sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 6

Deel 6

Kerkelijke cultuur

De kerkelijke cultuur was behoudend en werd op een bepaald moment zelfs nog veel behoudender. Ontwikkelingen werden argwanend gevolgd. Zo moest er de nodige tegenstand worden overwonnen, voordat er een orgel in de kerk kwam.

In de kerk in Mastenbroek is in 1886 op 24 februari voor de eerste maal een avonddienst gehouden bij petrolie verlichting. Nu ontbrak nog een orgel. Meester Annouw leidde tot hiertoe de kerkzang en sloeg elke regel aan. Toen kwam dominee Kornelis van der Werfhorst, op de kansel. Die was een voorstander van een orgel. Maar nu moest veel tegenstand overwonnen worden. De meeste leden der kerkenraad waren oude mannen, welke steeds werden herbenoemd. Een werd gewipt, die had op zaterdag een koe gesmokkeld en zondagmorgen gezouten en toen aan het nachtmaal deelgenomen. Dat was lang niet, ‘geeft des Keizers wat des Keizers is’. In de notabelenbank zaten veelal jongere mannen. Bij de benoeming zocht men de gemeente af naar personen welke maar zelden in de kerk verschenen om trouwer opkomst te bevorderen.
Maar nu naar het orgel terug, sommigen vonden het niet gepast de stichtelijke kerkzang door muziek te verhogen, anderen meenden dat al was er nu geen veepest, toch de kerk deze uitgave niet gedoogde. Dominee zeide ‘kerk en armen mochten elkaar bijstaan’. Uiteindelijk werd besloten een orgel aan te schaffen. Maar nu, hoe groot en hoe duur? Dominee zeide: ‘voor harmonie is de kerk veel te groot’. Toen zeide een oude boer: ‘o nee nee, dominee gien herremonika in de kerk loaten speulen’. Na veel gescharrel werd een orgel aangeschaft. En de nu reeds lang overleden meester Annouw werd ontslagen als voorzanger.

Einde.

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.
sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 5

Deel 5

Dominees

Volgens Jan Hoekman was er in de jaren zeventig een overvloed aan dominees. Hoewel de afgelegen polders helemaal niet zulke aantrekkelijke kerkelijke gemeentes waren, kan hij zich een periode herinneren dat er maar liefst twaalf afgestudeerde theologen een proefpreek kwamen houden in Mastenbroek. Als in een soort talentenjacht preekten de jonge theologen naar beste kunnen, in de hoop er te worden beroepen.
Maar voor de gelukkige winnaar van de ‘prekenwedstrijd’ viel het wonen in de polder vaak helemaal niet mee. Ze waren niet gewend in dergelijke afgelegen gebieden te wonen. Vooral de wintermaanden zorgden voor eenzame periodes. De gemeenteleden probeerden dan ook goed voor hun dominee en zijn vrouw ‘de juffrouw’ te zorgen, zodat ze het er een beetje konden uithouden.

In de herfst werd de jonge juffrouw door enkele boerinnen bijgestaan bij de inmaak van bonen, kool enzovoort. De dominee moest ook een koe slachten, want wie zou hem in de winter vlees bezorgen? Zo kochten bijvoorbeeld vier boeren een vette koe op zijn orders. Samen met hun vrouwen gingen ze dan naar de dominee om te slachten. De koe van de dominee viel altijd mee, veel vet en zwaar gewicht. De mannen moesten slachten, afhakken, zouten enzovoort. De vrouwen zorgden voor de worstmakerij. Zo had men daar minstens twee dagen pret, dit bracht dominee en gemeenteleden nader tot elkaar. Zij brachten veel bezoeken en de omgang werd zeer hartelijk.

