jentje Selles

De school is uit, de kinderen komen naar buiten en knopen hun dikke jassen dicht. Het is herfst en het is koud. ‘Zullen we tikkertje doen,’ roept Annigje Kanis. Meteen zijn Arend Kanis en Henk Selles ervoor te vinden, ze moeten toch allemaal dezelfde kant op naar huis. Veel verkeer is er niet op de smalle grindweg, de kinderen zijn gewend om op straat te spelen. Meestal doen ze een soort tikkertje: de tikker moet op straat blijven staan en iedereen die langs hem heen wil tikken. Natuurlijk proberen de anderen om in de berm langs hem heen te komen. Heeft hij iemand getikt, dan is diegene de tikker. De kinderen spelen en joelen van plezier. Hier, die was bijna getikt.

Het ongeluk
Jentje Selles holt met nog twee kinderen langs de tikker. Gelukkig is zij het verst bij de tikker vandaan, zij zal er wel langs komen. Dan krijgt ze een duw: degene die het meest op straat loopt probeert niet getikt te worden en springt opzij. Jentje schiet naar rechts en glijdt met één been de Oude Wetering in. Ze probeert uit alle macht om niet verder te glijden, maar er is geen houden aan: even later ligt ze in het koude water. Door de snelle stroom drijft ze snel van de kant af. Ze kan niet zwemmen en roept radeloos om hulp. De andere kinderen staan even heel stil. Dan komt Jan Willem Witten hard aanlopen. Hij is één van de wegwerkers en dichtbij aan het werk. Hij heeft gezien dat Jentje in de Wetering terecht is gekomen. Hij heeft een lange stok bij zich, maar het lukt niet. om Jentje aan wal te trekken. Jentje voelt hoe ze langzaam naar beneden zakt, haar jas is loodzwaar, wat is ze koud…

De redding
Dan voelt ze plotseling een sterke hand, die haar weer omhoog trekt en naar de kant brengt. Het is Harm Landman, die bij haar vader op de boerderij werkt. Harm brengt haar snel naar huis, waar haar moeder haar uit de natte kleren helpt en bij de kachel zet.

Later hoort ze van de andere kinderen hoe Harm, die in de buurt aan het werk was, het hulpgeroep hoorde. Hij is met kleren en al in het water gesprongen om haar er uit te halen. “Je moet Harm iets geven omdat hij je uit het water heeft gehaald,” zeggen haar vader en moeder. Ze geeft een mooi zilveren potlood, dat Harm altijd heeft bewaard. De kinderen van Harm Landman herinneren zich goed dat ze af en toe met het potlood mochten spelen, alleen als ze ziek waren. Dan ging het glazen deurtje open waarachter het potlood lag en dan voelden ze zich heel bijzonder!

Bron(nen): 
Wiily Post - Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief familie Landman
sluiten

Verhaal: Belevenissen uit en thuis

De jongelingsvereniging van Mastenbroek vergaderde elke week op een middag. Dan had iedereen tijd, het werk op de boerderij was dan wel zover klaar en de koeien hoefden pas weer ’s avonds gemolken te worden. Ook Harm Landman gaat naar de jongelingsvereniging. Iedereen levert geld, zodat ze één keer per jaar met elkaar uit kunnen gaan. In 1932 – 1933 gaan ze naar Schiphol. Vliegtuigen kijken natuurlijk en er kan zelfs iemand een rondvlucht maken. De jongens loten er om en Harm is de gelukkige. Maar hij durft niet en geeft het lot weg! “Het was toen natuurlijk heel anders dan nu, om te vliegen,” zeggen de dames Landman, “het was toen een hele onderneming en alles was lang niet zo goed voor elkaar als nu. Hij durfde het gewoon niet aan!”

Burenplicht
Bij Reuvekamp, de buren die een eindje verderop richting Zwolle woonden, kregen ze jaar op jaar een baby. De buren kwamen dan natuurlijk ‘kroamschudd’n’ en dan werd er om de beurt gereden. Maar Johan van Dijk en Tiem Kok wisten niet meer wie er het laatst gereden had. Tiem loste het als volgt op: “ga jij dit jaar maar, dan ga ik volgend jaar wel.”