Doordat niet iedere dominee goed aarde in de afgelegen polder, vertrokken enkelen ook weer erg snel zodra elders een gemeente vacant was. Zo waren er jonge ongehuwde dominees die wel een relatie hadden, maar wier verloofde niet wilde wonen op een plek met zoveel water en zulke slechte wegen. Ook gebeurde het wel dat de dominees die al wel waren getrouwd, alsnog vaak alleen in de polder zaten. Als bijvoorbeeld hun echtgenote zwanger was, verbleef zij weken bij haar ouders in afwachting van de bevalling.

Wordt vervolgd!

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.
sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 4

Deel 4

Klokkenluiden

In het laatste schooljaar mocht Jan Hoekman de schoolmeester vaak vervangen bij het klokkenluiden. Meester was namelijk tevens klokkenluider, maar als om negen uur ’s ochtends een overlijden bekendgemaakt moest worden via het klokkenluiden, kon hij niet in de toren klimmen om te ‘kleepen’. Dit was dan de taak van Jan Hoekman.

In het midden van de beide klokken hing een zware kogel aan een snoer. Als nu een man overleden was, dan sloeg men driemaal vlug achter elkaar de bal tegen de klok, met kleine tussenruimte weer driemaal, weer kleine ruimte en dan voor de derde maal. Dus driemaal drie voor een man, driemaal twee voor een vrouw en tweemaal twee voor een kind. Dan stond onder in de toren bij het touw van iedere klok een man. Na het kleepen riep ik naar beneden, ‘nu maar’. En dan begonnen die twee mannen te luiden.

Werd iemand begraven was het kleepen evenzo. Maar dan waren er vier luiders en die waren ook wel nodig, het was zwaar werk. Toen ik 16 of 17 jaar was moest ik ook mee toen een kind uit de buurt werd begraven. Bij aankomst bleek het graf te klein, dat moest de grafdelver vergroten en wij moesten steeds doorluiden. Wij stonden in ons hemd en onderbroek en waren nog nat van het zweet.

Wordt vervolgd!

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.
sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 3

Deel 3

Stoomgemaal

De wegen verbeterden pas aanzienlijk in de jaren ’80. Dit kwam door de bouw van een tweede stoomgemaal. Het eerste stoomgemaal was al in 1858 geplaatst, maar dit had niet voldoende capaciteit om de hele polder in de winter droog te houden.

In 1872 brak er iets aan het stoomgemaal en duurde het lang voor dit hersteld was. Het gevolg was dat dit jaar alle lage landen om de Mastenbroeker kerk, het Aandrik, Drie bruggen, Papenkop enzovoort in mei nog blank stonden en het bijna juni was voor het vee in de weide kon.

Toen zag men meer en meer in dat een tweede stoomgemaal gebouwd moest worden. Voor de bouw van dit tweede stoomgemaal moest meer tegenstand overwonnen worden. Boeren die grond hadden in hoger gelegen delen van de polder voelden er weinig voor, omdat het bouwen van een tweede gemaal met verhoging van polderlasten gepaard zou gaan. De voorstanders voerden aan dat men dan steeds boven water zou blijven, de bemesting meer nut zou hebben en men kreeg geen hooi in het water enzovoort. De tegenstanders moesten het afleggen en in 1880 werd het tweede gemaal gebouwd. Daarna bleef de polder ook in de winter boven water.

Toen gingen stemmen op om de wegen te verharden. Vele der oudere boeren waren daar tegen. De polderlasten waren door het plaatsen van die twee stoomgemalen reeds zo verhoogd dat het niet geraden was nu de wegen te verharden. Maar na lang wikken en wegen werd toch tot verharde wegen besloten, en niemand zou nu de oude toestand terug wensen.

Wordt vervolgd!

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.
sluiten

Verhaal: School Kamperzeedijk

Vroege (christelijke) scholen voor de bevolking van de Mastenbroeker polder.

In andere verhalen op deze website wordt terecht, en met gerechte trots, melding gemaakt van de christelijke school (sinds 1923) als opvolger van de openbare school die in 1850 zo’n veertig leerlingen had.

Maar dat wil niet zeggen dat kinderen uit voorliggende periodes geen (christelijk) onderwijs kregen. Dat was er wel degelijk, hoewel wellicht niet voor iedereen.
Voordat in 1801 een nationale schoolwet ging gelden werd het onderwijs lokaal geregeld door de kerken, op basis van de schoolorde van 1666. Maar zelfs daarvoor waren er al kerkelijke scholen in ’s Heerenbroek, verzorgd door het Kerspel Zwolle en Mastenbroek. Want het is bekend dat in de periode 1661 tot 1664 de kerkenraad van Mastenbroek problemen had met de herberg houdende schoolmeesters aldaar.
In 1796 werd eveneens een kerkelijke school gesticht in Genne-Overwater en in 1820 zelfs nog een in Robolligehoek. De school in de buurt van de kerk werd meestal ‘bemeesterd’ door de koster/voorzanger/voorlezer.

Voor 1704 was er ook al een school aan de Kamperzeedijk, gezamenlijk gesticht en betaald door de kerkenraden van Mastenbroek en IJsselmuiden.
De ‘meesters’ voor die school werden benoemd door beide kerkenraden afzonderlijk. Kandidaten moesten niet alleen zelf kunnen lezen, schrijven en rekenen, maar ook Bijbelverhalen kennen en kunnen vertellen en goed psalmen kunnen zingen.
Er mag dus van worden uitgegaan dat een dergelijke school als een christelijke school mag worden gekwalificeerd.

De school stond aan de Zeedijk, ongeveer tegenover waar nu nog steeds de boerderij Maaterve ligt.
Er is nog een oude landkaart – waarschijnlijk een replica van de kaart van Hottinger uit 1783 – waarop de locatie van die school staat aangegeven. En een andere (kadastrale) kaart, afkomstig uit de oudheidskamer van Genemuiden, waarop die locatie nader wordt gepreciseerd.

In 1795 kwamen er problemen. Omdat beide kerkenraden afzonderlijk moesten beslissen over de aanstelling van een nieuwe ‘meester’ en bovendien ook nog een groepje ‘recalcitrante’ bewoners zich ermee bemoeide.

De kerkenraad van Mastenbroek stelde destijds als nieuwe meester de zoon van hun koster voor. De kerkenraad stemde in, hoewel niet unaniem.
De kerkenraad van IJsselmuiden vond het allemaal wel goed en stemde wel unaniem voor, maar kende de man eigenlijk niet.
Enkele bewoners van de Zeedijk (en wellicht ook uit het zo genoemde kerkelijk district in de noord westelijke hoek van de polder) waren het met dit besluit helemaal niet eens. Ten eerste omdat zij meenden dat de kandidaat niet geschikt was – hij zou zelf nauwelijks kunnen lezen en schrijven en niet kunnen (psalm) zingen – maar verder ook omdat zij claimden dat zij als onafhankelijken het recht hadden mee te mogen beslissen.
Overigens ressorteerden de bewoners van de Zeedijk, tot aan de Veneriete, ook in die tijd al onder de kerk van IJsselmuiden en niet onder die van Mastenbroek.

Zij wendden zich via de drost van IJsselmuiden, de toen voorlopige provinciale bestuurder, tot de Provinciale Staten van Overijssel met het verzoek de benoeming te willen tegenhouden.
Het hele proces, dat onder meer tot gevolg had dat een half jaar lang er helemaal geen school was, duurde heel lang. Hoe het precies is afgelopen is (mij) niet bekend maar uiteindelijk besliste de drost – die het met dit probleem best moeilijk gehad zal hebben – wel dat de kerkenraden van Mastenbroek en IJsselmuiden niet afzonderlijk maar in een gezamenlijke vergadering tot een benoeming moesten komen. Daarbij de figuur en de kwaliteiten van de betreffende kandidaat in het midden latend.