Bron(nen): 
Willy Post - Landman
Auteur: Annet Jonnker
Foto's: Uit archief familie Landman
sluiten

Verhaal: IJspret

“Pappa, het is nu morgen, gaan we nu een iglo bouwen op het ijs?” Eén van de dochters Landman staat bij haar vader en kijkt hem vragend aan. “Ja, we gaan straks naar buiten en dan gaan we bezig. Zoek maar vast je laarzen en je jas op. Misschien doen de anderen ook wel mee!” Ze is al weg. Even later horen Harm en Jennigje haar al roepen: ‘Jantiena, doe je ook mee een iglo bouwen samen met pappa?’

Iglo bouwen
Wat is het in de polder heerlijk als het winter is! De weteringen en sloten zijn stijf bevroren en overal wordt geschaatst. Harm is met zijn kinderen bezig om van grote brokken sneeuw een iglo te bouwen. Het schiet al mooi op. “Zal ik kijken of mamma al bezig is,” vraagt één van de kinderen een poos later, “De iglo is al bijna klaar!” “Doe dat maar, dat is een goed idee,” lacht haar vader. Ze is al onderweg. Want ze weet heel goed dat ze, als de iglo klaar is, in de iglo mogen. En mamma maakt dan altijd warme chocolademelk, die ze daar op mogen drinken! Gelukkig, mamma heeft de chocolademelk al klaar. “Had je er zo’n zin in? Ga maar vast naar buiten en neem de kommen even mee, dan kom ik achter je aan,” zegt Jennigje. Even later zitten de kinderen allemaal in iglo van de lekker warme chocolademelk te genieten.

Schaatsen
“Toen wij klein waren zette mijn vader ons op het aanrecht om ons de schaatsen onder te binden,” vertelt één van de ‘meisjes Landman’ verder. “Dan tilde hij ons op en zette ons zo achter het huis op de sloot neer. Hij bond ze ons één keer onder, je hoefde later niet weer te komen als het niet goed zat ofzo. Pappa ging altijd met ons schaatsen, ook wel tochten door de polder, over de Weteringen. Maar je moest wel goed kunnen schaatsen, hij had geen zin om steeds te wachten. Een buurmeisje van ons wilde ook graag mee, maar zij kon niet zo goed schaatsen. Toen we bij de brug waren zei hij: ‘als je niet mee kunt komen moet je weer naar huis!’ Maar dat zei hij ook tegen ons hoor”.

“Op zondag mocht er niet zomaar even een rondje geschaatst worden, alleen heen en terug naar de kerk. We hingen de schaatsen dan over het hek bij de kerk en trokken onze slofjes aan. Onze vader was ook erg zorgzaam. Toen we wat ouder waren, vijftien zestien jaar, ging hij met ons mee naar de ijsbaan in ’s Heerenbroek. Hij schaatste dan eerst zelf ook een poosje en dan ging hij naar zijn collega, Jan Esselink, koffiedrinken.

De ijsbaan
Jan Esselink vonden we altijd een grappige man. Hij woonde bij de ijsbaan, en als hij terugkwam van zijn werk riep hij bij de ijsbaan altijd: ‘Ho fietse, hier woont Garregie!’ Gerrigje was zijn vrouw.
Als vader Landman dan naar Jan ging, mochten de dochters een poosje alleen – en met de jongens – schaatsen. ‘Met een uurtje moet je klaar zijn’, zei hij dan. Als hij dan terugkwam zei hij altijd: kinders, wi’j goat op huus an.’ ‘Och pappa, nog even, nog één baantje’, zeiden wij dan steeds. Hij ging dan nog weer even met iemand staan praten. Totdat hij er genoeg van had en dan hij: ‘En nou zetten we er een punt achter!’ ‘En wij een uitroepteken,’ riepen we dan, lachen de dochters. “Maar hij ging wel altijd met ons mee.”
Ze herinneren zich nog dat hun ouders in 1944, toen de polder onder water stond, een keer een kachel op een slee hebben vervoerd van of naar een tante die in Grafhorst woonde.