Het proces verbaal van het hele gebeuren is gelukkig bewaard gebleven. Zoals uit bijgaande foto’s blijkt waren er nogal wat mensen, waaronder ook die zelf kennelijk de schrijfkunst niet machtig waren en wellicht die school dus zelf nooit bezochten, die het protest steunden. De pretentie dat zij ‘zig alteid de vrijheid hebben aangematigt zig te bemoeien in het verkiezen van een schoolmeester aan de Zeedijk’ is daarbij opmerkelijk.
Arent van Spiker, de eerste ondertekenaar, toen zelf wonend (op het spijker) aan de Zeedijk, later diaken, respectievelijk ouderling van de kerk van IJsselmuiden, was een directe voorvader van mij. Later werd zijn naam officieel Van ’t Spijker.

Auteur: Frits van ’t Spijker.

Bron(nen): 
Historisch Centrum Overijssel
Historisch Centrum Genemuiden
Het boek Omarmd door IJssel en Zwartewater/ IJsselakademie
Familiearchief Van ’t Spijker
sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 2

Deel 2

Met paarden ploeteren over baggerwegen

De wegen waren in die periode nog erg slecht. Rondom de polder waren grindwegen, maar voordat de boeren die konden bereiken, moest eerst een eind worden geploeterd over ‘baggerwegen’, zoals Jan Hoekman ze noemde. De wegen in de polder kwamen pas in het voorjaar weer boven water en moesten dan worden verhoogd om boven de waterspiegel te blijven.

Nu waren deze wegen in de zomer soms heel mooi. Maar met een weinig regen had men al kuilen en soms gaten zo diep dat men niet wist hoe met een vracht hooi het was te berijden. Ik haalde eens met mijn stiefvader een klein vrachtje hooi uit de Rietsteeg in Mastenbroek. Bij de zogenaamde Papekop zakten de wielen door de weg, tot de assen toe. De twee paarden konden die er niet uithalen zonder afladen, hoewel de vracht geen 500 kilo was. Ik schrijf dit als bewijs hoe toen de wegen waren. Van half oktober tot half maart waren zij helemaal niet te berijden. Tenzij met vorst over de bevroren kluiten. Gedurende de winter waren alle lage landen onder water en ook lage delen der wegen, zodat alle vervoer met bok, schuit of trekschuit plaats had. Soms moesten de kinderen met de schuit naar school gebracht worden en afgehaald. Zondags ging men winter en zomer met de schuit naar de kerk. Dan moest er een paard voor, dat heb ik menigmaal bereden. Ook wel dat einden van 20 meter onder water stonden. Dit was wel te doen, omdat de wegen recht waren. Maar omdat niets te zien was, zonk men soms in diepe kuilen wat voor het paard gevaarlijk was. Zulke plaatsen moesten in stap bereden worden.
Naar de markt maakte men van de trekschuit gebruik. Begon het te vriezen dan moest men wachten tot het ijs houden kon. Dat was een grote ontspanning: schaatsen rijden, vooral voor de jeugd, maar men zag soms ook wel oude mensen zwieren.

Wordt vervolgd!

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.
sluiten

Verhaal: Hoe het stil werd in de polder deel 1

Deel 1

Werkzaamheden in de winter rond 1870

In de winter was het rustig op de boerderij. Niet alleen hoefde het land niet te worden bewerkt, wegen en land lagen nu ook vaak onder water, waardoor de boerderij te voet of met paard en wagen onbereikbaar was geworden. De boerenfamilies in de polders Mastenbroek en Kampereiland beleefden dan geïsoleerde periodes. Deze periodes werden onderbroken als koning winter langs kwam, waarbij al schaatsend hun wereld plotseling veel groter werd.
Het winterseizoen op de terp werd nuttig besteed aan onderhoud van de onderkomens en het maken van gereedschappen en andere benodigdheden. Als het donker werd, zat het gezin bij de tafel of de vuurplaat en verrichtte handwerk. Midden op de tafel stond een blikken lampje met katoen en patentolie. Wie er dichtbij zat, kon net genoeg zien om het gaatje in de kous te stoppen. Lezen was ’s avonds dus niet mogelijk.
De vrouwen waren in de weer met het maken en herstellen van kleding en de mannen maakten bijvoorbeeld visnetten, schoenen, laarzen, kerkstoven en mesheften.