Bron(nen): 
Willy Post - Landman en Jantina Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: internet en Annet Jonker
sluiten

Verhaal: Wegwerker Harm Landman

“Komen jullie even koffiedrinken, het is er wel weer tijd voor,” wordt er geroepen vanaf de boerderij waar Harm Landman met twee collega’s aan het werk is. “Ja, we komen er aan,” roept hij met een brede grijns. Zo gaat het vaak. Iedereen kent Harm Landman en zijn collega-wegwerkers en zij kennen ook iedereen. Ze onderhouden immers met negen man de wegen en weteringen in de polder?!

Werk in de winter
’s Winters zorgen ze dat de gaten in de grindwegen weer gevuld worden en strooien ze zout, vermengd met zand op de weg. Met z’n tweeën zittend achter op een platte kar, strooien ze dit met brede armbewegingen vanuit een zaaibak over de weg. Later gebeurt dit met een soort kipkar: de één schuift toe, de ander strooit.

Werk met het water
Ook de sluizen, die soms half in de Weteringen staan, worden door hen bediend. Soms moet er een plank bij of een plank af. Die moeten ze dan tussen de gleuf in de betonnen palen uithalen. Bij het Frankhuis zijn deuren. Als het te droog is, moeten de deuren geopend worden zodat er water de polder in kan stromen. Elke twee weken controleren ze de peilbuisjes.

Maar het meeste en vaak ook het zwaarste werk is het schouw maken. Er worden lange zeisen aan elkaar gemaakt, die heen en weer over de bodem van de Weteringen getrokken moeten worden. Ook de kanten van de Weteringen worden met zeisen gemaaid, later met machines. Maar de machines kunnen niet overal bij, de hoekjes worden nog altijd handmatig gedaan. De ‘streuge’, de pollen die aan de oever staan, moet nog steeds handmatig gemaaid worden. Dat werd later als stro gebruikt, want stro was duur. Het werk werd dus op den duur wel wat gemakkelijker, maar bleef zwaar.

En dan de modderschouw, méters schouw werden er gemaakt. De sloten moesten worden uitgediept met een modderbeugel, een lange stok met een net eraan. Dit werd door de sloot gehaald en dan werd de modder over de schouder heen op de kant gelegd. “Mijn vader was een hele sterke man, maar als hij dan ’s avonds thuis kwam, sliep hij zo,” vertelt een van de ‘meisjes Landman’. “Hij dronk altijd een beker melk of thee, soms met een schep honing er in. Hij ging naaste de kachel zitten en dan was het maar even of hij sliep!”

'Personeelsuitje''
Negen keer per jaar hadden de wegwerkers – ook wel kantonniers genoemd – een gezellige avond. Dan kwamen ze bij elkaar, de vrouwen er ook bij. Bij elke wegwerker een keer, negen keer gezelligheid. Woonde Harm in de polder, de anderen wonen in dorpen om de polder heen. Ze hebben altijd een hele goede en sterkte band met elkaar gehad. Ook na zijn pensionering heeft Harm altijd goed contact gehouden met zijn collega’s.

Bron(nen): 
Bron: Willy Post - Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit het archief van de familie Landman
sluiten

Verhaal: Taboe rond zwangerschap en geboorte

Willy Landman is bijna jarig! Ze wordt tien en ze heeft er zo’n zin in. Want als je jarig bent, mogen er ook een stuk of zes vriendinnetjes komen. De meiden zijn al zo aan het smoezen geweest, Willy mocht het niet weten. Vast over de cadeautjes die ze voor haar hebben.

Kinderfeestje
“Mamma, wanneer mogen mijn vriendinnetjes komen voor mijn verjaardag”, vraagt Willy als ze terug is uit school. “Willy, het kan dit keer niet.” Hè? Verbaasd kijkt Willy haar moeder aan. Maar haar moeder draait zich om en gaat bij het aanrecht bezig. “Maar waarom niet mam, waarom kan het dit keer niet?” “Het kan gewoon niet,” zegt haar moeder, “en nu hou je er over op.” Willy is verdrietig en teleurgesteld. Maar ze weet dat ze nu beter op kan houden met vragen. Toch kan ze het niet laten om de volgende dag nog één keer aan haar moeder te vragen waarom er geen feestje komt. “Vraag het maar aan grote Beele,” zegt haar moeder.