Overdag waren ze, behalve met de dagelijkse zaken zoals het verzorgen van het vee, bezig met hout. Bomen werden omgehakt en daarvan werd van alles gemaakt. Boeren die iets minder handig waren, of een klein gezin hadden, huurden ook wel voor een paar dagen een timmerman in.

Men hakte in de hagen een boom om en zaagde en kloofde deze naar gelang men er van maken wou. Hetzij disselboom, een span, evenaar en knuppels, kruiwagen en zeisenbomen, harkebalken enzovoort. Harkestelen waren in het wilgenhout wel te vinden.

Een es werd na het omhakken eerst in de sloot gelegd en pas na een jaar gebruikt. De bast liet dan mooi los. Hier werden vooral ‘bruggebomen’ van gemaakt. Het wilgenhout werd elke vier jaar gehakt. De zwaarste staken gebruikte men bijvoorbeeld voor de koestal. De iets minder dikke takken genaamd vlekenstaken en de dunnere takjes, het vlekenhout, werden verwerkt tot ‘vleken’. De rest van het wilgenhout werd gebruikt als brandhout.

Van de vlekenstaken zette men er elf op een rij, vlocht het vlekenhout erdoor en omheen tot manshoogte, en men had een ‘vleken’. Drie van zulke vlekens en zes bruggebomen, vormden samen een brug, belegd met strooiing deed deze dienst voor alle vervoer van hooi, mest en vee.
Verder plaatste men enige vlekenstaken in een cirkel dicht bij de weide in de hagen en vlocht deze dicht met vlekenhout. Enige staken werden schuin omhoog gezet tot spits en dan belegd met riet wat de sloot wel gaf. Het benedenste deel aan de buitenzijde werd bestreken met koemest en men had een mooi tochtvrij huisje voor de landvarkens. Bedenk eens, alles voor niets! Nu is voor elke stuk land waar het nodig is een vaste brug, en een mooi door de timmerman gemaakt landhuisje voor de varkens, maar dat kost heel wat geld, wat toen bij velen niet was.

Een ander klusje dat werd gedaan, was het maken van touw en zwavelstokjes van hennep.

Hennep groeide aan de noordkant van het huis. Hennep was een plant van meer dan manshoogte, geleek veel op brandnetels. De juiste bereiding weet ik niet meer, ik was nog maar een kind. Als de hennep rijp was sneed of plukte men ze en legde ze in de sloot, naar ik meen om te ‘reuten’, daarna drogen. Dan viel het houterige deel weg en bleven de vezels over, die werden dan gehekeld, dat wil zeggen door een rij tanden getrokken en de hennep was klaar. De touwslager maakte daar voor de boer alle maar benodigde touw van. Een betere soort dan nu veel in de handel is. Van die gebroken stengels heb ik veel aan reepjes helpen snijden en aan bosjes binden. De puntjes doopten we in zwavel. Zo hadden we de beste zwavelstokjes, zoals toen de bedelaars aanboden. Lucifers bestonden niet, wel waskaarsjes maar die waren te duur.

Wordt vervolgd!

Bron(nen): 
Dit is een gedeelte uit het boek 'Hoe het stil werd in de polder'
Baukelien Koopmans-van der Werff schrijft hier over het leven van haar betovergrootvader Jan Hoekman (1859-1949).
In de cursief aangegeven alinea's is Jan Hoekman zelf aan het woord, omdat hij deze tekst naliet in de achttien vol gepende schriften die hij naliet aan zijn nageslacht.
sluiten

Verhaal: De school, schoolreisjes

Voor kinderen én ouders
Rond 1926 werd er een schoolreisje georganiseerd samen met de scholen van Zalk en Mastenbroek. De kinderen gingen, samen met hun ouders en meester C. Ravenhorst naar het Openluchtmuseum in Arnhem. Meester Ravenhorst had de algehele leiding en het was een hele klus om alles goed te laten reilen en zeilen. Toen ze na een heerlijke dag weer aankwamen op station Mastenbroek, verzocht meester Ravenhorst groot en klein om zich netjes op te stellen voor het stationsgebouw en uit dankbaarheid ´voor den goeden afloop´ Psalm 68 vers 10 te zingen.

Naar de dierentuin
In 1939 staken hoofdmeester C. ter Veen en ds. Cuperus de hoofden bij elkaar. Het was al geruime tijd prachtig weer en er werd besloten om met de kinderen, de leden van het schoolbestuur, enkele ouders, de dominee en de bovenmeester naar Burgers Dierenpark bij Arnhem te gaan. Omdat het prachtig weer was op de dag van de reis, kregen de meisjes de opdracht om een hoed op te doen om een zonnesteek te voorkomen. De bussen vertrokken richting Arnhem met ds. Cuperus in de auto, als een soort bezemwagen, er achteraan.

De tas kwijt
In 1948 gaat Johanna van der Vegte voor de eerste keer met het schoolreisje meegaat. Ze heeft er heel veel zin in, een tas mee met eten en drinken en wat lekkers. Als ze weer op weg zijn naar huis, is Johanna haar tas ineens kwijt. Ze schrikt en raakt in paniek. Haar moeder heeft deze tas speciaal voor het schoolreisje gemaakt van een oud tafelzeiltje. Er is zo vlak na de oorlog immers weinig geld en materiaal voorhanden?! Hoe kan ze thuiskomen zonder tas?! Johanna zoekt en zoekt, maar ze vindt de tas niet. Achter in de bus hebben de grote jongens veel plezier…. Als ze bij school komen is de tas plotseling weer terug. Maar Johanna wil de volgende keer beslist niet weer mee op schoolreisje, hoe haar ouders ook praten.

Naar Ouwehands Dierenpark Rhenen

Rond 1950 vertrekt een bus vol kinderen, en ouders en begeleiders richting Rhenen om een dagje naar de dierentuin te gaan. De foto van de kinderen is zoek, de foto van de ouders is er nog wel.

Bron(nen): 
Bronnen: krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol, Hannie Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit archief fam. Knol, van krantenknipsel Deltapost
sluiten

Verhaal: De school, voortbestaan

Was er in 1923 een leerlingenaantal van 40 nodig om de school te mogen starten, het voortbestaan van de school heeft vaker aan een zijden draadje gehangen. Het leerlingenaantal was soms laag, soms hoog. In 1985 wordt de lagere school, net als alle andere scholen, basisschool.

Samenwerking
Midden jaren negentig telt de school 48 leerlingen, en dat is te weinig om als school zelfstandig te blijven functioneren. Als gevolg van de schaalvergrotingsoperatie in het onderwijsbestel ligt dit aantal ver onder de opheffingsnorm van 69 leerlingen. Vandaar dat het bestuur zoekt naar samenwerking met andere scholen in de omgeving. Al enkele jaren is er overleg met de school in Hasselt en al spoedig is er een intentieverklaring waarin wordt uitgesproken dat men samen wil werken. Een stuurgroep wordt in het leven geroepen die de samenwerking verder gaat voorbereiden en uitwerken, met advies van het administratiekantoor DCO in Zwolle.
Na enkele andere bijeenkomsten is wordt de handtekening gezet door vier voorzitters van evenzoveel scholen om samen te gaan werken. De Prins Willem Alexanderschool, De Driemaster, Het Anker en Mastenbroek gaan per 1 oktober 1997 samenwerken. In het jubileumboekje, uitgegeven in 1998, schrijft de heer J. Pas, Directeur, dat het leerlingenaantal weer gegroeid is naar ‘momenteel 64 leerlingen. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst”. Hij verwacht dat er over een jaar of twee ongeveer 75 kinderen op de school zullen zitten.