Grote Beele is de buurvrouw. Ze is al heel oud en heel aardig. Ze is de moeder van buurman Tiem Kok, die bij Tiem en Rika in woont. Willy gaat met haar grote zus Grietje, die al zeventien is, naar Grote Beele om te vragen waarom ze haar verjaardag niet met de vriendinnetjes mag vieren. “Och Willy,” zegt Grote Beele, “laat het maar gaan, je krijgt gauw een broertje of zusje.” Als ze terug naar huis lopen, vraagt Willy aan Grietje: ‘wist jij het?’ Maar Grietje wist het ook nog niet.

“Over dit soort dingen werd niet gepraat, net als over overlijden,” vertelt Willy Post-Landman.

Bron(nen): 
Willy Post-Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Uit het archief van de familie Post
sluiten

Verhaal: Relaties tussen knechten en meiden

Jennigje Potjes is er met haar gedachten niet bij. De hele dag loopt ze al te prakkiseren. Hoe moet dat nou straks, als de foto gemaakt wordt? Als boer en vrouw Selles maar niks in de gaten krijgen. Anders moet ze hier waarschijnlijk weg, ze weet het. Hier kan Harm niet gemist worden. Het verhaal van de knecht en de meid bij Reuvekamp staat haar nog helder voor de geest. Die kregen ook verkering en zo gauw de boer daar achter kwam, moest één van beiden weg. Bij Reuvekamp moest de meid ook weg. Ze vermoedt dat zij dan een ander dienstje moet gaan zoeken. Zoals zij het inschat hebben ze Harm hier meer nodig dan haar.

Verrassing
Dan wordt ze geroepen. Met een snelle blik kijkt ze op de klok, het is nu toch niet al tijd voor de foto? Nee, vrouw Selles is ook nog niet klaar, die wilde haar mooie jurk aan. Een moment later krijgt ze een kaart in haar handen geduwd. Ze gaat er eens even voor zitten en bekijkt hem aan de keukentafel. Van haar jongste broertje! Ze bekijkt de voorkant uitgebreid, de brug in Dedemsvaart staat er op, ze is er vlakbij geboren. Een kaart nog wel, dat is echt bijzonder. Ze zal hem goed bewaren.

‘Ik zal maar niet teveel naar Harm kijken, ik moet maar zo gewoon mogelijk doen,’ houdt ze zichzelf voor als ze naar buiten loopt om gefotografeerd te worden. Boer en vrouw Selles staan al klaar, de boer heeft een mooie hoed op. Dan ziet ze Harm en o… wat heeft hij dat goed bedacht: hij heeft het paard meegenomen en zet dat tussen hen in: de boer en zijn vrouw met Jennigje aan de éne kant van het paard, hijzelf aan de andere kant. Ziezo, hier kan niemand iets van denken!

Getrouwd
Als Jennigje en Harm getrouwd zijn, moet Jennigje inderdaad weg bij boer Selles. Omdat Harm en Jennigje nog geen huis hebben, gaat Jennigje weer thuis wonen, in Nieuwleusen. In de weekenden komt Harm. Later krijgt Jennigje een dienst bij Klaas van der Wal en na ruim een jaar, in 1934, krijgt Harm de kans om een dijkhuisje te kopen aan de Milligersteeg, vlakbij de Boxem. Blijven de eerste vijf jaar de kinderen nog uit, later krijgen Harm en Jennigje zeven kinderen. Telkens als er een kind bij komt, moet er ook een kamertje bijkomen.

Bron(nen): 
Bron: Willy Post-Landman
Auteur: Annet Jonker
Foto's: Uit archief familie Post

Pagina's

Subscribe to RSS - het dagelijkse leven