Anno 2013 heeft CBS ‘de Driemaster’ in Mastenbroek 33 leerlingen.

Bron(nen): 
Bron: krantenartikel uit Jubileumkrant 75 jaar school in Mastenbroek, website de Driemaster
Auteur: Annet Jonker
Foto: van internet
sluiten

Verhaal: De school, jubilea

60-jarig bestaan
Op dinsdag 18 januari 1983 werd aandacht besteed aan het 60 jarig bestaan van deze Christelijke lagere school, er werd een herdenkingsdienst gehouden in de Hervormde kerk en na afloop was er in het ontmoetingscentrum ‘Het Trefpunt’ een feestelijke receptie met gelegenheid om toespraken te houden.

Feestavond
Naast deze herdenkingsdienst werd op 18 februari een grote feestavond gehouden in de sporthal te Hasselt. Voor deze feestavond werden alle 637 nog in leven zijnde oud-leerlingen en hun echtgenoten uitgenodigd. Deze feestavond werd helemaal door de oud-leerlingen zelf verzorgd, ze voerden onder meer toneelstukjes op uit de afgelopen 60 jaar waarbij telkens een periode van 10 jaar op de planken werd uitgebeeld. Zelfs de groep die in 1923 voor het eerst naar de Christelijke school ging was nog in leven en ook zij hebben deze avond hun steentje bijgedragen.

75-jarig bestaan
In april 1998 bestaat de school 75 jaar, en dit wordt gevierd. Op 22 april wordt er een herdenkingsdienst gehouden. Voor de kinderen is er op 24 april feest en een reünie wordt op zaterdag 25 april georganiseerd. Ruim 500 oud-leerlingen en - leerkrachten geven gehoor aan de uitnodiging de reünie bij te wonen. Omdat de respons veel groter was dan verwacht, werd er op het schoolplein een tent geplaatst, waar men de bezoekers kon ontvangen. De leeftijd van de reünisten varieerde van 16 tot 83 jaar.
In het schoolgebouw was één van de lokalen voor zover mogelijk nostalgisch ingericht met een echte meesters-lessenaar en een authentieke schoolbank. En er hingen maar liefst 25 authentieke wandkaarten, deels uit het archief van de school, deels in bruikleen van de oudheidkamer van Genemuiden.

Er werd een jubileumkrant uitgegeven ter eer van het 75-jarig bestaan en voor de kinderen was er een feest met een goochelaar en werden er allerlei spelletjes gedaan. Ze werden die dag met een versierde wagen van huis gehaald en naar school gebracht.
De feestelijkheden werden een dag lager afgerond met een reünie van alle oud-leerlingen van de school in Mastenbroek

Jubileum Juf van Assen
Toen juf Wil van Assen 25 jaar lesgaf op de school in Mastenbroek, was het groot feest. Op de bewuste dag werd ze vanuit Emmeloord, waar ze woonde, opgehaald door Gerrit Pelleboer in zijn Amerikaanse oldtimer. Toen ze bijna bij de Oude Wetering aangekomen waren, werd de mooie witte auto begeleid door twee versierde boerenwagens, waar de kinderen van de basisschool op zaten. Het werd een echte optocht!
Toen juf van Assen bij school aankwam, werd ze verwelkomd door de kinderen, die voor haar zongen. In het feestprogramma was ook een plaatsje ingeruimd voor goochelaar Duitman. Juf van Assen werd deze dag begeleid door twee leerlingen, Evelien v.d. Brink en Hennie Meuleman.

Bron(nen): 
Bron: krantenknipsel Deltapost uit archief fam. Knol
Auteur: Annet Jonker
Foto's: uit krantenknipsel, uit archief fam. v.d. Kolk

Pagina's

Subscribe to RSS - school